JavaScript is required for this website to work.
post

Armoededebat wordt niet proper gevoerd

Jan Van de Casteele23/10/2017Leestijd 5 minuten

foto © Reporters

Het armoededebat over de sociale stand van dit land moet eerlijker worden gevoerd.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wetenschappers haastten zich vooral in de herfst met kritiek op het armoedebeleid. ‘Het recente arbeidsmarktbeleid lijkt eerder een strijd tégen mensen in armoede, dan wel armoedebestrijding’, aldus de professoren Jan Vranken en Ides Nicaise, auteurs achter het federale Jaarboek Armoede. ‘De cijfers schetsen een beleid van schuldig verzuim’, stelt Jos Geysels (ex-Groen). Over welk verzuim spreken we?

Vorige week was er de ‘Werelddag van het Verzet tegen Armoede’. Van 21 tot 27 oktober loopt in verschillende gemeentes de Inleefweek Armoede. Straks luiden de deurbellen voor 11.11.11 en andere campagnes.

In hun communicatie gaan tal van armoedeorganisaties, journalisten en politici van de oppositie fel te keer tegen de federale en de Vlaamse regering. De armoede in dit land is groot en schandalig, zo klonk het in deze oktoberdagen. Hun verzuim is evenwel veel groter. Ze fixeren zich op de gevolgen, maar zijn eerder traag in het aanwijzen van de oorzaken van het armoedeprobleem.

Twee vragen ontsnappen al eens aan hun aandacht: waarom is dat vooral zo (migratie) en waar stelt zich binnen deze staat het probleem het scherpst (communautaire kwestie)? Mogen de cijfers spreken.

Internationaal

Zowel de Vlaamse overheid (Armoedemonitor, voorjaar), de federale overheid (de recent gepubliceerde jaarboek Armoede in België, 2017) houden zich bezig met de studie van deze problematiek. Daarnaast zijn nog de publicaties van de armoedeorganisaties (Netwerk tegen Armoede, Welzijnszorg, Samenlevingsopbouw Vlaanderen en Decenniumdoelen 2017*) en de internationale rapporten (OESO).

Veel analyses dus, maar de meeste commentaren van armoedeorganisaties, academische analisten en progressieve politieke partijen beperken zich nog altijd tot de blote cijfers en pakken meteen hun megafoon. Weinig of niets over de bevreemdende regionale verschillen binnen België, nog minder over de impact van migratie. Maar tussen lange bladzijden analyses vind je ze wel.

Communautair

In internationale rankings scoort België matig, maar het cijfer verdoezelt veel.

Daar becijfert men een armoedecijfer, door Europa vastgelegd op 60 procent van het mediaan netto beschikbare gestandaardiseerde huishoudinkomen van het betrokken land. Welnu, het Belgische armoedeprobleem is behoorlijk communautair gekleurd. Het Belgische armoedecijfer (14,9 procent huishoudens met inkomen onder de armoederisicodrempel) verdoezelt een toch wel opmerkelijke regionale realiteit: Vlaanderen scoort met 10,3 procent (680.000 personen) beduidend beter dan Wallonië met 18,3 procent en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) met 29,7 procent. Vlaanderen behaalt een tweede plaats in de EU-rangschikking. De agitatie rond armoede gaat voorbij aan dit gegeven. Ze gaat ook voorbij aan het verband tussen migratie en armoede. ‘Schandalig’, klinkt het en de kous is af. Progressieven branden het beleid af – hun hobby of beroep – en schuwen de grondige analyse.

Migratie

Volgens de marxistische socioloog en statistiekenspecialist Jan Hertogen is migratie, hoe omvangrijk ook, ‘een geschenk uit de hemel’. De jongste 70 jaar noteert hij meer dan twee miljoen nieuwkomers in België. Van 1966 tot 1976 ging het nog maar om zo’n 27.000 per jaar, maar iets later begon de steile klim naar 37.700 in de periode 1996-2006 en 71.700 nieuwkomers per jaar in de periode 2006-2015. De niet-Europse afkomst is aanzienlijk (324.239 uit Marokko, 163.717 uit Turkije, 60.249 uit Congo, de jongste jaren ook uit andere arme landen, enz.)…

Dat staatssecretaris voor Armoedebestrijding Zuhal Demir (N-VA) vorige week toegaf dat de federale regering er niet meer zal in slagen om de laagste uitkeringen (leeflonen) op te trekken tot aan de Europese armoedegrens, lijkt een redelijk standpunt. Armoedespecialiste Bea Cantillon weet dat zoiets de federale regering in 2020 297 miljoen euro zou kosten. Doet men hetzelfde met alle componenten van de sociale zekerheid (werkloosheidsuitkeringen, ziekte-uitkeringen en minimumpensioenen) en met alle bijstandsuitkeringen (dus naast leefloon ook de IGO en het IVT) dan zou dat volgens Cantillon in Knack oplopen tot 3,5 procent van het bbp, maar zij vindt dat voor een ‘rijke samenleving’ als de onze blijkbaar mogelijk en nodig. ‘Dat dit niet gebeurt, is het bewijs dat het armoedebeleid van deze regering finaal is mislukt’, aldus de politica.

Nog recente klokkenluiders en alarmisten zijn de professoren Jan Vranken en Ides Nicaise, auteurs achter het federale Jaarboek Armoede in België, dat in oktober werd voorgesteld. Demir ging niet naar het colloquium, maar reageerde fel. Ze verduidelijkte dat beide critici uit een welbepaalde linkerhoek komen, Nicaise liet zich al vaker opmerken bij de sp.a, Vranken bij de communistische PVDA.

Grenzeloos

Geysels, Hertogen, Cantillon, Vranken, Nicaise, de hele lobby gaat blijkbaar uit van een grenzeloosheid van middelen, van een grenzeloosheid van nieuwe instroom van armen, van een grenzeloosheid die communautaire verschillen wegmoffelt.

Wie het hele financiële plaatje wil zien, weet dat hier al ontzettend veel gebeurt voor de nieuwkomers: van werkloosheidsvergoeding en leefloon, over ‘inhaalkosten’ voor kinderopvang en onderwijs tot een kluwen van sociale toeslagen allerhande (overheidssteun voor het openbaar vervoer, voor wonen en huren, voor nutsvoorzieningen, studiebeurzen, cultuurcheques…) en nog veel meer. Te veel om te behandelen binnen dit bestek, maar overal spreken de cijfers een verhaal dat tot omzichtigheid zou moeten aanzetten. We pikken er één voorbeeld uit: het leefloon, een zware uitgavenpost in onze bijstand.

Leefloon

Het aantal leefloners steeg van 138.871 in 2008 naar 170.599 begin dit jaar. Een stijging met 23 procent. Je kunt hierover meteen op de politieke tamtam slaan of je kunt op zoek gaan naar een redelijke verklaring van die toename en bezinning over de begrenzing ervan.

We zijn het niet echt gewoon, maar ook Bea Cantillon vermeldde onlangs de regionale verschillen: er zijn verhoudingsgewijs ‘in Wallonië driemaal en in Brussel zelfs zesmaal meer leefloners dan in Vlaanderen’ (De Standaard, 16 oktober).

We vullen aan: in januari 2017 waren er in Vlaanderen 42.850 leefloners, in Brussel 49.475, in Wallonië 170.599. Goed om weten: Vlaanderen telt dubbel zoveel inwoners als Wallonië en zesmaal zoveel als Brussel. In percentages geeft dat:

  • Vlaanderen (60 procent inwoners): 25 procent
  • Wallonië (35 procent inwoners): 46 procent
  • Brussel (10 procent inwoners): 29 procent.

Bovenop de problematiek van de regionale werkloosheids- en leefloonkloof, die er al zo lang is, ontwikkelde zich de jongste decennia ook de problematiek van de migratie (waarvan het vluchtelingentoestroom maar een onderdeeltje is).

Kromzetting

Ook hierover gaf de specialiste Bea Cantillon voor een keertje een cijfer: in De Standaard had ze het over 70 procent leefloners van ‘niet-Belgische origine’. Nadien werd dat door De Standaard gecorrigeerd naar 30 procent, maar al vlug bleek dat ook dat om een kromzetting ging. Jan-Frederik Abbeloos, chef-Wetstraat, komt niet verder dan de ondoorgrondelijke kromzin: ‘Het gros van de leefloners in ons land is van niet-Belgische origine. Dat is een gevolg van hun gebrekkige kansen op de arbeidsmarkt.’.

Bea Cantillon, die de verwarring toegaf, zegt hierover aan Doorbraak dat het gaat om 30 procent niet-Belgen (vreemdelingen), en 70 procent Belgen waaronder veel migranten. Onder die laatste groep zit evenwel een grote groep migranten. Naar schatting gaat in totaal om ‘70 procent mensen met een migratieverleden (zelf niet in België geboren en/of ouders niet in België geboren)’, aldus nog Cantillon, maar die schatting is gebaseerd op cijfers van 2005 ‘en dus allicht een onderschatting’, voegt ze daaraan toe.

Volgens de Vlaamse armoedemonitor is 80 procent van de Vlaamse leefloonpopulatie van buitenlandse komaf. In Brussel zelfs 90 procent.

Mogen we dat veel vinden? En kunnen we daar een proper debat over voeren? Cantillon probeert dat hoge cijfer nog te verklaren– geheel in de lijn van wat in progressieve middens per definitie gebeurt – door bij het noemen van de oorzaken van die hoge cijfers te verwijzen naar ‘te weinig scholing, een gebrekkige kwalificatie, een te gesloten arbeidsmarkt, discriminatie, etc…’. Onze schuld?

Diezelfde kap over het hoofd zien we bij Jan Hertogen. Natuurlijk is leefloon ‘een teken van beschaving’ dat ons ervoor behoedt ‘terug te vallen tot middeleeuwse toestanden van armenzorg en bedelstaf.’ Natuurlijk heeft Hertogen tot hier gelijk. Maar het debat moet gaan over de draagkracht van een samenleving. De progressie (zelf)beschuldiging houdt geen steek.

Leeflonen zullen volgens Hertogen ‘België redden van de demografische en uiteindelijk economische ondergang’… Dat is een utopische inschatting. Zijn ultieme oprisping zegt veel: ‘Na de jodenjagers in Antwerpen komen er nu misschien wel leefloon- en migrantenjagers in Antwerpen’. Einde discussie?

___

* Decenniumdoelen 2017 startte tien jaar geleden als een platform van armoedeorganisaties, middenveld en welzijnsorganisaties, mutualiteiten en vakbonden met als doel de halvering van de armoede op 10 jaar tijd. In 2006 leefden 693.000 Vlamingen onder de armoedegrens, in 2015 waren dat er met 663.750 personen amper 30.000 minder.

Jan Van de Casteele is historicus. Hij was journalist bij Het Nieuwsblad (1989-1999), werd stafmedewerker van de VVB (vanaf 1999) en hoofdredacteur van Doorbraak van 2003 tot 2012. Sindsdien is hij zelfstandig journalist.

Commentaren en reacties