JavaScript is required for this website to work.
post

Altijd iets

Pieter Bauwens10/5/2012Leestijd 3 minuten

Een boek van een jonge schrijver, over Vlaamse thema’s, ontworteling en identiteit én zich ook afspeelt in de rand van de Vlaamse Beweging. Dat moeten we lezen. En dan is het ook nog eens geschreven door Joachim Pohlmann, identiteitsspecialist van de N-VA en speechschrijver van Bart De Wever.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Joachim Pohlmann moest zich door de Vlaamse media werken met de eerste boodschap:’ mijn boek is geen N-VA-pamflet’. Hoewel het centrale thema van het boek, de relatie tot de gemeenschap, de identiteit zeg maar, toch het geliefde thema is van de N-VA-voorzitter. Een heet thema in de Vlaamse Beweging en Vlaanderen. En dat niet geschreven door iemand die het bestaan van een identiteit, zeker de Vlaamse, op voorhand al ontkent.

Eerst kort het verhaal. Joris, het hoofdpersonage, is opgegroeid in de Kempen. Opa is een oud-oostfronter en de ouders zijn mei 68’ers. Om hen te pesten ging hij zelfs een korte tijd bij het Vlaams Nationaal Jeugdverbond (VNJ). Hij studeerde in Leuven, is daar met zijn lief blijven wonen en net gedumpt. Joris vraagt zich af wat hij moet met zijn leven. Hij besluit om terug thuis te gaan wonen, in het dorp in de Kempen … Maar dat duurt niet lang. Hij heeft nog altijd contact met de vrienden van vroeger. Maar wat hebben ze nog gemeen? Uiteindelijk gaat hij voor een bevlieging (een zus van een oud-VNJ-vriend) in Antwerpen wonen, maar ook dat wordt niets. Om dan te eindigen in een moment van zelfreflectie bij de allochtone Nadia.

Kwal

Er zijn een paar problemen met het boek. Die Joris is een kwal. Zo’n typisch Brusselmans-personage, een cynische, betweterige egoïst die neerkijkt op de rest van de wereld met een superieur dedain, terwijl hij zelf de grootste loser van het hele verhaal is. De vrouwen zijn ‘kutten’ en de mannen ‘lullen’ en de medemens wordt systematisch met wat scheld-of schuttingwoorden omschreven. De expliciete taal ontbreekt niet in dit boek. Het is een kwestie van smaak, maar niet de mijne. Je begint na wat lectuur gewoon te hopen, ‘dat een of andere dipshit zijn pokkensmoel eens dichttimmert’ of dat die Joris halverwege het boek verongelukt. Ik had het niet erg gevonden. Het is de keuze van de auteur om met zo’n personage uit te pakken, maar wat heb je daar als lezer aan? Het is allemaal zo puberaal …

Gelukkig verdwijnt Joris af en toe eens op de achtergrond en diept Pohlmann een nevenpersonage uit. De auteur kiest daarvoor een ander vertelperspectief. Het zijn portretten, van de legendarische vakbondsafgevaardigde die aan lager wal is geraakt ‘Jos de Sos’ of ‘Jef Geboers’ de landbouwingenieur die via de Boerenbond in de dorpspolitiek verzeilt en niet ontsnapt aan dienstbetoon. Hier laat Pohlmann zijn pose varen en geeft hij blijk van vertelkunst.

Geen affectie

In discussies over het boek viel enkelen een gelijkenis op met Los van Tom Naegels (de Nadia op het einde zal wel een verwijzing naar Los zijn, vermoeden we). Maar Los is snediger, vinniger, meer to the point. Tom Naegels schetst ook met liefde het portret van zijn socialistische achtergrond waarmee hij worstelt. Bij Pohlmann ontbreekt die affectie. Enkel zijn opa komt er nog goed uit. Pohlmann lijkt wild om zich heen te slaan. Altijd iets schiet uit naar alle kanten. Joachim Pohlmann heeft het moeilijk om er de vinger op te leggen. Daardoor wordt het boek ook langdradig. Als lezer stelde ik vroeg ik me vaak af wat hij nu wil bereiken of bewijzen? Op het einde bleef ik onbevredigd achter.

In interviews zegt Pohlmann dat het hem te doen is om het gemeenschapsgevoel. Zonder gemeenschapsgevoel ben je niets. Het boek wil verder gaan waar Groenten uit Balen, van Walter van den Broeck, stopt. Pohlmann groeide op in Balen, liep school in Mol en kende de verhalen. Hij zag ook welke solidariteit en gemeenschapsgevoel die stakingen hadden meebracht. Het uitgangspunt voor de schrijver was: is daar nu, zonder ideologie of geloof, nog iets van over? Het is me na lezing niet helemaal duidelijk. Joris worstelt met zijn wortels, wil ervan onder, kan niet, wil misschien ook niet. Maar verder dan die vaststelling komt deze roman niet.

Een gemiste kans voor een auteur die niet schijnt te behoren tot het clubje erfgenamen van mei ’68 die tegenwoordig de literatuurscene van Vlaanderen uitmaken. Hier en daar komt het talent wel bovendrijven, maar Pohlmann moet zijn stem nog zoeken. Het is eigenlijk zeer de vraag of dit boek wel zou verschenen zijn, mocht de auteur niet in alle kranten kunnen poseren als de speechschrijver van Bart De Wever …

Pieter Bauwens is sinds 2010 hoofdredacteur van Doorbraak. Journalistiek heeft hij oog voor communautaire politiek, Vlaamse beweging, vervolgde christenen en religie.

Commentaren en reacties