JavaScript is required for this website to work.
post

Finland opnieuw gelukkigste land, maar kunnen landen en individuen gelukkig worden?

Kunnen mensen gelukkig worden? (2)

Jan Van Peteghem14/5/2022Leestijd 7 minuten
Alweer is Finland als gelukkigste land uit de bus gekomen. Hoe wordt zoiets
gemeten? En hoe gaat dat bij individuen?

Alweer is Finland als gelukkigste land uit de bus gekomen. Hoe wordt zoiets gemeten? En hoe gaat dat bij individuen?

foto © Flickr / Ninara

Kunnen landen en individuen gelukkig worden? Sociaaleconomische organisaties en psychologen hebben methoden ontwikkeld om dit te meten.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Eerder al signaleerden we dat Finland voor de vijfde keer op rij door het World Happiness Report officieel werd uitgeroepen tot het gelukkigste land ter wereld. Maar wat wil dat zeggen? In het vorige artikel in dit minireeksje over het menselijke geluk gooiden we het over de filosofische boeg. Veel komt daar niet uit. Maar wat bedoelt het World Happiness Forum wanneer die instantie Finland bestempelt tot het gelukkigste land ter wereld? En hoe zit dit met individuen?

‘Met geluk is het net als met gezondheid:
Als je er niets van merkt, betekent dit dat het er is.’
Ivan Toergenjev (1818-1883)
Russisch schrijver en dichter

Kwantificering van geluksgevoel

Iedereen is het erover eens dat het bruto nationaal product weinig verband heeft met sociale vooruitgang, laat staan met een nationaal geluksgevoel — wat dat laatste dan ook moge zijn. In de praktijk zullen socio-economen, behalve financiële meetschalen als het bnp, dan ook gebruik maken van bijkomende nationale parameters om het geluksgevoel enigszins te kwantificeren. In 2011 werden hiervoor twee modellen ontwikkeld. Het eerste is het European Statistical System (beter bekend onder de afkorting Eurostat). Het tweede is de benadering van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die een wereldwijd toepasbare meeteenheid voorhoudt. Deze laatste schaal heet de Better Life Index.

Wie alles wil weten over de wijze waarop geluk wordt gemeten (maar het nooit heeft durven vragen) kan zijn gading vinden in de lezenswaardige maar niet in het Nederlands beschikbare Guidelines on Measuring Subjective Well-being. Deze richtlijnen zijn uitgegeven ter gelegenheid van de eerste Internationale Dag van het Geluk in 2013. Het document geeft een consistent raamwerk dat de ambitie heeft in te schatten hoe staatsburgers zich voelen.

Beide modellen baseren zich op een reeks parameters, die grotendeels van sociaaleconomische en juridische aard zijn. Zo zal men nagaan (en daarop dan een cijfer kleven) in welke mate het inkomen en de huisvesting voldoende hoogstaand zijn. Zelfs de ecologie krijgt een vermelding: de OESO heeft het dan over environmental quality, de Europese Unie over het natural and living environment. Natuurlijk spelen ook de kwaliteit van de gezondheidszorg en van het sociale-zekerheidstelsel mee, alsmede de mate waarin de mensenrechten gerespecteerd worden.

Geluksmetingen

Niet dat beide internationale instanties een monopolie hebben. Er bestaat momenteel een lawine aan macroscopische meetmethodieken voor het geluk, dan wel welbevinden, dan wel de algemene tevredenheid van staatsburgers. In totaal ken ik elf van zulke methodieken, en hebben de Verenigde Naties er onder meer een vier. Maar ook sommige universiteiten hebben hun eigen scoringssysteem.

Keuze te over, dus. En om de hoop nog te vergroten heeft Bhutan, een verloren gelopen koninkrijkje ergens in de Himalaya, ook eigen pogingen gedaan om een bruto nationaal geluks-product te definiëren. Het land heeft behoorlijk wat middelen gestoken in de ontwikkeling daarvan. Twee Canadese wetenschappers hebben daar zes jaren aan gelaboreerd, en wat zij bekokstoofden is daarna overgenomen door sommige andere landen. Maar helaas heeft dit niet tot gevolg gehad dat de levensstandaard in Bhutan daardoor ineens doorheen het plafond is geschoten. Het is nog steeds een van de armere landen op de wereldbol en staat pas 84ste in de World Index of Happiness. Maar het is alvast een verdienstelijke poging geweest.

En het land heeft, samen met Irak (ook niet direct een wereldkampioen waar het geluksgevoel van de straat te rapen valt) de Verenigde Naties ertoe gebracht een Internationale Dag van het Geluk af te kondigen. Deze dag werd vastgelegd op 20 maart omdat dan de dag en de nacht even lang duren.

De klassieke vraagstelling in dit verband luidt doorgaans als volgt: bestaat er een verband tussen het geluksgevoel van de onderdanen van een land en het gemiddelde inkomen? Duidelijk gesteld: zijn rijkere landen gelukkiger dan hun armere soortgenoten? Ingenieur zijnde laten we best de cijfers hierover even spreken (zie onderstaande figuur).

Gemiddeld geluksgevoel in diverse landen gerelateerd aan gemiddeld inkomensniveau

Ter verklaring van de meeteenheden die voor deze curve: het ramen van het landelijk geluk gebeurde op basis van de meetschaal van de Better Life Index van de OESO die we hierboven kort hebben aangehaald. De rangschikking van de landen volgens de verticale (y-)as is afkomstig van de resultaten van de peiling die in 2015 gebeurde.

Voor het kwantificeren van de rijkdom van elk land werd het begrip KKP gehanteerd, hetgeen de afkorting is voor ‘koopkrachtpariteit’. We gaan niet in op de precieze berekeningswijze van deze meetparameter. Het betreft een omrekening die vertrekt van het gemiddelde inkomen van de ingezetenen van een bepaald land en die toelaat om de koopkracht van verschillende landen onderling te kunnen vergelijken.

Deze figuur bevestigt wat de volksmond al eeuwen zegt: ‘Rijkdom maakt niet gelukkig.’ Tenminste, zolang het inkomen niet onder een bepaalde grens valt. Vanaf een bepaalde drempel, pakweg 3000 KKP, valt er geen noemenswaardige stijging van het welbevinden meer waar te nemen. Zo beschikken Luxemburgers over dubbel zoveel koopkracht als Belgen, maar staan zij daarom niet noemenswaardig gelukkiger in het leven.

Geen verschil in geluksniveau tussen rijke en arme landen

Maar zit je in de lagere regionen van rijkdom, dan neemt de Better Life Index pijlsnel af. Je kan het ook minder zwart zien, en de zaak vanuit de andere hoek bekijken. Want wanneer landen uit deze laatste categorie erin zouden slagen om de koopkracht van hun burgers significant op te vijzelen, zal het geluksgevoel bijzonder snel toenemen.

Dit alles klopt met wat de professor in economie Richard Easterlin (°1926) al rond het midden van vorige eeuw constateerde. Zijn eerste ‘wet’ luidde dat de verschillen op het vlak van het geluk tussen rijke en arme landen praktisch onbestaande zijn. Maar wel op voorwaarde dat die arme landen aan de basisbehoeften voldoen. Zijn tweede ‘wet’ luidde dat een algemene toename van het inkomen geen invloed lijkt te hebben op het geluk van een populatie.

 

Definitie van geluk:
‘Vind iets dat belangrijker is dan je zelf bent en wijd er je leven aan.’
Daniel Denett (1942-heden)
Amerikaans theoreticus over kunstmatige intelligentie

Kunnen individuen gelukkig worden?

Wanneer psychologen het hebben over menselijk geluk, maken zij traditioneel een onderscheid tussen emotioneel welbevinden (in de literatuur emotional well-being genoemd) en levensvoldoening (in de literatuur life evaluation genoemd). Dit zijn twee begrippen die op het eerste gezicht dicht bij elkaar liggen, maar academici zien een duidelijk verschil. In de eerste plaats omdat je beide op een totaal andere manier meet. Emotional well-being refereert aan de gevoelsmatige kwaliteit van de alledaagse ervaringen van een individu. Zoals het vóórkomen en de intensiteit van gevoelens van vreugde, stress, droefheid, woede en affectie die maken dat iemand zijn of haar leven als prettig, of integendeel, als minder aangenaam ervaart.

Het emotionele welbevinden is de som van alle kleine genoegdoeningen die een mens ondervindt bij het doorbrengen van zijn dag. Het verwijst naar een continue stroom van gevoelens die al dan niet heftig kunnen schommelen rond een evenwichtspunt. Wetenschappers nemen aan dat dit het begrip is dat wat Jan Modaal impliciet beschouwt als ‘gelukkig zijn’ het beste dekt.

Geluksgevoel gebaseerd op levensvoldoening achteraf

Life evaluation daarentegen heeft meer te maken met de overwegingen die mensen zich maken wanneer zij vanop enige afstand gaan nadenken over hun levensloop, en op deze wijze een balans opmaken over de positie waarin zij zich nu bevinden. Het is het geluk van het terugblikkende ik. Levensvoldoening is dus het gevolg van een cognitief beoordelingsproces dat in de eerste plaats te maken heeft met maatschappelijk aanzien en het gevoel de eigen doelstellingen bereikt te hebben.

Tevredenheid hierover is niet voor iedereen weggelegd, en mensen praten daar liever niet over. Frederik Anseel van de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Universiteit Gent, zei dan ook eens: ‘Indien je iemand maar blijft vragen of hij echt gelukkig is, zal hij uiteindelijk in tranen uitbarsten.’

Onderzoekers zijn het er grosso modo over eens dat wanneer je een individu zijn of haar mate van geluk in het leven laat scoren (de courante praktijk is dat dit gebeurt op een schaal van 10) dat je dan hun levensvoldoening meet. Daarvan zijn hun financieel welvaren of hun aantal kinderen een belangrijke component. Maar niet hun geluksgevoel: daarvoor moet je peilen naar de dagelijkse triviale ervaringen die genoegen en voldoening geven. En dat roept om uitgebreidere vragenlijsten die peilen naar subjectieve indrukken over de dagelijkse kanten van het bestaan.

Geen eenduidige meting

Maar allicht is geluk precies dit en niets anders. Dat impliceert dat het ‘echte’ geluksgevoel minder eenduidig te meten valt. Daar heb je een uitgebreide vragenlijst voor nodig, en een beslagen onderzoeker om de resultaten hiervan te duiden.
De meeste studies over geluksgevoel maken evenwel onvoldoende onderscheid tussen emotioneel welbevinden en levensvoldoening. Omdat dit laatste eenvoudiger te meten is (door bijvoorbeeld de subjecten zichzelf een score te laten geven tussen 0 en 10), handelen de meeste gelukstudies over levensvoldoening. Zij handelen minder over het emotionele welbevinden (hetgeen we dus min of meer gelijkstellen aan geluk).

Bovendien zullen in al die cijfertjes ook wel godsdienstige, historische en culturele factoren een verschil uitmaken. Een voorbeeld. Uit onderzoek blijkt dat extraversie een invloed heeft op het geluksgevoel. Dit verband werd door psychologen geconstateerd op individueel vlak, maar het zou wel eens mede een verklaring kunnen zijn voor de grote verschillen die de wereld laat optekenen inzake gelukscores.

Merk in World Happiness Report het verschil op tussen de westelijke geïndustrialiseerde wereld enerzijds, en anderzijds een verafgelegen land dat een vergelijkbaar niveau van welvaart heeft bereikt, zoals Japan. Vergelijkend onderzoek heeft laten zien dat oosterlingen (Japanners, Chinezen) een stuk introverter zijn dan, bijvoorbeeld, Engelsen. Dat laat blijkbaar zijn gevolgen na op de nationale geluksgevoelens.

Persoonlijkheid

Nu zijn we naadloos overgegaan van macroscopische gegevens naar ’s mensen persoonlijkheid. Hierboven stipten we aan dat er nogal wat vragenlijsten werden ontwikkeld die pretenderen de mate in te schatten waarin mensen gelukkig zijn. Laten we ervan uitgaan dat die benaderingen effectief meten wat ze pretenderen te meten. De vraag is dan: wat komt er zoal uit dergelijke bevragingen? Een aantal belangwekkende conclusies, welzeker. Het gaat dan in hoofdzaak over correlaties: pogingen om vast te leggen welke gegevenheden leiden naar een hogere levenstevredenheid. We vatten, in het volgende en laatste artikel in dit minireeksje, deze correlaties kort samen.

Hierboven maakten we duidelijk dat psychologen traditioneel een onderscheid maken tussen het emotionele welbevinden en de levensvoldoening. We maakten in de tekst duidelijk dat Emotional Well-being eerder refereert aan wat de volksmond intuïtief gelijkstelt aan levensgeluk. We maakten ook duidelijk dat Life evaluation meer te maken heeft het geluk van de terugblikkende persoon op diens leven. Deze tweede parameter is dus het gevolg van een cognitief beoordelingsproces.

Omdat met de 0- tot 10-schaal de opgegeven score voor levensvoldoening het makkelijkst te meten is, gaan de meeste studies juist daarover. Dit, terwijl het emotionele welbevinden — en minder die levensvoldoening — het meest met geluk in verband gebracht wordt. Desondanks zien we belangrijke correlaties in populaties die hoogstwaarschijnlijk een zicht geven op de genese van ‘echte’ geluksgevoelens in een mensenleven. We zullen ze in het derde en laatste artikel uit onze minireeks kort oplijsten.

Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Commentaren en reacties