JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Autonomie en democratie versterken elkaar

Dirk Rochtus26/9/2014Leestijd 4 minuten

Is meer autonomie een recht? Meer autonomie dient de democratie, en dus is ze ook een plicht.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Hebben regio’s of deelstaten recht op meer autonomie? Hebben staatloze naties ook recht op autonomie in de vorm van een eigen staat of deelstaat? Deze vragen hebben alleen zin wanneer we naast individuele rechten ook het bestaan van collectieve rechten erkennen. Het liberale maatschappelijke model ziet de rechtssfeer van de staatsburger als bepaald door de individuele mensenrechten en draagt van daaruit ook het zelfbeschikkingsrecht over op de naties. Het nationaliteitsprincipe geldt zo als een ‘natuurlijk recht’ van de volkeren of naties op zelfbeschikking.

Instrument

Voor buitenstaanders is het zelfbeschikkingsrecht vaak een instrument om een ander doel te verwezenlijken. Karl Marx en Friedrich Engels koesterden principieel voorbehoud tegenover het denken over het zelfbeschikkingsrecht als een natuurrechtelijke categorie. Zo verdedigden ze het zelfbeschikkingsrecht van de over meerdere staten verdeelde Duitsers die in de 19de eeuw naar Duitse eenheid streefden enkel vanuit een koel functionalistisch machtsdenken: het Duitse nationalisme zou een staatkundig-economische Großraum creëren, waarbinnen het kapitalisme zich als noodzakelijke etappe op weg naar het socialisme beter kon ontvouwen. De Amerikaanse president Woodrow Wilson liet zich tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog in zijn pleidooi voor zelfbeschikking ook leiden door de gedachte dat de Slavische volken in Centraal-Europa met hun verlangen naar autonomie of zelfs staatkundige zelfstandigheid Oostenrijk-Hongarije, vijand van de geallieerden, zouden ondermijnen.

Bedreiging

Vandaag de dag koestert de internationale gemeenschap ook voorbehoud tegenover de interpretatie van het zelfbeschikkingsrecht als het recht op een eigen staat, als secessie of separatisme. Die houding is pragmatisch en ingegeven door de bekommernis om het garanderen van de internationale veiligheid en stabiliteit. Secessie is in de ogen van de wereldpublieke opinie gekoppeld aan het nationale ‘egoïsme’ van een bepaalde groep van mensen die homogeen is in cultuur of taal en dat zou vloeken met de idee van het harmonieuze samenleven van meerdere bevolkingsgroepen en ook met de solidariteit tussen hen. Zelfbeschikking kan ook botsen met de territoriale integriteit van een staat. Secessie wordt dan ook vaak gezien als een bedreiging voor de stabiliteit van de statengemeenschap door de fragmentatie die efficiëntieverlies op politiek en economisch vlak met zich meebrengt. De tendens in de wereld gaat naar grotere staatkundige entiteiten zoals de Europese Unie (EU). Liever externe uitbreiding dan interne (zoals door het opsplitsen van EU-lidstaten). Wat ingaat tegen die uitbreidingsidee wordt als Kleinstaaterei of als micronationalisme verworpen of gezien als uiting van reactionair denken. Het streven van tientallen regio’s in Europa naar meer autonomie wordt als een gevaar afgeschilderd omdat het de Balkanisering van het continent zou inluiden. De voorstanders van het Europese project vergeten echter dat het net de daarmee gepaard gaande grootschaligheid is die weerstand oproept, zowel op cultureel als op politiek vlak.

Verzet

De natiestaat in de 19de eeuw werd vanuit het centrum gedacht en hij werkte assimilerend naar de randen toe waar zich vaak verzet formeerde. Wat de randgebieden in de 19de eeuw waren, zijn nu in de EU van de 21ste eeuw qua afstand tot het machtscentrum de regio’s of deelstaten die niet direct aan de Europese tafel zitten. Zij voelen vervreemding of hebben het gevoel niet over hun eigen lot te kunnen beschikken. Die vervreemding kan dus zowel van culturele als politieke of socio-economische aard zijn, en het antwoord erop wordt gezocht in meer autonomie. Het is het argument dat je hoort in nationalistische middens of zoals het in de Yes-campagne in Schotland luidde : ‘Being an independent member of the EU means that Scotland will have its own voice and votes at the top table, able to pursue its own needs and interests’ (Een onafhankelijke lidstaat van de EU zijn betekent dat Schotland zijn eigen stem en stemmen heeft aan de toptafel, in staat om zijn eigen behoeften en belangen na te gaan). Het is hetzelfde argument dat we plachten te horen bij Vlaams-nationalisten als ze het hadden over de split vote, namelijk dat de ministers van de deelstaten een aparte stem zouden mogen uitbrengen in de ministerraden van de EU.

Europa

Het streven van regio’s naar meer autonomie of zelfs onafhankelijkheid gaat gepaard met een geloof in Europa. En misschien juist omdat de zogenaamde nationalisten weten dat onafhankelijkheid pur sang, zoals in de 19de eeuw, niet meer bestaat, omdat ze weten dat een groot gedeelte van de wetgeving uit Brussel komt. Maar als je dan toch in Europa bent, dan liefst zo dicht en zo rechtstreeks mogelijk bij Europa. Ironisch is het dan ook dat de Europese Unie (EU) bij monde van hooggeplaatste politici de Schotse burgers dreigde met een moeilijke, haast onmogelijke toetreding tot de EU. Graham Avery, Honorary Director General of the European Commission, hekelde die houding: ‘Scotland has been in the EU for 40 years; and its people have acquired rights as European citizens. If they wish to remain in the EU, they could hardly be asked to leave and then reapply for membership in the same way as the people of a non-member country such as Turkey.’ (Schotland is al veertig jaar in de EU, en zijn bewoners hebben rechten als Europese burgers verworven. Indien ze in de EU wensen te blijven, kan je ze moeilijk vragen om op te stappen en dan weer hun aanvraag in te dienen op dezelfde manier als de bewoners van een niet-lidstaat zoals Turkije).

Politieke cultuur

Het nationalisme van de 19de eeuw was een tweesnijdend zwaard: aan de ene kant voltrok de natiestaat een assimilatieproces tegenover minderheden op zijn grondgebied, aan de andere kant schiep hij de ruimte waarbinnen de democratie zich kon ontvouwen. Binnen de naties die het Europa van de 21ste eeuw telt, is de vrees voor het eerste zo goed als verwaarloosbaar. De naties zijn meer volwassen geworden. Maar het tweede aspect is nog altijd relevant: Als democratie op communicatie berust, dan lijkt het hanteren van eenzelfde ’taal’ een voorwaarde voor het goed functioneren van het democratische proces. ‘Taal’ moeten we hier opvatten in de brede zin van het woord: taal niet alleen als geheel van lexica en grammatica, maar ook als cultureel netwerk. De Schotten, de Catalanen en de Vlamingen nemen binnen hun geografische ruimte deel aan een bepaalde politieke cultuur die verschilt van die van het grotere staatsverband waartoe ze behoren of van andere regio’s waarmee ze zich binnen dat staatsverband bevinden . Ze hebben niet alleen het recht op meer autonomie, maar zelfs de plicht daartoe omdat meer autonomie de democratie dichter bij de burger brengt en zo versterkt.

 

(Deze tekst vormde de basis voor een referaat op een conferentie, die door het Maurits Coppieters Centre, Unrepresented Nations and Peoples Organization (UNPO) en de Europese Vrije Alliantie (EVA) op 25 september werd georganiseerd in het Europees Parlement.)

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties