JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

26e verjaardag van De Bom Van Coppieters

'Heb geduld domme kiezers en onnozele flaminganten, ... zal al uw problemen oplossen.'

Bart Maddens9/8/2015Leestijd 4 minuten

Toen ik op donderdag 10 augustus 1989 om zeven uur het ochtendnieuws hoorde, wist ik dat het geen leuke dag zou worden op het kabinet.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Hoofdpunt in het ochtendjournaal: Maurits Coppieters stapt uit de Volksunie. Zijn ontslagbrief was uitgelekt in De Morgen, die er groot mee uitpakte. Terecht, want Coppieters haalde ongemeen hard uit naar de partij. In vernietigende bewoordingen verweet hij de VU zich te nestelen in de Belgische macht. ‘Onder uw beleid’, zo fulmineerde hij tegen voorzitter Jaak Gabriëls, ‘heeft de VU opgehouden een Vlaams-nationale partij te zijn. Met dat beleid heeft de VU geen bestaansreden meer en daarenboven verliest zij haar geloofwaardigheid en eer.’ Coppieters kantte zich onder meer tegen ‘de hoogmoedige toon tegen de Vlaamse cultuur- en strijdverenigingen, het gebrek aan resultaten inzake amnestie, een corrupt benoemingsbeleid in het nieuwe Vlaanderen, en Brussel als derde gewest.’

Echt nieuw was deze kritiek niet. Vanuit rechtse radicaal-Vlaamse hoek was de VU al eerder gekapitteld omwille van de toegevingen bij de staatshervorming. Al was die kritiek tot dan toe binnen de perken gebleven. De grote verrassing was dat diezelfde kritiek nu opeens vanuit een volstrekt onverwachte hoek kwam: Coppieters, de man met een uitgesproken progressief profiel. Coppieters, die de regeringsdeelname in november van het jaar voordien nog met verve had verdedigd en zich fier een ‘Egmonter’ had genoemd (Knack, 2 november 1988). Ongelofelijk dat diezelfde Coppieters nu opeens meehuilde met de wolven in het bos. Tenminste (ik beken) zo zagen wij het die dag op het kabinet.

Maar wat ons misschien nog het meest verbouwereerde was één welbepaalde paragraaf uit de afscheidsbrief van Coppieters: ‘U maakt dezelfde kapitale fout als de leiders van het collaborerende VNV: machtsdrang en -wellust leiden tot een eerder povere machtsuitoefening in vernederende voorwaarden, wat leidt tot plat opportunisme, dat prompt moet gecamoufleerd worden achter nobele grootspraak. Gelukkig maar konden uw kiezers nog de biezen pakken … wat de bedrogen VNV-leden in 1944 niet konden.’

In de media vond men die vergelijking tussen de VNV-collaboratie met het naziregime en de VU-collaboratie met het Belgische regime weliswaar wat pikant, maar toch niet meer dan dat. Vandaag zou zoiets ongetwijfeld een groot schandaal zijn. Een politicus die de regeringsdeelname van de N-VA zou vergelijking met de collaboratie van het VNV zou meteen de wind van voor krijgen in de media. Finaal zou hij allicht zijn excuses moeten aanbieden. Maar in 1989 moest de dictatuur van het correcte denken nog uitgevonden worden.

Overigens zou die collaboratiemetafoor hoe dan ook veel minder toepasselijk zijn op de regeringsdeelname van de N-VA vandaag dan op die van de VU een kwarteeuw geleden. Wat Coppieters zo ergerde was dat de VU voortdurend zegebulletins de wereld in stuurde, maar in werkelijkheid braafjes aan het handje moest lopen van de échte machthebbers. De partij was het vijfde wiel aan de wagen. Ze moest het regeringsbeleid willens nillens ondergaan, en met de moed der wanhoop wachten op de mythische derde fase van de staatshervorming. De N-VA daarentegen zit overduidelijk zelf aan de stuurknuppel van de regering. De partij bezet de departementen die het meest met het staatsapparaat worden geassocieerd. Ze lijkt het Belgische regime te hebben overgenomen, eerder dan ermee te collaboreren.

Gek genoeg is het discours van Coppieters nu veel meer van toepassing op CD&V: een regeringspartij die te klein is om echt te wegen op het beleid en voortdurend met een kluitje in het riet wordt gestuurd door de échte machthebbers. Maar ook een partij die pijnlijk beseft dat het te laat is om alsnog uit het regeringsbootje te stappen. Want toen de VU in 1991 uiteindelijk toch het lef had om de stekker uit te trekken werd ze genadeloos afgestraft door de kiezer.

Dit alles neemt niet weg dat de kritiek van Coppieters in andere opzichten wel relevant is voor de N-VA vandaag. Maar dat blijkt duidelijker uit het politieke testament dat hij anderhalve maand later schreef. Dat was een – over zo maar liefst zes pagina’s uitgesmeerd – opiniestuk dat Knack publiceerde op 20 september, vlak vóór de voorzittersverkiezingen in de VU (waarbij Jaak Gabriëls het met 59% haalde van Patrik Vankrunkelsven, die het dichtst stond bij Coppieters).

Het politieke testament van Coppieters was een meer bezadigde en daardoor ook meer overtuigende tekst. Volgens de auteur was de neergang van de VU in de eerste plaats te wijten aan het feit dat de partij geen duidelijke maatschappelijke keuzes meer durfde te maken. Die les heeft de N-VA alvast ter harte genomen, ook al staan haar maatschappelijke keuzes haaks op het progressieve bevrijdingsnationalisme van Coppieters.

Maar Coppieters ergerde zich ook dood aan de kleinburgerlijke mentaliteit in de VU, de gretigheid waarmee men aasde op politieke benoemingen, de euforie omdat men weer eens aan de bak kon komen, het gemak waarmee men zich nestelde in het Belgische systeem, het kennelijk beschaamde stilzwijgen over vroeger geformuleerde radicaal-Vlaamse standpunten, de hautaine betweterigheid tegenover de niet-partijpolitieke Vlaamse Beweging. Veel van wat Coppieters toen schreef klinkt vandaag akelig actueel:

‘De roeping om de bouwers van het nieuwe Vlaanderen te zijn, werd ingeruild voor de kleinburgerlijke en kleurloze ambitie managers van de Belgische crisis te worden.’

‘Tien jaar geleden predikte men de Vlaamse staat, drie jaar geleden het confederalisme. Vandaag hoort niemand daar nog van. Er wordt geen enkel perspectief geboden voor de periode na dit regeringsavontuur.’

‘Vandaag kan men op het Barricadenplein zijn geluk niet op omdat de buitenparlementaire Vlaamse Beweging niet onaardig doet tegenover de Belgische regeringspartijen. De euforie kan blijkbaar niet op.’

‘Heb geduld domme kiezers en onnozele flaminganten, de derde fase zal al uw problemen oplossen.’

Vooral dat laatste citaat is veelzeggend. Als er al een lijn te trekken valt tussen de collaboratie in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, de regeringsdeelname van de Volksunie en die van de N-VA, dan is het misschien deze: telkens weer geven de Vlaams-nationalisten blijk van een ontstellende naïviteit. De Duitse bezetter paaide de flaminganten met de vage belofte van een speciaal statuut voor Vlaanderen in het Groot-Germaanse Rijk. De VU werd jarenlang aan het lijntje gehouden met de derde fase van de staatshervorming. Zeker de militanten waren zo naïef om te geloven dat die nog vóór de verkiezingen zou worden gerealiseerd (tussen haakjes: zelfs tot op vandaag is die derde fase niet helemaal uitgevoerd).

En ook nu weer is het naïviteit troef in de Vlaams-nationale gelederen. De N-VA is volstrekt immuun voor Belgianisering, zeker weten. De regeringsdeelname van de N-VA mag het Belgische systeem dan al versterken, op een miraculeuze wijze zal die in 2019 toch uitmonden in confederalisme. Er heerst zowel binnen als buiten de partij een blind vertrouwen in het strategische vernuft van de N-VA-top. En wie daar toch aan durft te twijfelen wordt ei zo na toegesnauwd : ‘Heb geduld domme kiezers en onnozele flaminganten, Bart De Wever zal al uw problemen oplossen.’ 

Bart Maddens (1963) is germanist en politieke wetenschapper. Als student was hij actief in het KVHV van Leuven en in de Volksunie-Jongeren. In de jaren 1990 was hij lid en bestuurder van het IJzerbedevaartcomité. Vandaag publiceert hij regelmatig opiniestukken over de Vlaamse Beweging en de staatshervorming. Hij is auteur van onder meer 'Omfloerst separatisme. Van de vijf resoluties tot de Maddens-strategie'. 

Commentaren en reacties