JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Academici in de politiek

Getuigenis van Michaël Ignatieff

Hendrik Vuye14/1/2014Leestijd 6 minuten

Proffen in parlement en regering. Soms lukt het, soms niet. De Canadese professor-politicus Michaël Ignatieff schreef er een ontluisterend boekje over. Lessen van overzee en bedenkingen voor het binnenland.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Iedereen kent academici die na een korte carrière in de politiek er de brui aan geven. Zo Paul De Grauwe, ooit de diep-donker-donkerstblauwe ideoloog van VLD. Maar ook Christine Van Broeckhoven (Sp.a), Rik Torfs (CD&V), Eva Brems (Groen), Marleen Temmerman (Sp.a) en Danny Pieters (N-VA). Anderen hebben de politiek verlaten na een verkiezingsnederlaag van hun partij, zo Bea Cantillon (CD&V). Mislukt in de politiek, maar als een vis in het academische water. Elk op hun manier gerespecteerde hoogleraren.

Maar er zijn ook vele tegenvoorbeelden, namelijk academici die wel een succesvol politicus werden, zo bijvoorbeeld Johan Vande Lanotte (vicepremier Sp.a), Hugo Vandenberghe (fractieleider CD&V), Francis Delpérée (fractieleider cdH en op 72 jaar nog lijsttrekker voor de Kamer), Lode Vereeck (fractieleider LDD), Paul Magnette (voorzitter PS) … Hoe het Koen Geens (CD&V) zal vergaan, zullen we binnen enkele jaren weten.

Ook de omgekeerde beweging bestaat, namelijk politici die prof worden of die er alvast van dromen. Patrick Janssens (Sp.a) bereidt een doctoraal proefschrift voor. Evenzeer Bert Anciaux (VU, VU-ID, Spirit, VlPro en nu S.pa). Frank Vandenbroucke (Sp.a) wist zich om te toveren van minister van onderwijs tot hoogleraar. Het is nog afwachten hoe succesvol deze politici zullen zijn in de academische wereld. Het zou wel eens een les in bescheidenheid kunnen worden.

Michaël Ignatieff: van unief naar politiek en terug

De Canadese academicus-politicus Michael Ignatieff (°1947) schreef een boekje over proffen in de politiek, met als titel ‘Vuur en as. Succes en falen in de politiek’ (2013). Ignatieff is doctor in de geschiedenis van Harvard. Hij doceerde aan de universiteiten van Cambridge, Oxford, Harvard en Toronto.

In 2006 overtuigt men de toen 59-jarige hoogleraar om de Liberal Party of Canada te vervoegen. Dit is niet zomaar een partijtje, maar wel de oudste federale partij van Canada. Bovendien een partij die vele eerste ministers leverde, waaronder de legendarische Pierre Trudeau en recenter Jean Chrétien.

Ignatieff wordt datzelfde jaar verkozen voor de kieskring Etobicoke-Lakeshore. In 2008 wordt hij voorzitter van zijn partij en, in deze hoedanigheid, oppositieleider in het Canadees Parlement. Een blitzcarrière, maar ook een flitscarrière. In 2011 wordt Ignatieff niet verkozen. Hij verliest in zijn kieskring meer dan 11% van de stemmen. Voor zijn partij is de afgang compleet. In 2011 behalen de liberalen slechts 34 zetels, terwijl dat er in 2008 nog 77 waren. Ignatieff treedt af als voorzitter en keert terug naar de academische wereld.

Tips en tricks van overzee

Michaël Ignatieff stelt dat een academicus niet is voorbereid op het taalgebruik van de politiek. Zelf heeft hij jarenlang gedoceerd over de Geneefse Conventies. Hij kent dus het verschil tussen een ‘oorlogsmisdaad’ – het niet volgen van de oorlogsregels – en het veel zwaardere ‘misdaad tegen de menselijkheid’. In een veel bekeken Tv-programma argumenteerde hij dat het leger van Israël in het dorpje Qana misschien een ‘oorlogsmisdaad’ had begaan. Toen brak de hel los. Ignatieff bedoelde dat het Israëlische leger in een legitieme reactie op de aanvallen van Hezbollah willekeurig geweld had gebruikt tegen een doelwit waar burgers wonen. In sommige pers werd dit kortweg omschreven alsof Ignatieff Israël beschuldigde zich te gedragen als nazi’s. Ja hoor, de reductio ad Hitlerum bestaat ook overzee.

Politicus Ignatieff had zich te academisch nauwkeurig uitgedrukt, niet beseffend dat journalisten, bloggers, facebookers en twitteraars geen kaas hebben gegeten van de Geneefse Conventies. Inderdaad, twitter het verschil maar eens tussen een oorlogsmisdaad en een misdaad tegen de menselijkheid in maximaal 140 tekens. De ‘twittervlakkigheid’ ontslaat de ‘tweetkuikens’ van elke plicht tot nuance.

Politiek is een spel met woorden, schrijft Ignatieff. Elk woord dat je uitspreekt wordt een kans voor je tegenstanders om terug te slaan. In politiek bestaat er geen goede of kwade trouw. Als je wil overleven, dan moet je ‘een filter tussen je mond en je brein aanbrengen’. Spontaneïteit moet je opgeven. En toch moet je lol hebben, want iedereen wil je zien als ‘een vrolijke krijger’… maar een vrolijke krijger is op zijn hoede, voegt hij er aan toe.

Omgaan met de pers

Wanneer burgers je een vraag stellen, dan is een duidelijk antwoord op een duidelijke vraag een optie. Tegenover burgers is eerlijkheid, volgens Ignatieff, een verplichting.

De regels veranderen echter wanneer de politicus te maken krijgt met de pers. Je hoeft de vraag die gesteld is niet te beantwoorden, alleen de vraag die je zelf wil beantwoorden. Dat zou, volgens Ignatieff, het motto van de goede politicus moeten zijn.

Ignatieff is helemaal niet bitter over zijn contacten met de pers. Wel wijst hij – en terecht – op een aantal uitwassen. Hij koestert alvast geen warme gevoelens voor de ‘persmuskieten’ die in het privéleven van de politicus snuisteren.

Ignatieff schrijft dat hij gedurende zijn politieke leven in twee werelden leefde. De echte wereld van contact met de burgers en waar de mensen over het algemeen vriendelijk en prettig in de omgang zijn. Anderzijds is er de virtuele wereld van het internet waar alles is geoorloofd. En de media, die zijn geobsedeerd door zichzelf en door de dreiging die het internet vormt voor de traditionele media. Vandaar dat men al makkelijk de wereld van het internet, facebook en twitter achterna holt. Maar ook politici doen dit, want ze leven in een tijdperk van permanente campagne, schrijft Ignatieff.

Dit laatste is ook het geval in België. Het is enigszins wereldvreemd te lezen dat de campagne aanvangt in januari 2014. De campagne voor 25 mei 2014 is begonnen op 11 oktober 2011 bij het afsluiten van het Vlinderakkoord, tenminste voor zover de campagne al niet werd afgetrapt na de verkiezingen van 2010.

De nieuwe media maken dat de campagne permanent is. Journalisten, politiek analisten allerhande en politici van diverse pluimage twitteren graag hun graantje mee. De grens tussen de drie groepen wordt steeds vager. Zou de tweet van een universitair analist nu echt veel meer inhoud hebben dan de tweet van Jan met de Pet? De inhoud, die vervaagt steeds meer. Vaak rest nog een inhoudsloze kreet of een nauwelijks hoorbaar getsjilp van iemand die dringend op zoek is naar aandacht.

Ignatieff was ook lang columnist voor hij politicus werd. Na zijn politieke leven schrijft hij dat de ‘verheven minachting’ van de columnisten ‘deprimerend’ is. Nu hij er zelf één is geweest, weet hij heel goed hoe eenvoudig het is ‘om de krijger in de arena te honen vanaf de veilige tribune’. Deze laatste passage doet denken aan enkele zinnen uit een boekje van Marc Eyskens: ‘Zolang de pers de politici hekelde, gispte of door het slijk sleepte, werd een dienst bewezen aan de democratie, in naam van de strijd tegen misbruiken en misstanden. Zodra politici kritiek uiten op de pers was dat een onduldbare aanslag op de vrije meningsuiting en de werking van de democratische instellingen’.

Partijdiscipline en partijgeest

Partijpolitieke discipline is alomtegenwoordig in het leven van de politicus. ‘In de tijd dat ik in de politiek zat, waren mijn vrienden liberaal, mijn collega’s liberaal en mijn sociaal leven liberaal’, schrijft Ignatieff. ‘Partijgeest definieert de wereld die je als normaal beschouwt’. Pas nadat hij de politiek had verlaten realiseerde hij zich dat er ook ‘behoorlijk fatsoenlijke’ politici waren in andere partijen. De partijgeest zit diep geweven in de politicus en is de motor van het politiek handelen. Ignatieff stelt zelfs dat een politicus die geen partijgeest toont en zijn eigen lijn volgt, geen politicus is maar een dwaas.

Toch beseft de auteur evenzeer dat net de partijgeest van het parlement een ‘losgeslagen kleuterklas’ maakt, waar alles voorspelbaar is. De oppositie is tegen, de meerderheid voor. Dit maakt ook dat kiezers een hekel hebben aan partijstrijd, net omdat die zo onoprecht is.  Wie nog de moed heeft om te kijken naar een politiek programma als de Zevende dag, die weet al op voorhand wat de vertegenwoordigers van de partijen gaan zeggen. Het enige wat de kijker niet weet, is hoe men het standpunt gaat vertolken: de ene krampachtig, de andere met een azijnglimlachje, nog een andere met humor, … Zelfs politieke programma’s zijn een soort ritueel. Partijgeest maakt er een circusact van, net als van het parlement. Die circusact verbergt evenwel de realiteit. De meeste partijen hebben onderbouwde standpunten, althans vanuit hun eigen ideologie. Maar de partijgeest maakt een open intellectuele discussie over een partijprogramma onmogelijk.

Michaël Ignatieff schrijft dat hij na verloop van tijd tot de conclusie kwam dat zijn eigen geweten belangrijk is, maar de eenheid van de partij belangrijker als hij aan de macht wou komen… en zonder macht kan een politicus veel bekritiseren, maar niets realiseren.

Politici die daadwerkelijk de macht willen grijpen moeten twee kanten uitkijken, nog steeds volgens Ignatieff. De partijgeest is nodig om een sterke basis te creëren. Tegelijk moet een politicus buiten zijn partij kijken, naar de zwevende kiezer die wil dat er met hem wordt gesproken. De twee groepen zijn fundamenteel verschillend. Een politicus spreekt namens de partijgetrouwen, maar hij moet ‘met’ en niet ‘voor’ de zwevende kiezer spreken.

Waarom academici als Ignatieff mislukken als politicus

Theoretische scherpzinnigheid gaat vaak gepaard met politiek falen. En dit blijkt van alle tijden te zijn. Auteurs van soms bijzonder boeiende politieke geschriften die heden ten dage nog verplichte lectuur zijn, mislukten schromelijk als politicus: Cicero, Edmund Burke, James Madison, Alexis de Tocqueville, John Stewart Mill, Max Weber, …

Waarom toch? Ignatieff geeft alvast een onthutsend antwoord: ‘De oprechtheid, grondigheid, bereidheid een gedachte te volgen waar die maar heen leidt, de scherpzinnige zoektocht naar originaliteit – dit zijn allemaal deugden als het om theoretische bezigheden gaat, maar grote struikelblokken in de politiek, waar discretie en huichelen essentieel zijn als je succesvol wil zijn’.

Trek evenwel geen verkeerde conclusie uit dit boek. Volgens Ignatieff is politiek geen vies spel waar men beter niet aan begint. Het is een nobele strijd die meer zelfbeheersing, oordeelsvermogen en innerlijke kracht vereist dan je zou denken. Het is, volgens Ignatieff, de uitdaging om proberen te veranderen wat veranderd moet worden en te behouden wat behouden moet worden, en het verschil tussen beide te kennen.

Vuur en as – Succes en falen in de politiek, 240 blz, 2013, Uitgeverij Cossee

FOTO: © Reporters

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

 

Hendrik Vuye is doctor in de rechten, master in de criminologie en master in de filosofie. Hij is gewoon hoogleraar Staatsrecht en Mensenrechten aan Universiteit Namen

Meer van Hendrik Vuye
Commentaren en reacties