JavaScript is required for this website to work.
Media

Achter de schermen van de constructieve journalistiek (2)

Aflevering 2: «There's no business like constructive journalism business»

Frank Thevissen14/5/2015Leestijd 6 minuten

Frank Thevissen duikt in een driedelige reeks achter de schermen van de constructieve journalistiek. Vandaag deel twee.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dit is het tweede deel van een drieluik, lees ook deel 1.

Happyology

Hoewel constructieve journalistiek op vele punten doet denken aan activistische, geëngageerde journalistiek uit de jaren 1970 – ‘subjectiviteit mag en moet zelfs’, betoogde Soenens daaromtrent; ‘neutraliteit is niet het hoogste goed (…) we mogen de mensen best een geweten schoppen’ (Knack, 16.04.2014) en ‘Het Journaal is geen opsomming van feiten meer’ (Het Laatste Nieuws, 23.07.2014) – is de hedendaagse variant, paradoxaal genoeg, voornamelijk een product van de public relations industrie.

Bedreven in het genre zijn vooral grote ondernemingen zoals de Amerikaanse oliemaatschappij Chevron Richmond, die in de staat Virgina The Richmond Standard (richmondstandard.com) opzette: een nieuwssite die de relaties met de plaatselijke bevolking smeert met ‘community-driven news’ en zo even doortrapt als dubbelzinnig de scheidingsmuur tussen corporate news en journalistieke berichtgeving sloopt: ‘We aim to provide Richmond residents with important information about what’s going on in the community, and to provide a voice for Chevron Richmond on civic issues.’

In de Verenigde Staten staan er tegenover elke journalist bijna vijf (4,6) Public Relations professionals: vaklui die zonder veel schroom zichzelf ook het etiket journalist opkleven en, in opdracht van hun klanten, voorgekauwde verhalen als nieuws aan redacties slijten (Financial Times, 19.09.2014). Onderzoekers van de Cardiff University in Groot-Brittannië, berekenden al in 2006 dat 41 procent van de krantenartikels rechtstreeks of onrechtstreeks werden geregisseerd vanuit Public Relations agentschappen. In 2010 was dat volume opgelopen tot 54%.

Constructieve journalistiek is bovendien niet gespeend van wetenschappelijk pretentie: om haar authoriteit te versterken verwijst de constructieve journalistieke school graag naar het feit dat haar journalistieke praktijken zijn gebaseerd op theorieën, ervaringen en experimenten uit de positieve psychologie: nochtans een gecontesteerde tak van de psychologische wetenschap, ook wel eens minachtend aangeduid als ‘gelukspsychologie’ of happyology.

Met haar proefschrift ‘Innovating News Journalism through Positive Psychology’ behaalde Cathrine Gyldensted in 2011 trouwens haar masterdiploma in de toegepaste positieve psychologie aan de universiteit van Pennsylvania. Gyldensted behoort, net als Ulrik Haagerup en Torsten Jansen, tot de Scandivische frontbeweging van de constructieve journalistiek.

De spirituele inslag maakt trouwens dat de positieve psychologie op gespannen voet staat met onder andere de klinische psychologie, ook al omdat positieve psychologen het niet altijd even nauw nemen met de empirische fundering van hun theorieën over de heilzame effecten van positieve emoties.

Passage through India

Dat laatste blijkt ook uit de omstreden manier waarop Gyldensted in haar proefschrift – een onderzoek op basis van vijf positief herschreven varianten van eenzelfde negatief krantenbericht – de bevestiging zocht én vond voor haar simplistische hypothesen, nl.: negatieve nieuwsverhalen ontlokken negatieve emoties bij nieuwsgebruikers en leiden tot passiviteit terwijl, omgekeerd, positieve nieuwsverhalen energetische kracht opwekken en positieve emotionele effecten veroorzaken.

Ruim twee derde van de 710 vrijwilligers die Gyldensted wereldwijd online voor het onderzoek verzamelde, vulden haar enquête in vanuit India. De implicaties van deze particuliere (overwegend mannelijke) groep, sociale wenselijkheidseffecten of het louter experimentele karakter van het onderzoek op de resultaten, vormde geen hinderpaal om haar bevindingen blind te veralgemenen. Het is met dat wetenschappelijk gezagsargument dat Gyldensted via handboeken, lezingen en seminaries, de positieve psychologie in de journalistiek binnenbrengt.

Torsten Jansen en Cathrine Gyldensted: “we want constructive journalism to drive revenue and earn money”

Gyldensted’s partner, Torsten Jansen, een voormalig diplomaat (hoofd van de Public Affairs afdeling van de Deense ambassade in Washington) en journalist, is aandeelhouder en directeur Public Relations van LEAD Agency in Kopenhagen; een bureau gespecialiseerd in public affairs, public relations en corporate branding. Wereldwijd verricht Jansen lobbywerk voor CEO’s en managers van grote ondernemingen die hij, samen met hun positieve verhalen, de media binnenloodst. Dankzij hun uitgebreid netwerk binnen het politieke milieu en de bedrijfswereld vormt het duo een gedroomde tandem voor de public relations en lobbyindustrie.

Gyldensted en Torsten proberen ondertussen ook een stevige voet aan de grond te krijgen binnen het onderwijs. Vorig jaar richtten twee Deense scholen voor journalistiek  het Centre of Constructive Journalism op dat op basis van inzichten uit de positieve psychologie, een positieve global news agenda wil doordrukken.

Constructief businessplan

Maar zelfs indien Gyldensted’s onderzoek waterdicht zou hebben aangetoond dat positief nieuws, positieve emoties induceert – over de negatieve effecten van gekunstelde, positieve journalistiek heeft kennelijk nog geen enkele constructieve journalist kunnen nadenken – blijft dat gegeven bijzonder problematisch en journalistiek onverdedigbaar. De gevolgen voor de nieuwsselectie en de berichtgeving zijn immers verstrekkend omdat de vermeende ‘innovatie’ die de constructieve journalistiek claimt, niet in eerste instantie focust op nieuwswaarde- en relevantie, maar op de emotionele nieuwsbeleving door de lezer, luisteraar, kijker.

Wellicht het laatste waar nieuwsgebruikers op zitten te wachten, zijn nieuwsredacties die zich bij de samenstelling van journaals en informatie- en duidingsprogramma’s bekommeren om onze emoties in het algemeen en onze angsten in het bijzonder. Gevoelseffecten bij kijkers, lezers of luisteraars kunnen nooit de maatstaf zijn voor journalistieke nieuwsselectie of een motief om nieuwsfeiten te verbuigen.

Gyldensted geeft zelf een ontluisterend voorbeeld van hoe ze  een nieuwsitem verminkte tot een positief-sentimenteel verhaal: tijdens een reportage over door de recessie getroffen nieuwe Amerikaanse daklozen, stuitte ze op een slachtoffer die door haar dakloze situatie de banden met haar zoon opnieuw had aangetrokken. Gyldensted trok de reportage van initiële nieuwsonderwerp weg en verving die vervolgens door een emotioneel portret van de onfortuinlijke vrouw.

Globaal leest het engagement van Torsten en Gyldensted als een doortrapt businessplan, eerder dan een doorwrochte visie op journalistiek. Gyldensted laat zich daar trouwens weinig verhullend over uit: ‘It’s important we collaborate with organisations that are commercially driven, because we want constructive journalism to drive revenue and earn money.’

 

Cathrine Gyldensted, e.a. Handboek voor Constructieve Journalistiek. 2014.

Watergate en de Pentagon Papers

Het verklaart meteen ook Gyldensted’s gezagsvriendelijke houding tegenover authoriteiten. De frontvrouw van de constructieve journalistiek portretteert machthebbers daarbij liefst als ‘mensen die de wereld vooruit kunnen helpen’. Nogal wat van die invloedrijke bonzen zitten immers in het portfolio van haar partner. Haar visie op journalistiek is er bijgevolg niet toevallig één van probleem- en conflictvermijding. Producenten van ‘churnalism’ (nieuwsberichten die als journalistiek wordt gepresenteerd, maar eigenlijk steunen op overgenomen persberichten) vertoeven nu eenmaal liever in positieve dan kritische nieuwsomgevingen.

Gyldensted heeft bijgevolg ook geen hoge pet op van onderzoeksjournalistiek. De publicatie van de Pentagon Papers door de New York Times in 1971 of de onthulling van de Watergate-affaire door de Washington Post, één jaar later, zette ze in haar proefschrift zonder gêne weg als journalistieke symptomen van passief en cynisch ‘negativiteitsdenken’.

Kritische onderzoeks- en onthullingsjournalistiek brachten de journalistiek in een neerwaartse spiraal en zette zo een rem op journalistieke creativiteit en innovatie, aldus Gyldensted, die in haar proefschrift wel vaker de pedalen verliest, alsof ze enkele belangrijke afspraken met haar psychotherapeut heeft gemist. Je vraagt je tijdens het lezen van zulke passages dan ook af hoe de constructieve variant van de onthullingen over Watergate of de Pentagon Papers er zou uitzien en of constructieve journalisten dergelijke dossiers vandaag überhaubt nog zouden aanvatten?

Oekraïense kenau

Ook Soenens gaf recent in Knack  aan dat ook hij past voor de harde journalistiek ‘als dat betekent dat je mensen een verkeerd beeld van de werkelijkheid voorschotelt’ (Knack, 18.02.2015). Wat dat laatste precies behelst en welke impact dit heeft voor de nieuws- en duidingsprogramma’s blijft oeverloos vaag en dubbelzinnig. Of Soenens ook zachte journalistiek afwijst wanneer die een loopje neemt met ‘dé werkelijkheid’, daarover is de VRT-hoofdredacteur minder uitgesproken.

Wanneer moslims, na een dodelijke aanslag in Kopenhagen, rond een synagoge in Oslo een vredesketting vormen, levert dat zonder twijfel stof voor een constructief nieuwsitem dat positieve gevoelens kan stimuleren (deredactie.be, 21.02.2015). Maar wanneer uit de niet-officiële beelden blijkt dat het in werkelijkheid ging om een sluwe cadrage waarbij televisiecamera’s en lenzen van de persfotografen een twintigtal activisten omtoverden in een massale solidariteitsketen van ‘meer dan duizend moslims’, verandert constructieve journalistiek prompt in geconstrueerde journalistiek.

Toen ik laatst in dat verband Soenens een citaat van zijn ex-collega Jef Lambrecht in Het Belang van Limburg (04.05.2013) voorlegde – ‘Geëngageerde journalistiek heeft de neiging om de feite op te offeren aan het ideaal, om de moraal boven de werkelijkheid te plaatsen: dat is niet in het belang van de lezer of kijker’ – verbrak de hoofdredacteur ‘die wil verbinden‘, op Twitter gepikeerd de verbinding.

Het valt op dat de constructieve journalistieke werkvloer vaak allergisch reageert op kritische geluiden. Eén bedenking op Twitter over bijvoorbeeld de eenzijdige Oekraine-berichtgeving en er volgde meteen een kregelige reactie van een Terzake-redacteur die daaruit enkel kon afleiden dat dergelijke criticaster ‘een kenau van een Oekraïense poetsvrouw moest hebben.’

Norse types en liefhebbers van ‘bangmakende content’, zo weten we inmiddels dankzij het Twitter-account van hoofdredacteur Soenens, zitten ondertussen bij VTM ‘bij de juiste zender’.

Morgen in de derde aflevering van ‘Achter de schermen van de constructieve journalistiek’: Hoe verhalenvertellers de (vierde) macht grijpen.

Lees ook deel 3.

Frank Thevissen (1962) is doctor in de communicatiewetenschappen en was tot 2008 als hoofddocent strategische communicatie verbonden aan de VUB. Hij is de ontwikkelaar van De Stemmenkampioen en publiceerde o.a. 'Media en journalistiek in Vlaanderen: kritisch doorgelicht', 'De vierde onmacht: journalisten, politici en critici over media en journalistiek' en 'Het is maar een peiling'.

Commentaren en reacties