JavaScript is required for this website to work.
post

Forum

Begrotingstekorten en transfers: twee vliegen in één klap?

Hoe kan je de transfers van Vlaanderen naar Wallonië doen stoppen? Door in héél het land een werkzaamheidsgraad van 80% te bereiken. Moet kunnen.

Rudy Aernoudt is professor economie aan UGent en auteur.

9/11/2023Leestijd 3 minuten

foto © Unsplash

Hoe kan je de transfers van Vlaanderen naar Wallonië doen stoppen? Door in héél het land een werkzaamheidsgraad van 80% te bereiken. Moet kunnen.

Het Monitoringcomité BOSA raamt het Belgisch federaal begrotingstekort in 2024 op 18,5 miljard of 3,1% van de het Bruto Binnenlands Product. Het beveelt aan om minstens 815 miljoen te besparen. De transfers van Vlaanderen naar Wallonië worden geschat op 5 à 6 miljard euro per jaar. Als wij nu eens beide problemen samen aanpakken en gewoon wegwerken door die andere doelstelling te bereiken: een participatiegraad van 80%. Twee vliegen in één klap?

De participatiegraad – het aantal mensen tussen de 18 en 65 jaar dat deelneemt aan de arbeidsmarkt – moet volgens het regeringsplan naar 80% tegen 2030. Rekening houdend dat 2024 een verkiezingsjaar is en 2025 een jaar waar hopeloos zal gezocht worden naar een werkbare meerderheid, zoals dat heet,  blijven er nog vijf nuttige jaren over.

Evenwicht

Vandaag (cijfers tweede kwartaal 2023) zitten we op een participatiegraad van 71,4%. Om de doelstelling te bereiken moeten 581.000 Belgen aan het werk die nu werkzoekend, niet-werkzoekend of langdurig ziek zijn. Daardoor zouden zij niet langer ten laste zijn van de overheid via onder andere de werkloosheidsvergoedingen maar juist via sociale bijdragen van de werkgever en de werknemer, plus de personenbelasting bijdragen aan de begroting.

De gemiddelde kost van een werkloze wordt geschat op 13.000 euro per jaar en de gederfde opbrengst op 27.000 euro. Het statuut van werkloze inruilen voor het statuut van werkende levert dus 40.000 euro per persoon op aan de overheid. Als we in de drie gewesten aan een participatiegraad van 80% zouden komen, zou dat een begrotingsimpact van 23 miljard (40.000 x 580.000) betekenen en is de begroting in evenwicht. Dat is gigantisch, vooral voor een bevolking gekenmerkt door een omgekeerde leeftijdspiramide. De vraag is, kan dat wel in een Belgische context?

Realistisch?

In vergelijking met andere Europese landen blijft de participatie in België erg laag. Het aandeel personen dat deelneemt aan de arbeidsmarkt ligt nog steeds 4 procentpunt lager dan in de EU, en 14 procentpunt lager dan in Nederland. De verwachte duur van het beroepsleven is met 34,5 jaar bij de laagste van Europa. Heel wat Europese landen bereikten al de 80% doelstelling zoals Duitsland, Nederland, Hongarije, Estland, Malta en Zweden… Victorie kraaien omdat wij in België aan 71,4 % zijn geraakt, en dan nog vooral dankzij de Vlamingen, is dan ook totaal ongepast.

[su_quote]in Nederland krijg je maximaal 24 maanden werkloosheidsvergoeding.[/su_quote]

Wat hebben al die landen gemeen? Ten eerste: scherpe controles op niet-werkwilligen, in schril contrast met het laks beleid van bijvoorbeeld de Forem in het Waals Gewest. Ten tweede, een beperking van de werkloosheidsvergoeding° in de tijd. In Nederland bijvoorbeeld is de maximale duur 24 maanden, maar die krijg je alleen als je 24 jaar hebt gewerkt (één maand per gewerkt jaar). In Duitsland is dat 12 maanden, met maximum 24 voor oudere mensen. In Estland zeven maanden en in Malta zes maanden. Wat een contrast met een oneindige duur in België.

Ten derde de betaling gebeurt door een publieke dienst. Het ‘Gentse systeem’, zoals het in de internationale literatuur wordt genoemd, waarbij de syndicaten de werkloosheidsuitkeringen betalen, is hoogst uitzonderlijk (enkel België en Scandinavische landen kennen het) en leidt in die landen tot een ongeziene syndicalisatiegraad. Ten vierde, lage fiscale lasten, vooral voor de lagere lonen. Het enige wat ontbreekt om het doel te behalen in een land waar er meer [vacatures zijn dan werklozen, is politieke moed om deze vier socio-economische wanreglementeringen aan te pakken.

Regionale en provinciale verschillen

Die vier te nemen maatregelen zouden een impact hebben op alle regio’s. De impact zou natuurlijk het grootst zijn in gewesten en provincies waar de participatiegraad het laagst is.

In Vlaanderen is die vandaag 76,6% en is het einddoel van 80% in zicht. In Wallonië en Brussel bedraagt hij respectievelijk 64,3% en 65,5%. Om in de drie gewesten aan de 80% te komen, dienen bijkomend 115.000 inactieve Vlamingen de weg naar de arbeidsmarkt vinden, 130.000 Brusselaars en 335.000 Walen.

Op het niveau van de provincies is Oost-Vlaanderen de énige provincie die de 80% heeft bereikt, gevolgd door West-Vlaanderen (78%), Limburg, Antwerpen, Waals-Brabant, Vlaams-Brabant en Luxemburg. Hekkensluiters zijn Namen, Brussel, Luik en Henegouwen (61%). Met andere woorden, terwijl 4 op 5 Oost-Vlamingen tussen 18 en 65 jaar werken, is dat amper het geval voor 3 op 5 inwoners van Henegouwen.

Het einde van de transfers

Naast het begrotingsevenwicht zou het behalen van die doelstelling ook inhouden dat de transfers van Vlaanderen naar Wallonië opdrogen. Want als we die eens nader bekijken, stellen we vast dat 90% te maken heeft met lagere bijdragen van de Walen en Brusselaars in de inkomstenbelasting en hoger sociale en werkloosheidsuitkeringen.

De auteurs van het boek ‘Bodemloos’ spreken terecht over het niet-activerend arbeidsmarktbeleid. En eigenlijk reiken ze op die manier de oplossing aan. Walen en Brusselaars aan het werk zou de sociale uitgaven doen dalen en de inkomstenbelasting doen stijgen. Voeg daar de snellere veroudering van de Vlaamse bevolking aan toe, en de transfers nemen een einde.

Socio-economisch beleid, niet communautair beleid, kan een einde maken aan de transfers. Misschien is dat eenvoudiger dan de splitsing van het land; er is niet eens een twee derde meerderheid voor nodig. Alle Vlaamse partijen moeten hier aan hetzelfde zeel trekken en deze hervormingen eisen vooraleer ze in een federale regering stappen.

 

Rudy Aernoudt is professor economie aan UGent en auteur.

Meer van externe auteurs
Commentaren en reacties