JavaScript is required for this website to work.
Media

75 jaar na ‘War of the Worlds’ van Orson Welles

Niet alles geloven wat de media zeggen

Tom Garcia30/10/2013Leestijd 4 minuten

Vandaag vijfenzeventig jaar geleden zette Orson Welles de hele Verenigde Staten in rep en roer met zijn radio-uitzending ‘War of the Worlds’. Het was niet alleen een straffe stunt, maar toonde vooral hoe makkelijk de massa via de media misleid kan worden of zich lààt misleiden. Vraag rijst of er sindsdien veel veranderd is.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Orson Welles, later onsterfelijk geworden als regisseur en acteur van de film Citizen Kane, was op 30 oktober 1938 nog een relatief onbekende, jonge acteur-scenarist van 23, met een rijke verbeelding, een creatieve geest en een gezonde portie ambitie. Met het toneelgezelschap Mercury Theatre schreef, bewerkte en speelde hij hoorspelen voor de radio, toen een populair genre bij het voorlopig nog televisieloze thuispubliek.

Naar aanleiding van Halloween, dat op de laatste dag van oktober gevierd wordt, wilde Welles een griezelig en spannend verhaal brengen. Hij koos voor ‘War of the Worlds’ van de Britse schrijver H.G. Wells. In deze bekende sciencefictionroman wordt Londen aangevallen door een legertje vreemde wezens van de planeet Mars. Welles wilde het verhaal echter zo geloofwaardig en écht mogelijk maken. Hij verplaatste de actie dus van Londen naar Amerika en herschreef het verhaal in de vorm van speciale nieuwsuitzendingen. De luisteraar kreeg een heel normaal muziekprogramma te horen dat onderbroken werd door steeds maar onrustwekkender wordende nieuwsberichten over vreemde buitenaardse wezens die niets of niemand ontzagen.

Hoewel aan het begin van het programma en ook later, duidelijk vermeld werd dat het om een fictief verhaal ging, geloofden steeds meer mensen dat het om een échte invasie ging en contacteerden ze vrienden en familie om te zien of alles ok was. Hierdoor ging het verhaal een eigen leven leiden, verspreide het zich razendsnel en zorgde binnen de kortste keren voor algehele paniek. De hulpdiensten werden overstelpt, sommigen liepen de straat op met natte handdoeken om het hoofd gewikkeld tegen mogelijk gifgas, het verkeer raakte helemaal in de war door mensen die met hebben en houden op de vlucht sloegen en uiteindelijk werd zelfs het leger ingeschakeld om de orde te herstellen. De volgende dag was het voorval overal voorpaginanieuws en Orson Welles op slag wereldberoemd.

Propaganda

Maar deze radiobewerking van ‘War of the Worlds’ was veel meer dan een uit de hand gelopen Halloween-stunt. Het vestigde meteen ook de aandacht op de kracht van massamedia. Allerhande sociologen en psychologen, en vooral ook de overheid en de nationale veiligheidsdiensten, bogen zich over de vraag hoe dit was kunnen gebeuren. Het was ook de eerste keer in Amerika dat de overheid zo radicaal ingreep in de media: de verantwoordelijke zender CBS moest zich openbaar verontschuldigen (Orson Welles ook, uiteraard) en bovendien beloven om nooit meer een dergelijk hoorspel uit te zenden. Pro-actieve censuur, zou je kunnen zeggen.

Er werden verschillende studies uitgevoerd en duizenden ‘getuigen’ ondervraagd, waaruit ook verschillende conclusies werden getrokken: volgens de enen was de paniek ontstaan omdat de mensen al onder hevige stress stonden door de oorlogsdreiging in Europa. Volgens anderen was het omdat mensen het medium radio, toen de belangrijkste bron van informatie, volledig vertrouwden, temeer daar Welles het gekende ‘format’ van de nieuwsuitzending gebruikte. Of misschien misbruikte.

Vooral dat laatste interesseerde de overheid, en niet alleen in de Verenigde Staten. Aan onze kant van de oceaan zag een berucht propagandist nog meer opportuniteiten om in de hoofden van de burgers te dringen. Joseph Goebbels, minister van Volksvoorlichting en Propaganda in Hitler’s nazi-regering, nam de macht over alle massamedia om ervoor te zorgen dat alleen de nationaalsocialistische boodschap verspreid werd. Maar niet alleen de Duitse leiders zagen de kracht van de media in, ook de andere overheden. Gekend zijn de radio-uitzendingen van beide kampen in de taal van de respectievelijke vijand, om deze te demoraliseren. En zowel bij de nazi’s als aan het Geallieerde thuisfront werden nieuwsberichten gefilterd zodat alleen verspreid werd wat de eigen heldendaden in de verf zette en de vijand als gruwelijke monsters voorstelde.

Met de doorbraak van de televisie, na de Tweede Wereldoorlog, won de media nog meer aan macht. Tijdens de Koude Oorlog werd zowat iedereen in het Westen ervan overtuigd dat de Sovjets baarlijke duivels waren, terwijl bij de Sovjets het Westen als één decadente, moreel gedegeneerde poel werd voorgesteld. Er kwam, logischerwijze, ook tegenreactie, waarbij de objectiviteit van de media constant in vraag gesteld werd en allerlei complottheorieën het licht zagen. De landing op de maan, bijvoorbeeld, zou volgens sommigen geheel in scène gezet zijn om de technologische overmacht van de VS te bewijzen.

Zijn we intussen slimmer geworden?

Dat is maar de vraag. Enkele jaren geleden stond het land nog in rep en roer toen de RTBf een fictieve reportage uitzond, intussen gemeenzaam gekend onder de naam ‘Bye Bye Belgium’. Nochtans gebruikten de makers hetzelfde trucje als Orson Welles: het gewone programma ‘Questions à la Une’ werd plots onderbroken door een nepjournaal waarin gemeld werd dat het Vlaams Parlement éénzijdig de onafhankelijkheid van Vlaanderen had uitgeroepen. Reporters-ter-plaatse brachten beelden van Vlamingen die triomfantelijk de straat opliepen, zwaaiend met Vlaamse Leeuwen. De stunt veroorzaakte heel wat opschudding in binnen- én buitenland en ook hier werd de RTBf op het matje geroepen door de overheid.

Vandaag is het belang van de media voor de samenleving groter dan ooit. Enerzijds wordt zorgelijk gekeken naar de groeiende macht van mediamagnaten als Murdoch, Berlusconi en ,waarom niet, onze eigen Van Thillo en Vandenhaute. Daar staat dan wel tegenover dat we door de digitale ontwikkelingen over een heel aantal extra nieuwsbronnen beschikken, waardoor het risico bestaat dat men door de bomen het bos niet meer ziet. Of dat alles ook een verrijking is, valt nog af te wachten. De strijd om de geloofwaardigheid woedt volop, zowel bij de traditionele media als bij de digitale. Waakzaamheid en een kritische houding zijn zeker geboden, zonder daarom in het andere uiterste te vervallen en meteen alle media als ‘regimepers’ af te doen.

Het belangrijkste om te onthouden, is dat geen enkele communicatie volstrekt objectief is of zelfs kan zijn, omdat ze altijd tegen een bepaald referentiekader zal gehouden worden. Zeker in deze tijden van ‘overinformatie’ is het moeilijk om het kaf van het koren te scheiden. Anderzijds dwingt het overaanbod ons om, meer dan vroeger, ons eigen referentiekader te vormen. En zelf denken, is altijd nog het beste.

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

 

Tom Garcia (1967) is zelfstandig reclameman met grote interesse voor migratie, integratie en gemeenschapsvorming. Hij is bezieler en kernlid van Vlinks.

Meer van Tom Garcia

100 jaar geleden stierf de linkse activist Herman Van den Reeck. Hij raakte zwaargewond door een politiekogel tijdens een Vlaams-nationale betoging. Daarmee werd hij een icoon van een aparte generatie.

Commentaren en reacties