JavaScript is required for this website to work.

De andere kant van vrijheid

Mathieu Cockhuyt22/4/2021Leestijd 4 minuten
TitelVrijheid
SubtitelEen woelige geschiedenis
AuteurAnnelien De Dijn
UitgeverAlfabet uitgevers
ISBN9789021340098
Onze beoordeling
Aantal bladzijden464
Prijs€ 29.99
Koop dit boek

In coronatijden is ‘vrijheid’ een beladen, maar veelbesproken begrip. Fundamentele vrijheden en grondrechten worden door een minister aan banden gelegd zonder dat er een volksopstand uitbreekt.

In Vrijheid: een woelige geschiedenis biedt historica Annelien de Dijn een caleidoscopische kijk op het concept ‘vrijheid’. Het idee voor het boek ontstond tijdens de jaren van Obama. De historica begreep niet waarom Amerikanen in de naam van ‘vrijheid’ zo tegen Obamacare waren. Het vuistdikke boek is de vrucht van twaalf jaar pennenarbeid en overspant een periode van 2500 jaar. Het is een reis die begint bij de Grieken en Romeinen, met een tussenstop bij Plato en Cicero, om vervolgens de moderniteit onder de loep te nemen en te eindigen bij de eenentwintigste eeuw. Haar eigen visie onthult ze pas in het nawoord. Maar ik kan nu al verklappen dat de ‘vijanden van de democratie’ het pleit, voorlopig, hebben gewonnen. De Engelstalige versie verscheen vorige zomer en deze lente kunnen we genieten van de Nederlandstalige versie.

De antieken

Onze huidige liberale invulling van vrijheid blijkt een brutale breuk met de opvattingen over vrijheid die veel ouder zijn. Volgens De Dijn was vrijheid eeuwenlang niet gelijk aan een bescherming tegen de staat, maar als controle door het volk op de wijze waarop het wordt geregeerd. ‘Vrijheid ontstond als antoniem van slavernij.’ Voor de antieken betekende vrijheid simpelweg deelname aan bestuur. Dit Grieks-Romeinse ideaalbeeld van ‘politieke vrijheid’ was een voorbode van de Amerikaanse en Franse revoluties: ‘no taxation without representation’.

Modernen

De contrarevolutionairen hielden er dan weer een persoonlijke invulling van burgerlijke vrijheid op na. Deze beweging had een grote invloed op het opkomende liberalisme in de negentiende eeuw.  Zij grepen het Europese revolutiejaar 1848 aan om aan te tonen dat revolutionaire pogingen om mensen te democratiseren altijd het tegenovergestelde bereikten. Niet controle op de regering, maar stuwdammen tegen de regering vrijwaren onze vrijheid.

In dezelfde periode ging de Tocqueville naar Amerika om te kijken hoe de jonge democratie het er vanaf bracht. Zijn ontdekkingen pende hij neer in het standaardwerk: Over de democratie in Amerika. Daarin waarschuwde hij voor de tirannie van de meerderheid en de gevaren van een ochlocratie. De enige oplossingen waren voor hem de scheiding der machten — bij uitstek de rechterlijke macht — en de Verlichtingswaarden. Hieruit groeide het besef dat democratie en vrijheid niet hetzelfde zijn, maar elkaar ook niet hoeven uit te sluiten.

Liberalen zoals J.S. Mill beargumenteerden dat machtsmisbruik van de meerderheid evengoed machtsmisbruik is en dat een inperking van de macht altijd noodzakelijk is. ‘Het maakt niet of een individu of een samenleving de meester is.’

Socialisme

Het oprukkende marxisme-leninisme en de Oktoberrevolutie in 1917 droegen bij aan het gedachtegoed dat staatsbemoeienis leidt tot ‘slavernij waarbij de vruchten van arbeid worden overgedragen aan de regering.’ Maar telkens er een crisis of depressie toesloeg kregen de radicalen en socialisten, die een viscerale afkeer koester(d)en voor de minimale staat, opnieuw de wind in de zeilen.

Ook Amerika sloeg die richting in met presidenten als Wilson en Roosevelt. Gebukt onder de angst voor het Rode Gevaar in de nasleep van Wereldoorlog II trad een ‘Koude-Oorlogsliberalisme’ op de voorgrond. Vanuit de Oostenrijkse laissez-faire school waarschuwde F.A. von Hayek  voor de Sovjetstaat als onvermijdelijke uitkomst van staatsinterventie.

Daarop verder bouwend schreef de Britse filosoof Isaiah Berlin over de spanning tussen positieve en negatieve vrijheid, begrippen die zijn ontleend aan een essay uit 1958. Positieve vrijheid is de vrijheid om als volk mede te bepalen hoe en door wie je bestuurd wordt. Negatieve vrijheid is de vrijheid om zonder overheidsbemoeienis te doen wat je wilt. Maar Berlin erkende wel de nood aan een bepaalde mate van vrijheidsbeperking om de kwaliteit van het leven te behouden. Volgens hem is een bepaalde mate van overheidsinterventie een ‘noodzakelijk kwaad’, waarvoor we altijd waakzaam moeten zijn.

Liberale democratie

Waar onze voorouders vrijheid dus gelijkstelden aan zelfbestuur, kwam voornamelijk in de negentiende en twintigste eeuw dit democratisch concept onder vuur te liggen. Vooral in de nasleep van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog won het antidemocratische en liberale concept veld. Dit vrijheidsconcept vertrekt niet vanuit politieke, maar vanuit burgerlijke vrijheid, waarbij niet volksbestuur, maar individuele rechten centraal staan.

Het kantelpunt van het ene vrijheidsconcept naar het andere is niet voor één gat te vangen. Het is een nooit ophoudende slingerbeweging, die sterk afhangt van de sociaaleconomische context op dat moment. De radicalen en progressieven leken even het pleidooi te winnen, maar in de context van de Koude Oorlog werd uit angst voor het communisme en collectivisme, negatieve vrijheid weer de enige invulling die we tot op vandaag hanteren. ‘Vrijheid is vandaag de dag een stormram tegen democratie, en niet een ideaal dat de controle van het volk over de regering wil uitbreiden,’ stelt De Dijn.

De liberaal  Raymond Aron kwam met een aanvaardbaar compromis: ‘liberalisme is een manier om te bepalen wat de grenzen van de staatsmacht zijn en democratie is een manier om te bepalen hoe de uitvoerders van de macht worden aangesteld.’ Zo wisten de stichters van onze moderne liberale democratie al dat vrijheid en democratie niet op gespannen voet leven, maar inherent met elkaar verstrengeld zijn.

Ideeëngeschiedenis

Vrijheid is een kolossale ideeëngeschiedenis die verfrissend aanvoelt in een tijd van detailstudies. De Dijn is een observator, een waarneemster, een raconteur die, doorspekt met anekdotes, kristalhelder neerschrijft hoe onze houding tegenover vrijheid de afgelopen eeuwen wijzigde.

Door het grote aantal denkers en schrijvers die de revue passeren loop je soms verloren. Toch loont het zeker en vast de moeite om dit boek, in deze tijden waarin democratie en vrijheid een nieuw spanningsveld betreden, ter hand te nemen. ‘In vrijwel elk Amerikaans politiek kamp heeft het idee dat we vrijheid gelijk moeten stellen aan persoonlijke zekerheid en individuele rechten de overhand. Maar misschien is het goed om onszelf eraan te herinneren dat het verhaal van de vrijheid ook een andere kant heeft,’ besluit De Dijn.

Mathieu Cockhuyt staat op de 12de plaats op de Oost-Vlaamse N-VA-Kamerlijst. Hij is parlementair medewerker van Kamerlid Valerie Van Peel (N-VA) en voorzitter van Jong N-VA Gent. Mathieu studeerde sociale wetenschappen (HoGent), criminologie (UGent) en bestuurskunde (UGent).

Commentaren en reacties