JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

11 julirede op de Groeningekouter te Kortrijk, op vrijdag 10 juli 2015

Actualiteit van de Vlaamse Romantiek

Jean-Pierre Rondas11/7/2015Leestijd 6 minuten

Geloof me vrij: dit wordt een nieuw Egmontconflict

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

 

 

Geachte aanwezigen,
Beste vrienden
Mijnheer de Minister-President, meneer de burgemeester en schepenen, en allen die verkozen zijn door de mensen die hier wonen, Vlamingen genaamd.

Dames en heren, voor mijn beroep was ik vaak in Kortrijk. Ik kwam geregeld naar de Kortrijkse campus, bezocht er boekhandels en cafés om met mensen te praten. En toch, u zal het misschien niet geloven, heb ik nooit tevoren dit monument gezien.
Ik vind het mooi. De Maagd van Vlaanderen als compromis tussen katholieken en vrijzinnigen. Sommigen zeggen dat wat ze daarboven draagt een steekwapen is, ofwel een goedendag, maar dat is fout. ’t Schijnt een ploegijzer te zijn. Zwaarden tot ploegscharen, zo luidde de pacifistische slogan. Ik zag een spotprent uit 1913 waarop de Leeuw aan haar zijde zijn poot opheft en plast op de fanfares die onder haar passeren. Want in die tijd kwamen er aparte Groeningebedevaarten van de katholieken, de liberalen, en de socialisten. En ze bestreden elkaar. Allemaal om ter Vlaamst, elk op hun manier.

Romantiek

Romantische monumenten, ik vind ze fascinerend.
Vandaag zegt men dat de Vlaamse Beweging romantisch is, en dat de Vlaamsgezinde politieke partijen realistisch zijn en realpolitik bedrijven. Wel, dat is dan een mooie taakverdeling tussen mij en de geachte spreker van straks. Onderschatten we de romantische Vlaamse Beweging niet! Het zijn haar eisen van taalbehoud en cultuurautonomie die na slechts 150 jaar België werden ingewilligd! Het is dank zij haar dat men nu van een Vlaamse Natie kan spreken, officieel zelfs in regeringsdocumenten!

De hele tijd door heeft die Vlaamse Beweging daarnaast gefungeerd als een burgerbeweging, met een haast vanzelfsprekende republikeinse reflex. De democratische republiek Vlaanderen is iets wat dag in dag uit geleefd wordt als een evidente ambiënte. Het dagdagelijkse plebisciet, weet u wel.
Zo’n republiek-die-er-geen-mag-zijn heeft zo zijn bezinningsmomenten die teruggrijpen naar het begin van die beweging, dat wil zeggen naar de romantische fase ervan. De Groeningekouter getuigt daarvan. Dan komt de Beweging opnieuw aan het woord, tussen twee van die almaar zeldzamer wordende verkiezingen door, om de realpolitici te herinneren aan wat ooit de bedoeling was.

Wat zal zo’n beweger dan zeggen, met zijn invitatie tot spreken in de hand?
Zal hij zeggen: “Dames en Heren, we zijn er. Meer moest dat niet zijn. Vlaanderen heeft alles bereikt wat het wou. Jullie mogen nu allemaal naar huis gaan. Wat nu is, is the end of history“?

Neen, zo’n spreker komt om de aandacht te vestigen op het werk dat nog te wachten staat. Hij komt met een wenslijstje en met een werklijstje. En dat lijstje wordt nog altijd geleverd door die romantici van de romantische Vlaamse Beweging.
Bestuurlijke scheiding, zei de romanticus Pol de Mont.
Zelfbestuur, eisten de romantische Fronters.
Zelfbeschikking, wilden de romantische Aktivisten.

Sterft, gij oude vormen en gedachten

En dus ontvouwen we vandaag dezelfde redeneringen als honderd jaar geleden.

Wij willen onze broeders in het zuiden van deze staat niet chicaneren.
We willen hen niet overheersen, we willen hen niet uitbuiten.
We willen hen niet met de kleine lettertjes van het Belgische staatscontract om de tuin leiden.

Wij van onze kant willen ook niet dat zij dit met ons zouden doen.
Want om hen de lust te ontnemen dat te doen hebben we volksvertegenwoordigers gekozen die nu slimme coalities hebben gesloten op stedelijk, gewestelijk, gemeenschappelijk en federaal niveau om ons te regeren.
Maar ook om de uitwassen en scheeftrekkingen van het systeem tegen te gaan. Een taak die ze nu hebben opgeschort, en ik denk dat dit geen goede strategie is.

Want ondertussen zijn er toch te veel van de oude structuren overgebleven die ons beletten ons pad te volgen.
Laten we komaf maken met die oude vormen en gedachten die ons allemaal, ons en hen hinderen. Dat wou Jules Destrée in zijn brief aan de Koning van 1912 ook al.

Waar bevindt zich de democratie?

Wij hebben een plan.
Maak het klaar, maak het helder.
Voorzie de levenslijnen van alle mensen die hier wonen.
En zeg er nog duidelijker bij waar dat ‘hier’ zich bevindt.
Het land moet klaar zijn en helder, open en eerlijk.

En neen, er is geen plaats voor de hele wereld in dit land. Nergens is dat zo.
Wel is er plaats voor meningsverschil, maar niet voor uitsluiting van de andersdenkende.
De weldenkendheid die slechts gewoon is aan discussies in eigen kring beantwoordt niet aan de vereisten van de democratie.
Ook de strijd voor rood, voor groen, voor blauw, voor geel of oranje is een strijd die zich afspeelt in de Vlaamse arena. Hun strijdperk bevindt zich hier en niet in de Ardennen of de Borinage zoals sommigen nog lijken te denken.

Wij hebben genoeg van het valse spel dat voorwendt voor ons politiek te bedrijven, dat zich door ons laat verkiezen en dat nadien voor andermans rekening rijdt.
Wij hebben genoeg van het behoud van de staat omwille van de staat en niet omwille van het volk dat hen naar Brussel stuurt.
Wij hebben genoeg van het verdoezelen van de Vlaamse, Brusselse en Waalse realiteiten door de statistieken in één Belgische pot te gooien waarmee geen enkele kok nog iets kan aanvangen.

Wij hebben vooral genoeg van het behoud van een structuur die het Waalse land en de Brusselse agglomeratie in armoede blijft dompelen,
die hen geen hoop op beterschap biedt
maar die hen aanmoedigt de hand op te blijven houden
in de hoop dat wij vergeten om hoeveel fondsen het wel gaat die we jaarlijks wegschenken,
terwijl we in plaats van erkenning er eerst ontkenning en dan hoon voor in de plaats krijgen.

Wij maken van dit land de arena.

Een relatieve arena

Wij weten ook wel wat wederzijdse afhankelijkheid van buurlanden betekent.
Maar wij weten ook heel goed wat zelfbeschikking kan betekenen.
Wij kennen zowel de realiteit als de relativiteit van dit alles.
Van autonomie, van onafhankelijkheid, van zelfbestuur, van zelfbeschikking, van soevereiniteit.

De relativiteit van autonomie: niets is waarlijk autonoom, alles is interdependentie. Maar wat staatsautonomie betreft, geldt dit natuurlijk ook voor Luxemburg. Zo’n relatieve autonomie interesseert Vlaanderen wel…

De relativiteit van onafhankelijkheid: niets of niemand, geen land is waarlijk onafhankelijk. Mensen zijn afhankelijk en juist daarom vormen ze gemeenschappen. Maar dat geldt ook voor Monaco, Andorra, Liechtenstein en San Marino, die alle samen in de provincie West-Vlaanderen kunnen. Vlaanderen is in dit soort relatieve onafhankelijkheid geïnteresseerd…

Wij kennen de relativiteit van zelfbestuur en zelfbeschikking. Totale zelfbeschikking bestaat nu eenmaal niet.
Maar dat geldt ook voor Ierland en Tsjechië, Slowakije en de Baltische staten, en voor Denemarken. Zo’n relatieve zelfbeschikking interesseert Vlaanderen wel.

Soevereiniteit is een rekbaar begrip. Maar dat geldt ook voor Nederland. Laat dat soort ingeperkte soevereiniteit dan maar komen ten zuiden van de grote rivieren.

Doorvoelde cijfers

Deze verschillende soorten autonomie zijn nodig omdat we geen gemeenschappen of samenlevingen kunnen bouwen op cijfers en technocratie of op Europa alleen. Er komt immers gevoel en identificatie bij kijken. Het gevoel tot iets te behoren. Zeker een natiegevoel en het besef een Vlaamse natie te zijn.

Dus volstaan de cijfers en de balansen niet. Tenzij ze moeten dienen om na te gaan hoe genereus we wel kunnen zijn, genereuzer dan vandaag.
Om iedereen in Vlaanderen een thuis te bieden.
Om noden te kunnen lenigen.
Om onze gemeenschap te kunnen versterken.
Om iedereen voor te bereiden op zijn levensbaan, en om aan elke jongere, aan onze kinderen en kleinkinderen met een geruster hart dan vandaag te kunnen zeggen:
“Hier laat ik je los Tim / Van hieruit moet je gaan / Met vallen en opstaan…”

De cijfers en de balansen moeten dienen om te bestuderen hoe we mensen in waardigheid hun arbeid kunnen laten verrichten en niet als te dumpen loonslaven.
De cijfers moeten generositeit creëren om mensen hun droom waar te laten maken, hun capaciteiten te ontwikkelen en hun talenten te laten renderen.
Om mensen waardig oud te laten worden.
Generositeit om dit alles niet aan het toeval van de onzichtbare hand over te laten, noch aan de debetzijde van de huishoudboekjes.

Daartoe dient dan de Vlaamse Natie: als het oord van meningsverschil over de manieren waarop we deze doelstellingen willen bereiken.

(Ik lees dat de Minister-president bang is dat Belgische maatregelen die voordelig zijn voor Vlaanderen in een volgende regering kunnen teruggeschroefd worden als daar geen confederalisme tussenkomt dat dit belet. Met confederalisme, meent hij, zullen Belgische matregelen die voordelig zijn voor Vlaanderen tenminste niet in Vlaanderen worden teruggeschroefd. Misschien wel in Wallonië, als het dat wenst.)

Precies daarop komt de verzuchting van Jules Destrée neer, honderd jaar geleden:

“Een België bestaand uit de unie van twee onafhankelijke en vrije volkeren (…), zou dat niet een oneindig veel robuustere staat zijn dan een België waarvan de ene helft zou menen dat ze door de andere helft wordt onderdrukt?”

Sinds 1912 zijn deze twee helften van deze mening (wederzijdse onderdrukking) nooit afgestapt. Het probleem is dat ze allebei gelijk hebben.
De preferenties zijn zo onderscheiden, op politiek, economisch, mentaal en symbolisch niveau, dat bij gemeenschappelijke maatregelen zich altijd iemand achtergesteld voelt en ook in de realiteit achtergesteld is. Om dit te verhelpen is de confederalistische idee ontwikkeld.

Die kat kom weer

Het communautaire is namelijk helemaal niet van de baan.
Het tweede en het derde gewest (Wallonië en Brussel) willen namelijk dat het toekomstige België uit vier gewesten zal bestaan, dus met de Duitse kantons (70.000 man) als vierde gewest, en met de bedoeling het eerste gewest, Vlaanderen, dat 80 % van de uitvoer realiseert en 70 % van de inkomsten genereert, te minoriseren. Drie tegen een.
Dan wordt Vlaanderen nog eens van binnenuit uitgehold door de Brussels Metropolitan Region, dat het bestaan van de provincie Vlaams Brabant viseert.
Dat is dan een van de institutionele prijzen die we nog voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde moeten betalen.
(Deze prijs staat nog op de plank van de loyale uitvoering van de zesde staatshervorming.)

Geloof me vrij: dit wordt een nieuw Egmontconflict, en de Vlaamse partijen (eeuwig tot compromis geneigd) zullen er goed aan doen het zover niet te laten komen. Want Egmontconflicten, dat zou de Vlaamse beweging toch geleerd moeten hebben, beschadigen alle betrokkenen.

Daarom pleiten wij voor de helderheid van één bestuursniveau, het Vlaamse.
Dan zal, zoals de slogan van dit Kortrijkse feest het wil, Vlaanderen zowel omarmen als omarmd worden.
Vlaanderen omarmt met een t en wordt omarmd met een d.
Ik omarm u, meneer de Minister-President, en ik voel me omarmd door wie aan dit feest deelneemt – maar ik kan het niet nalaten te denken: Vlaanderen verarmt ook met een t, en is ook verarmd met een d. En dat zou niet zo hoeven te zijn als we klare verhoudingen hadden in deze staat.
En als we af en toe eens terugdachten aan die romantische eisen van die verdomd romantische Vlaamse Beweging?

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.

Commentaren en reacties