Onlangs vierde Karinthië het eeuwfeest van het plebisciet uit 1920. In dat jaar stemden de etnisch Duitse en etnisch Sloveense inwoners van zuidelijk Karinthië voor aansluiting bij Oostenrijk. Het had maar weinig gescheeld of het landsdeel zou bij het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen (de SHS-staat) gevoegd zijn. Maar helaas zou de aansluiting bij Oostenrijk de inwoners geen vrede brengen. De twee etnische groepen bestreden elkaar, tot etnische zuivering aan toe. Pas in 2011 kwam er pacificatie. Strijd voor…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Onlangs vierde Karinthië het eeuwfeest van het plebisciet uit 1920. In dat jaar stemden de etnisch Duitse en etnisch Sloveense inwoners van zuidelijk Karinthië voor aansluiting bij Oostenrijk. Het had maar weinig gescheeld of het landsdeel zou bij het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen (de SHS-staat) gevoegd zijn. Maar helaas zou de aansluiting bij Oostenrijk de inwoners geen vrede brengen. De twee etnische groepen bestreden elkaar, tot etnische zuivering aan toe. Pas in 2011 kwam er pacificatie.
Strijd voor een ongedeeld Karinthië
In 1918 was Oostenrijk-Hongarije uiteengevallen en moest de landkaart van Europa opnieuw getekend worden. De nieuwgevormde staten Duits-Oostenrijk en de Zuid-Slavische SHS-staat maakten allebei aanspraak op het zuidelijke, tweetalige deel van Karinthië. In november 1918 besloot het provisorische Karinthische landsbestuur geheel Karinthië bij Duits-Oostenrijk te voegen, waarop de SHS-staat reageerde door Zuid-Karinthië te veroveren, inclusief gebieden die overwegend Duitstalig waren. Als antwoord op deze invasie greep de lokale bevolking, van beide volksgroepen, naar de wapenen. In een verbeten gewapende verdedigingsstrijd — de Abwehrkampf — zou ze met wisselend succes belangrijke plaatsen en valleien op de SHS-staat heroveren. Wenen leverde officieus wapens en manschappen.
In januari 1919 brachten de geallieerden een wapenstilstand tot stand en bepaalden ze de nieuwe zuidgrens met de SHS-staat. Hierbij behield men grotendeels de oude Karawankengrens omdat men rekening wilde houden met de vurige wens van de Abwehrkampf om de Karinthische eenheid te behouden. Ontstemd annexeerde hierop de SHS-staat de Karinthische hoofdstad Klagenfurt en het omliggende land. Een bloedige verdedigingsstrijd vlamde weer op, totdat de geallieerden de annexatie veroordeelden. Niettemin zouden de Zuid-Karinthiërs voorlopig onder controle van de SHS-staat staan en afgesloten blijven van de buitenwereld.
Via propaganda maande de SHS-staat de moedeloze burgers in hun lot te berusten. Oostenrijkse propaganda meldde hun echter dat zij, conform het vredesverdrag van St. Germain (september 1919), bij plebisciet mochten kiezen tussen aansluiting bij de SHS-staat of bij Oostenrijk.
Dat plebisciet vond plaats op 10 oktober 1920 en resulteerde in 59,04% stemmen voor Oostenrijk, hoewel het gebied voor ongeveer 70% uit Slovenen bestond. Het bleek dat maar liefst 40% van de Karinthische Slovenen voor Oostenrijk gekozen had — mede vanwege toegezegde minderheidsrechten en economische steun.
Ongedeeld maar diep verdeeld
Echter, in het komende decennium zou het verenigd Karinthië steeds meer als exclusief Duitse verdienste worden voorgesteld. In de jaren dertig zou Karinthië, als voorhoede van het Deutschtum in Zuidoost-Europa, bekend staan als Oostenrijks meest nationaalsocialistische deelstaat. En na hun verijdelde nationaalsocialistische Juliputsch (1934) kwamen, vanuit de rest van Oostenrijk, gevluchte nazi’s de Karinthische gelederen rijkelijk versterken. Gaandeweg werden de ongeassimileerde Slovenen aan de hand van een populaire sociaal-darwinistische theorie als raciaal minderwaardig bestempeld. Direct na de Anschluss in 1938 werden de toegezegde minderheidsrechten afgeschaft en werden onder het adagium ‘Der Kärntner spricht Deutsch!’ Sloveens verboden en werden Sloveense namen verduitst. Sloveense intellectuelen en Slovenen die in 1920 voor de SHS-staat gestemd hadden, werden vervolgd.
Reichsführer-SS Heinrich Himmler wilde het gehele Karinthische Slavendom uitroeien, en dus zette het Reich in 1942 de deportaties in. Mede dankzij de inzet van gewillige burgerinformanten konden er binnen enkele dagen meer dan 1000 Slovenen vanuit hun boerderijen en huizen naar concentratiekampen in Duitsland gedeporteerd worden. Hier en daar — ook vanuit nazi-gelederen — klonk voorzichtig protest.
Als reactie sloten veel etnische Slovenen, onder wie overgelopen Wehrmachtsoldaten, en een tweetalige militie uit de Abwehrkampf zich aan bij de Joegoslavische partizanen om tegen de nazi’s te vechten. Grepen de Karinthische nazi’s militaire nederlagen in de Balkan nog aan om de verdrijving van de eigen Slaven op te voeren, in 1944 eisten nederlagen elders in Europa alle geld en middelen op, en dus werd het deportatiebeleid afgeblazen. In totaal kostten de uitroeiingspogingen aan ongeveer 700 Karinthische Slovenen het leven.
Trauma
Nadat het Duitse Rijk verslagen was, drong Joegoslavië het gebied weer binnen. Nu konden Karinthische Slovenen onder Tito’s partizanen gericht wraak nemen op hun Duitstalige landgenoten: ongeveer 130 werden er vermoord. Tot dagen na de Duitse capitulatie van 8 mei 1945 werden zij naar Joegoslavië gedeporteerd en geëxecuteerd.
De partizanen trokken zich terug en onder de Britse bezetting keerden de ballingen terug. Velen kregen hun onteigende bezittingen en levenswerk niet terug, en Slovenen kregen tevens te maken met een kille ontvangst. Formeel was de vrede een feit, maar de moegestreden Zuid-Karinthiërs bleven diep getraumatiseerd. Nog tot 1949 zouden de Slovenen met Joegoslavische partijkaders besprekingen voeren over eventuele annexatie, wat weer tot groot wantrouwen leidde.
De plaatsnaambordenstrijd
In 1955 zouden de minderheidsrechten hersteld worden krachtens Staatsverdragsartikel 7. Dit was echter zó algemeen opgesteld dat Karinthische politici de naleving ervan telkens konden dwarsbomen. De hele strijd zou zich de komende decennia vernauwen tot al dan niet plaatsing van tweetalige plaatsnaambordjes.
In 1970 kwam er, op aandringen van het uit de protestgeneratie voortgekomen Slowenische Jugendverband van voorman Marjan Sturm, een ‘plaatsnaambordenwet’. De linkse landsregering zou die uiteindelijk in 1972 kortstondig naleven door de bordjes te plaatsen zonder de burgemeesters hierover te verwittigen. De nationalistische Kärntner Heimatdienst van voorman Josef Feldner protesteerde fel. Vanuit de burgerij brak een ware volksopstand uit: woedende burgers wisten alle tweetalige bordjes te verwijderen, en gouverneur Sima trad af.
Pacificatie
Het getouwtrek om de bordjes zou tot 2011 voortduren. Tot gedeeltelijke vrede kwam het in 2005, nadat de Oostenrijkse bondskanselier Schüssel jarenlang had bemiddeld tussen volksleiders als Sturm en Feldner, en lokale politici als gouverneur Jörg Haider. Ofschoon de bemiddeling in het besluit tot plaatsing van 164 bordjes en, tot ieders verbazing, in verzoening en een vriendschapsband tussen Feldner en Sturm had geresulteerd, slaagde Haider er de komende jaren in uit alle macht volledige plaatsing te frustreren. In 2011, na persoonlijke inzet van Oostenrijks staatssecretaris Ostermayer, zou gouverneur Dörfler — Haiders opvolger en geestverwant — zich tot de geest van 2005 bekennen en overgaan tot plaatsing van alle bordjes. De pacificatie was compleet toen de Slovenen in hetzelfde jaar artikel 7 hadden laten aanpassen.
100 jaar na het plebisciet is het aantal Sloveenstaligen teruggelopen van 100.000 naar 10.000 zielen. Maar ofschoon Slovenen hun taal zichtbaarder hadden gehad, raakt aan beide kanten de herinnering aan de strijd van hun ouders vergeten.