JavaScript is required for this website to work.
post

Aloysius Stepinac: aartsbisschop van Kroatië in beroerde tijden

Pieter Jan Verstraete16/8/2019Leestijd 10 minuten
De Kroatische kardinaal Aloysius Stepinac wordt vereerd als een katholieke
martelaar die zich verzette tegen het Tito-communisme in Joegoslavië.

De Kroatische kardinaal Aloysius Stepinac wordt vereerd als een katholieke martelaar die zich verzette tegen het Tito-communisme in Joegoslavië.

foto ©

De Kroatische kardinaal Aloysius Stepinac is een katholiek martelaar die zich verzette tegen het Tito-communisme in Joegoslavië. Een portret door Pieter-Jan Verstraete.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Kroatische aartsbisschop, later kardinaal, Aloysius Stepinac verzette zich tijdens de Tweede Wereldoorlog zowel tegen het fascisme en het nationaalsocialisme als tegen het Ustasa-bewind van ‘poglavnik’ (leider) Pavelic. Na de oorlog bestreed hij het communistische regime van Tito en werd hiervoor zwaar gestraft. Hieronder brengen we zijn levensverhaal.

Krasic

Aloysius Stepinac was afkomstig uit een zeer katholieke en gegoede boerenfamilie. Op 8 mei 1898 zag hij als vijfde kind van negen het levenslicht in Krasic, niet ver van de Kroatische hoofdstad Zagreb.

Na zijn middelbare studie werd hij in juni 1916 opgeroepen voor zijn militaire dienst. Na een korte training stuurde men hem in februari 1917 naar de Italiaanse frontsector. Zijn verblijf aan het front leidde tot een eerste geestelijke levenscrisis waardoor hij zijn priesterroeping (voorlopig) vaarwel zei. Tijdens een van de offensieven aan het Isonzofront werd hij op 7 juli 1917 gewond en door de Italianen krijgsgevangen genomen. In krijgsgevangenschap sloot hij zich aan bij het Zuid-Slavische Legioen dat bestond uit Servische, Sloveense en Kroatische officieren, die later meedroegen aan het ontstaan van de Joegoslavische eenheidsstaat. Kroatische nationalisten zouden hem later dat lidmaatschap ten kwade duiden.

Priester

Na zijn vrijlating in juni 1919 studeerde de jonge Stepinac aanvankelijk landbouwkunde aan de universiteit van Zagreb maar dat draaide uit op een mislukking. Het interesseerde hem niet. Daarna werd hij beheerder van een van de landgoederen van zijn vader. Tegelijkertijd kreeg hij meer en meer interesse voor de Kroatische zaak. Herhaaldelijk sprak hij voor de nationalistische Boerenpartij van Stjepan Radic.

Stepinac viel de hoofdzakelijk uit (christelijk-orthodoxe) Serviërs bestaande regering in Belgrado aan, die openlijk de (katholieke) Kroaten benadeelde. In het begin van de jaren 1920 leerde hij een jongere vrouw kennen. Toen Stepinac, een tengere gestalte met een ascetisch voorkomen, tegenover haar liet weten voorstander te zijn van een sobere levenswijze zonder comfort, en grotendeels te willen leven in onthouding, verbrak ze de verloving. Dagenlang leefde hij bijvoorbeeld op een dieet van pompoen en brood. Deze breuk veroorzaakte bij Aloysius Stepinac een tweede levenscrisis.

Als gevolg hiervan besloot hij nu definitief toe te geven aan zijn priesterroeping, en dat grote vreugde van zijn moeder. In oktober 1924 vatte hij zijn studie aan in Rome waar hij aan de Gregoriaanse universiteit studeerde. Het waren ook jaren waarin de Kroaten meer en meer voor hun rechten opkwamen en de Servische heerschappij hekelden. Op 20 juni 1928 schoot een Montenegrijnse afgevaardigde in het parlement twee Kroatische volksvertegenwoordigers dood. Hierdoor kwam het in Zagreb tot hevige protesten en rellen. Als gevolg van deze aanslag werd, mee door toedoen van de advocaat Ante Pavelic, de Ustasa opgericht in 1930. Deze paramilitaire organisatie, die niet voor terreurdaden terugschrok, vond een veilige thuisbasis in fascistisch Italië waar ze ook op de nodige fondsen kon rekenen. Het was een Bulgaarse revolutionair met banden met de Ustasa die op 9 oktober 1934 in Marseille de Joegoslavische koning-dictator Alexander vermoordde.

Aartsbisschop

Na zijn priesterwijding in oktober 1930 werd de begaafde maar introverte Alojzije Stepinac de rechterhand van aartsbisschop Anton Bauer in Zagreb. In 1934 werd de 36-jarige Stepinac op uitdrukkelijke wens van Bauer benoemd tot aartsbisschop-coadjutor en diens opvolger. Stepinac weigerde aanvankelijk maar een uitdrukkelijke pauselijke verordening deed hem inbinden, weliswaar tegen zijn zin. In dat jaar gaf hij zijn droom van de Joegoslavische eenheidsstaat op. Als Kroatisch patriot maar zonder nationalist te zijn, besefte hij dat zijn landgenoten in Belgrado op geen waardering en erkenning dienden te rekenen. In alle opzichten werden de Kroaten benadeeld. Steeds weer verdedigde hij de rechten van het Kroatische volk en de rooms-katholieke kerk binnen de veelvolkerenstaat Joegoslavië, of de katholieke kerk tegenover de christelijk-orthodoxe Servische kerk. Wel diende de kerk zich te onthouden van elk politiek engagement.

Als geestelijke en als mens was Stepinac een stille man, een asceet en heel bescheiden. Het grootste deel van zijn inkomen deelde hij uit aan de armen die in Zagreb de straten bevolkten. Hij zorgde voor gaarkeukens en gratis soepbedelingen. Een bureaumens was hij allerminst maar organiseren kon hij als geen ander. Zijn handelswijze was soms doortastend en meer dan eens hanteerde hij een niet-diplomatieke taal, waarmee Stepinac menig gesprekspartner bruuskeerde. Hoewel hij niet graag in het middelpunt van de belangstelling stond, was hij in staat om leiding te geven zonder autoritair over te komen. Zijn enige vorm van ontspanning waren lange wandelingen, liefst in de bergen.

Sporazum

Na het overlijden van aartsbisschop Bauer volgde coadjutor Stepinac hem op 7 december 1937 op als hoofd van de katholieke kerk van Joegoslavië. Een haast onmogelijke taak stond op hem te wachten.

Vanaf zijn eerste dag in het aartsbisschoppelijk paleis in Zagreb was de nieuwe kerkleider het onderwerp van naijver en roddels. Hij werd bekritiseerd en nagesproken. Het gerucht werd onder meer verspreid dat hij aan tbc leed en niet lang meer zou leven. Sommige namen het niet dat hij op amper 39-jarige leeftijd tot katholiek kerkvorst van Joegoslavië werd benoemd. Anderen weer duidden het hem euvel dat, hoewel gedurende korte tijd, hij lid was geweest van het Zuid-Slavische Legioen en geen sympathie koesterde voor het Kroatisch nationalisme, dat onder meer door de Ustasabeweging tot uiting gebracht werd. Inderdaad telkens weer waarschuwde Stepinac voor de ‘valse profeten’ van het fascisme en het nationaalsocialisme.

Toen in 1939 de Joegoslavische regering, onder druk van de gebeurtenissen (annexatie Oostenrijk, de crisis in het Sudetenland, het Memelland…) en de economische afhankelijkheid van Hitler-Duitsland, aan Kroatië het ‘sporazum’, een verregaande autonomie binnen de staat, verleende, verlangde Stepinac dat het katholicisme binnen Kroatië de enige erkende godsdienst werd. Dat betekende dat de rol van de christelijk-orthodoxe kerk binnen Kroatië uitgespeeld was. Veel Kroaten vonden dat de autonomie niet ver genoeg ging. Daarentegen vonden tal van Serviërs dat de tegemoetkomingen aan de Kroaten te ver gingen. Kortom de onrust in Kroatië bleef bestaan.

Bezetting

Tijdens de zomer van 1940 —de Wehrmacht had het Franse leger zo-even vernietigend verslagen— legde aartsbisschop Stepinac zijn eerste contacten met vertegenwoordigers van de Ustasa.

Op 6 april 1941 liep de Wehrmacht Joegoslavië in amper twaalf dagen tijds onder de voet. Door het gebrek aan cohesie en het ontbreken van iedere vorm van moreel stortte het Joegoslavische leger al vanaf de eerste oorlogsdag in elkaar.

Al op 10 april werd de Onafhankelijke Staat Kroatië of Nezavisna Drzava Hrvatsk, afgekort NDH, uitgeroepen met Ante Pavelic als ‘poglavnik’ (of Führer). De nieuwe staat stond onder bescherming van Hitler en Mussolini.

Zes dagen later had Stepinac zijn eerste ontmoeting met Pavelic. Beide mannen koesterden niet de minste sympathie voor elkaar. De ontmoeting duurde nauwelijks een kwartier. Stepinac verklaarde dat hij een zelfstandig Kroatië genegen was maar niet een staat die door de Ustasa gedomineerd werd, en onder bescherming van de Asmogendheden stond. Nadien bracht hij Pavelic in grote verlegenheid toen hij vroeg of deze betrokken was bij de aanslag in 1934 op de Joegoslavische koning Alexander. Pavelic ontkende krachtig wat in tegenstelling met de waarheid was.

Toch sprak Stepinac zich in naam van de Kroatische bisschoppen uit voor een oprechte en loyale samenwerking met het Pavelic-regime ten voordele van de toekomst ‘van ons volk en onze heimat’.

Excessen

In 1941 telde het zelfstandige koninkrijk Kroatië 6,3 miljoen inwoners, waarvan amper 3,3 miljoen Kroaten waren, ietsje meer dan de helft dus. Verder woonden er 2 miljoen Serviërs binnen de NDH-staat, 700 à 900.000 moslims en 120 à 150.000 Volksduitsers. De rest waren Joden en zigeuners. De moslims zagen zich bevorderd tot Kroaten met de islam als godsdienst. Joden en zigeuners werden zoveel mogelijk opgepakt en zonder pardon naar Jasenavac gedeporteerd, het grootste niet-Duitse concentratiekamp in bezet Europa. Hun overlevingskansen waren er nagenoeg nihil. Voor de 2 miljoen Serviërs had Pavelics staf volgend plan uitgewerkt: een derde kwam in aanmerking om zich door herdopen (vaak onder dwang) met de Kroaten te assimileren, een derde werd naar Servië gedeporteerd en een derde werd vermoord in Jasenavac of onderweg of thuis. De milities van de NDH kenden geen genade. Hele dorpsgemeenschappen werden geliquideerd, velen vooraf gefolterd, vrouwen en meisjes verkracht. Door deze uitspattingen werden heel veel Serviërs naar de communistische weerstand gedreven.

Daartegen protesteerde aartsbisschop Stepinac herhaaldelijk in persoonlijke nota’s, herderlijke brieven of vanop de kansel. Soms sprak hij Pavelic en Duitse officieren persoonlijk aan. Nooit beschuldigde hij Pavelic rechtstreeks maar had het over ‘onverantwoordelijke elementen’. Niet altijd hadden zijn tussenkomsten succes. In december 1941 en nogmaals in november 1943 was Pavelic de aanhoudende kritiek van de aartsbisschop, die hij haatte, danig beu dat hij hem wilde laten arresteren. De Duitsers verhinderden dat. Wel beschouwden ze hem als een ‘Judenhelfer’.

Op subtiele wijze wist de Ustasa-regering katholieke priesters en bisschoppen voor zich in te palmen. Wanneer Stepinac wist dat een priester al te veel sympathie koesterde voor de Ustasa vloog ie eruit of werd verbannen buiten Kroatië. Hij slaagde er ook in om een aantal joden van deportatie te redden, en dus van een gewisse dood. In 1943 werd hij hierom internationaal geprezen. Ook paus Pius XII liet zijn goedkeuring blijken.

Vooral ergerde de kerkvorst zich aan de franciscaner paters waarvan er een aantal zelf meededen aan de excessen tegen de Serviërs. In Bosnië-Herzegovina, het ‘missiegebied’ bij uitstek van de franciscanen gebeurden er ongelooflijke wreedheden. Zelfs het hoofd van de franciscaner orde in Rome kon deze excessen in de jaren 1941-1944 nauwelijks beteugelen.

Het gevolg was dat de steeds sterker wordende Tito-partizanen de anti-Servische acties in Kroatië ook vereenzelvigden met de katholieke kerk. Ustasa-leden en katholieken waren in hun ogen één pot nat.

Oorlogsmisdadiger

Wanneer op het einde van de oorlog de communistische partizanen van Josip Broz ‘Tito’ Zagreb naderden, waarschuwden goedgezinde priesters en leken Alojzije Stepinac dat hij beter kon vluchten. Hij weigerde en wilde zijn kerk niet in de steek laten. Al in maart 1945 had de partizanenzender hem een oorlogsmisdadiger genoemd. Daarbij dienen we te vermelden dat de OZNA, de communistische geheime dienst van Tito, eenieder als collaborateur beschouwde die tijdens de oorlog thuis bleef en niet voor de ondergrondse werkte. Ustasa-leden, NDH-ambtenaren, priesters, katholieken, Kroatische nationalisten en conservatieve katholieken werden als des duivels beschouwd en ook behandeld.

Er vonden na de oorlog —van bevrijding was nauwelijks sprake— in Kroatië en Slovenië (tijdens de oorlog deel van het Groot-Duitse Rijk) heel veel wreedheden en represailles plaats. Tienduizenden, vaak onschuldige burgers en Duitse soldaten, kregen een nekschot en werden in tientallen massagraven gegooid — zo ook meer dan zeshonderd katholieke geestelijken. Nogmaals tienduizenden Kroaten en Slovenen die naar Oostenrijk gevlucht waren, werden door de Britten aan het partizanenleger van Tito uitgeleverd. Ze waren allen ten dode opgeschreven. Veel van die massagraven (tot nu meer dan zeshonderd) in kloven, grotten… werden na de ineenstorting van Joegoslavië ontdekt. De burgeroorlog van de jaren 1990 vond voor een groot deel haar oorsprong tijdens de oorlogsjaren en de eerste naoorlogse jaren. Er was/is veel onverwerkt leed.

Op hun beurt namen de hoofdzakelijk Servische Tito-partizanen op bloedige wijze wraak voor het leed dat hen en hun families tijdens de oorlog aangedaan was. Van enige gerechtigheid was geen sprake.

‘Communistische slavernij’

Op 17 mei 1945 werd aartsbisschop Alojzije Stepinac een eerste maal door de OZNA aangehouden. Er volgde een reeks ondervragingen maar men kon hem niets concreets aanwrijven. Op 3 juni was hij weer op vrije voeten ook dankzij de massale protesten van gelovigen. De OZNA kreeg opdracht om voldoende bewijsmateriaal tegen hem te zoeken en een dossier aan te leggen.

Intussen was de katholieke kerk onderhevig aan allerlei vormen van pesterijen. Tot 1945 verschenen er bijvoorbeeld een honderdtal katholieken bladen en tijdschriften. Daarna werden ze allen verboden. Vrouwelijke partizanen staken tijdens de eredienst in de kathedraal van Zagreb ostentatief sigaretten op. Veel leverde het hen alvast niet op. Verontwaardigde gelovigen smeten ze manu militari uit de kerk.

Stepinac zelf werd dag en nacht door Tito’s agenten in de gaten gehouden.Vaak was hij het slachtoffer van provocateurs. Men schrok er ook niet voor terug om priesters op klaarlichte dag te vermoorden. Zelf werd Stepinac het slachtoffer van een mislukte aanslag. Tito toonde zich hierbij verontwaardigd maar was de man die alle touwtjes in handen hield. Dat alles weerhield er de katholieke bisschoppen van Joegoslavië niet van om geregeld tegen de uitspattingen van de terreur onder Tito te protesteren. Stepinac zelf veroordeelde herhaaldelijk de ‘communistische slavernij’, waarin zijn land vervallen was. Weinig hiervan drong echter naar de buitenwereld door.

Proces

Op 18 september 1946 werd de Kroatische aartsbisschop een tweede maal aangehouden, en volledig van de buitenwereld geïsoleerd. Inmiddels had de OZNA een dossier van 3229 pagina’s over hem samengesteld. Het werd een schertsproces (begindatum 30 september) dat gebaseerd was op basis van vervalste documenten en lasterrijke uitspraken. Tijdens het proces voerden de media een ware hetzecampagne tegen hem. In de rechtszaal, een aangepaste gymzaal, bestond het publiek uit aanhangers van Tito. De ‘rechters’ waren getrouwe Tito-aanhangers. Ze waren vooringenomen en lieten zich neerbuigend over de beklaagde uit. Ook de openbare aanklager Jakov Blazevic verloor geregeld zijn zelfbeheersing, en tierde en schreeuwde tegen de beklaagde(n). Wel was de internationale pers toegelaten.

Het proces was danig opgesteld dat alles wat pleitte voor Stepinac een negatieve wending kreeg. Priesters, vertrouwelingen van weleer, lieten hem in de steek. Wel kon hij op het blijvend vertrouwen van het Vaticaan rekenen dat het had over een ‘allertreurigst proces’. In feite wilde het Tito-regime Stepinac danig onder druk zetten tot hij akkoord ging met een schisma; de afscheuring van de katholieke kerk van Joegoslavië van Rome. Stepinac, hoewel zijn gezondheid slecht was, weigerde hierop in te gaan. Zijn geest en invloed kon men niet doden. Telkens hij het woord kreeg, steeg er vanuit het gepeupel in de zaal getier en gekrijs op zodat men hem nauwelijks kon verstaan. Vooral de internationale pers protesteerde tegen deze vooringenomen rechtspraak.

Joden en Serviërs die op het proces ten gunste van Stepinac wilden getuigen, werden geweerd. N.

Het vonnis stond dan ook bij voorbaat vast. De Kroatische aartsbisschop werd over de hele lijn schuldig verklaard en op 11 oktober 1946 tot zestien jaar gevangenis veroordeeld.

Lepoglava

Op internationaal vlak regende het protesten tegen het onrechtvaardige oordeel. In Zagreb werden er protestbetogingen gehouden. Een martelaar was geboren.

In de gevangenis van Lepoglava werd Stepinac vooral in het begin aan een streng regiem onderworpen. Sommige bewakers hielden ervan om hem te treiteren. De isolatie viel hem zwaar. Gedurende 22 uur per etmaal zat hij in afzondering. De maaltijden werden voor hem speciaal bereid en waren goed te noemen. Toch ging zijn gezondheid er zienderogen achteruit en werd hij nog magerder dan hij al was.

Op 5 december 1951 werd Stepinacs straf omgezet in huisarrest in zijn geboortedorp Krasic (vijfhonderd inwoners). Hij woonde er in de pastorij. Dat gebeurde grotendeels onder Amerikaanse druk. Tito had gebroken met Stalin en dong naar Amerikaanse Marshallhulp. Tijdens de jaren 1945-1955 was de levensstandaard in Joegoslavië lager dan voor de oorlog. Een van de voorwaarden die de Amerikanen stelden, was dat Stepinac uit de gevangenis diende vrijgelaten te worden. In 1949 al hadden Joegoslavische communisten in het buitenland toegegeven dat de aartsbisschop van Zagreb onschuldig in de gevangenis zat.

Kardinaal

In Krasic werd de prominente gevangene scherp in de gaten gehouden door OZNA-agenten en communistische militieleden. Ook de dorpsbewoners werden hierdoor gegijzeld. Regelmatig als ze zich buiten het dorp begaven, werden ze gecontroleerd of ze geen brieven of pakjes voor Stepinac naar buiten smokkelden of binnen brachten. Slechts zelden hadden de communisten prijs. Toch ontving de aartsbisschop tijdens zijn ballingschap enkele duizenden brieven. De meeste poststukken kreeg hij via allerlei smokkelwegen toebedeeld. Van de reguliere post maakte hij maar zelden gebruik omdat deze gecensureerd werd. Wel ontving hij regelmatig het bezoek van buitenlandse journalisten en geestelijken.

Op 29 november 1952 werd aartsbisschop Stepinac door paus Pius XII tot kardinaal benoemd. De communistische leider Tito beschouwde dit als een persoonlijke provocatie aan zijn adres, en verbrak voor korte tijd de diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan. Stepinac kreeg geen toestemming om zijn kardinaalshoed in Rome af te halen of het werd een enkele reis.

Ook nadien bleven de pesterijen aanhouden. De kardinaal van Zagreb, zonder evenwel zijn functie te kunnen uitoefenen, verzwakte zienderogen. Totaal uitgeput overleed hij op 10 februari 1960 in zijn geboortedorp. Amper enkele dagen voor zijn overlijden werd de zwaar zieke man op zijn sterfbed nog aan een controle door de communistische militie onderworpen. Men kwam controleren of hij nog in staat was zich naar het politiekantoor te begeven.

Sommigen lieten weten dat hij overleed aan de gevolgen van leukemie, die hij opgelopen had door de langzame vergiftiging van zijn lichaam tijdens zijn gevangenisjaren. Hoe dan ook, zijn medisch gevangenisdossier werd tot nu toe niet teruggevonden. Kroatische historici nemen aan dat het vernietigd werd.

Tito gaf toestemming voor een begrafenis in de kathedraal van Zagreb. Meer dan 100.000 mensen kwamen het stoffelijk overschot groeten. Het kerkgebouw dat 4000 mensen kon omvatten, was te klein om eenieder die de rouwmis wilde bijwonen, een plaats te bieden.

Kardinaal Stepinac werd 61 jaar. Hij was gedurende 25 jaar aartsbisschop, waarvan hij dertien jaar (acht jaar daarvan in Krasic) in gevangenschap doorbracht.

Op 14 februari 1992 werd Stepinac door het Kroatische parlement in ere hersteld. Zes jaar later werd hij door paus Johannes-Paulus II zalig verklaard. De huidige paus ondernam tot dusver geen verdere stappen in het heiligwordingsproces.

Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.

Commentaren en reacties