JavaScript is required for this website to work.
post

‘Avondrood wierp als ballast wat oud goud van zon in zee’

Poëtische vingerafdrukken: recent verschenen Nederlandstalige poëzie

Patrick Auwelaert25/2/2022Leestijd 7 minuten
Siel Verhanneman, auteur van de coherente en aangrijpende bundel ‘Wat nu met het
licht dat binnenvalt’.

Siel Verhanneman, auteur van de coherente en aangrijpende bundel ‘Wat nu met het licht dat binnenvalt’.

foto © WikiMedia Commons

In deze maandelijkse rubriek worden telkens een handvol recent verschenen Nederlandstalige dichtbundels tegen het licht gehouden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In deze maandelijkse rubriek wordt telkens een handvol recent verschenen Nederlandstalige dichtbundels tegen het licht gehouden.

Schaduw lezen

Stefaan van den Bremt: Schaduw lezen, Uitgeverij P, Leuven, 2021, 80 blz., ISBN 978-94-93138-51-3

Ons oordeel: ****

De Belgische dichter, poëzievertaler en essayist Stefaan van den Bremt (1941, Aalst) debuteerde in 1968 onder het pseudoniem Stevi Braem met de bundel Sextant. Sindsdien publiceerde hij onder eigen naam een twintigtal bundels — bloemlezingen uit zijn werk en (semi)bibliofiele uitgaven niet meegeteld. In 2011 verruilde de auteur zijn drukke woonplaats Brussel voor het rustiger Nederlandse schiereiland Walcheren.

Schaduw lezen, Van den Bremts nieuwe bundel, telt acht afdelingen van elk zeven of acht gedichten. Met uitzondering van ‘Coda’, de afsluitende afdeling die uit slechts één gedicht bestaat. Aan de bundel gaat een kort maar prachtig gedicht vooraf, dat alle daaropvolgende in perspectief plaatst: ‘In deze letter op de wereld neergezet / staat hier een beeld op eigen benen / te beven als een veulen, schoongelikt / met de tong van moeder taal. // Wat lopen wil eer het kan gaan / vraagt om een versvoetig bestaan. / Maar hoe de schaduw lezen van / wat ik verdicht tot het er staat?’

Schaduwen, de hele bundel is ervan doordrongen. De eerste cyclus heet ‘Schaduw van vroeger’. Gedichten hebben titels als ‘Schaduwtheater’ en ‘Schaduwperspectief’. Het eerste begint als volgt: ‘Je wou over je eigen schaduw springen toen ze / begon te lengen.’ ‘Schaduwperspectief’, het enige gedicht in de slotcyclus ‘Coda’, steekt zo van wal: ‘Je schaduw wordt langer. Hoe spring je erover?’ In Schaduw lezen onderzoekt Van den Bremt hoe dat moet, over je schaduw springen. Doorheen de hele bundel zet hij zijn zoektocht kracht bij door herhaaldelijk de vraagvorm te hanteren.

Thema’s die in Schaduw lezen verder aan bod komen zijn jeugdherinneringen, Walcheren, de tijd, de dood, de liefde, de Bijbel en Mexico. Zoals we dat van de dichter gewend zijn, levert dat vaak prachtige beelden op, zoals ‘Avondrood wierp als ballast / wat oud goud van zon in zee’, en staande uitdrukkingen die hij nieuw leven inblaast. Ook zijn taalspel is verrukkelijk en getuigt van een grote verfijndheid. Qua muzikaliteit moet hij zelfs nauwelijks onderdoen voor Paul van Ostaijen, zoals de volgende verzen aantonen: ‘De mallemolens draaien, draaien / de plaatjes die van ver aanwaaien. / Ze draaien sneller, draaien trager / zo menige melige schlager.’ Een excellente bundel van een gerijpt talent!

Nog iets dat ik weet over jou

Stefaan Pauwels: Nog iets dat ik weet over jou, Uitgeverij De Zeef, Gent, 2021, 64 blz., ISBN 978-94-93138-57-5

Ons oordeel: **

De Belgische debutant Stefaan Pauwels (1977) publiceerde eerder gedichten in literaire tijdschriften en e-zines zoals Meander en Deus Ex Machina. Hij debuteert nu met Nog iets dat ik weet over jou bij de nog jonge uitgeverij De Zeef, die uitsluitend debuten uitgeeft. De bundel telt 43 gedichten in vrije versvorm die zijn ondergebracht in vier cycli. Het kortste gedicht telt twee regels, het langste bijna twee pagina’s.

In de gedichten is een lyrisch ‘ik’ aan het woord dat op licht melancholische wijze thema’s behandelt. Thema’s zoals het leven en hoe het te leven, de dood, mentale beelden die zich opdringen en waar niets tegen te beginnen is, verbeelding en droom, het (onder)bewustzijn, eenzaamheid, vergankelijkheid en het verlangen om te versmelten met de ander of met anderen. Best zwaar allemaal. Gelukkig komt Pauwels als tegenwicht soms wrang-ironisch uit de hoek: ‘Het is om te lachen / en dan is het voorbij.’ Intussen staat er veel op het spel: ‘Ik tik mijn gedichten op mijn telefoon in plaats van namen. / Te gek voor woorden, ik. / Maar geef ik mijn woorden op, dan geef ik toe / dat ik geen levende god ben geweest.’ De dichter als een god in het diepst van zijn gedachten…

Veel gedichten in Nog iets dat ik weet over jou hebben een bezwerend karakter. Wat daartoe bijdraagt, zijn de vele herhalingen in één en hetzelfde gedicht. Dat de dichter dit procedé bewust hanteert, bewijzen de volgende verzen: ‘Als ik mezelf maar / genoeg herhaal, / word ik waar.’ Soms lijkt de ‘ik’ in de gedichten terug te kijken op een leven dat voorbij is: ‘En ik denk: / ergens bestaat er een rivier / met oevers wit van wie wij zijn geweest.’

Nog iets dat ik weet over jou is geen sterk debuut. Slechts een miniem aantal verzen weet te verrassen. Tal van enjambementen hebben ogenschijnlijk als enige functie de versregels niet tegen de rechterkantlijn te laten opbotsen. De meeste gedichten zijn ook te prozaïsch en missen muzikaliteit. Er komen daarnaast vrijwel geen sterke beelden in voor. Slechts één is me bijgebleven: ‘De hemel is wc-blokjes-blauw.’ Al te veel gedichten zijn daarbij ronduit flets, missen een sterke pointe en bulken van de flauwe woordspelingen. Of rijden zichzelf vast in moeilijke zinsconstructies en te ver gezochte gedachtegangen. Toch heeft Stefaan Pauwels iets in zijn mars. Alleen komt dat er vooralsnog niet adequaat uit.

Wij waren onder de betovering

Ramsey Nasr: Wij waren onder de betovering, PoëzieCentrum, Gent, 2022, 30 blz., ISBN 978-90-5655-089-9

Ons oordeel: ***

Poëzieweek, het grootste en meest laagdrempelige initiatief voor poëzie in de Lage Landen, vierde dit jaar — van 27 januari tot 2 februari — zijn tiende editie. Het thema was ‘Natuur’. De Nederlandse dichter, acteur en regisseur Ramsey Nasr (1974, Rotterdam) kreeg de opdracht om het Poëziegeschenk te schrijven: een dichtbundel die tien gedichten bevat. Dat bundeltje verschijnt jaarlijks op Gedichtendag — de laatste donderdag van januari.

Voormalig Antwerps stadsdichter Ramsey Nasr baseerde de gedichten in Wij waren onder de betovering — hij schreef ze onder het motto ‘bloesemingen en overvloed’ — ‘op de honderden brieven die Vincent van Gogh schreef, vanaf zijn jeugd tot aan zijn dood in 1890. De verzen bestaan uit Van Goghs eigen woorden, losgeweekt uit hun context en door mij in een volkomen nieuw verband geplaatst — ingedikt en herschikt tot poëzie. De blauwe markeringen in de gedichten geven cesuren aan, plekken waar een los woord of hele zinnen werden weggelaten uit de oorspronkelijke tekst.’

Ook in de titel van de bundel op het voorplat zijn hiaten aangebracht. De titel luidt voluit Wij waren helemaal onder de betovering geraakt. Alleen zijn over de woorden ‘helemaal’ en ‘geraakt’ blauwe balken gedrukt, waarboven en waaronder nog fragmenten van de bedekte woorden zichtbaar zijn.

Van Gogh schreef de meeste van zijn brieven aan zijn broer Theo, dankzij wiens financiële hulp hij kon blijven schilderen. Of de tien brieven in Wij waren onder de betovering alle aan Theo gericht zijn, is echter helemaal niet zeker. Ramsey Nasr geeft er geen uitsluitsel over. Centraal in de bundel staan thema’s zoals melancholie, nostalgie, heimwee, verlangen, verdriet en tristesse. In het eerste gedicht kijkt de schilder terug op zijn jeugd: ‘wat hebben wij | zamen gewandeld | / wat hebben wij | prettige dagen | gehad |’. (De verticale streepjes verwijzen naar de blauwe balkjes tussen woorden en woordgroepen. De schuine streepjes duiden het einde van een versregel aan.)

Ook in het tweede gedicht laat Ramsey Nasr Van Gogh terugkijken naar zijn jeugd, maar dan troostvoller: ‘als die herleeft | in wat we maken | / is | niets verloren |’. In hetzelfde gedicht geeft de gekwelde kunstenaar aan dat hij veel aan Holland denkt, ‘doch / ik wil | niet terug |’. Hij meent dat het belangrijk is een taak te vinden ‘die ons dwingt om rustig te | zitten’: ‘laten we | maar stillekens voortgaan | / tevreden | met het maken van schilderijen / wat niet het geluk is en niet het ware leven / maar | een schilder is | gelukkig | / zoodra hij | kan weergeven / wat hij ziet |’.

Het laatste gedicht in de bundel heeft een testamentair karakter. De schilder lijkt erin terug te blikken op zijn voorbije leven: ‘wat de wereld ook zegge | / het was mooi | / het is goed |’. Om ten slotte te besluiten: ‘het zou goed kunnen / dat ik hier | blijf | // kleur is hier | werkelijker / dan de werkelijkheid |’. (De dubbele schuine streepjes duiden een witregel aan.)

Wij waren onder de betovering telt tal van archaïsche woorden. Ramsey Nasr respecteerde in deze de spellingswijze zoals hij die aantrof in de verzamelde brieven van Van Gogh. Met behulp van de collagetechniek is hij erin geslaagd een overtuigend bundeltje samen te stellen dat goed de gespleten persoonlijkheid weergeeft van de gekwelde kunstenaar die Van Gogh was. Hoofdletters had hij daarbij niet nodig: de bundel is geheel in kleine letters gezet. Tragiek is zo al groot genoeg.

Wat nu met het licht dat binnenvalt

Siel Verhanneman: Wat nu met het licht dat binnenvalt, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2022, 69 blz., ISBN 978-90-295-4410-8

Ons oordeel: ****

De Belgische Siel Verhanneman (1989, Ieper) behoort tot de populairste Nederlandstalige dichters van de laatste jaren. Na twee bundels bij Manteau — in 2017 en 2018 — debuteert ze met Wat nu met het licht dat binnenvalt bij de prestigieuze uitgeverij De Arbeiderspers. Daarvoor verscheen bij Manteau ook al haar romandebuut Of iedereen gaat dood (2019). De dood is een onontkoombaar gegeven in Verhannemans werk: in 2013 verloor ze haar vader en in 2016 haar zus. Andere thema’s die haar gedichten kenmerken, zijn angst, verdriet, liefde, verliefdheid, rouw, geluk, verlies en gemis.

De bundel telt drie cycli: ‘De kier (een cyclus)’, ‘Dit is ons huis’ en ‘Nieuw leven’. Samen tellen ze 48 gedichten in vrije versvorm. De eerste regels van het openingsgedicht van de bundel komen hard binnen: ‘Een mortuarium, ik wacht op de gang en kijk. / Breder dan een kier kan het niet geweest zijn: / twee witte, grote kaarsen op hun gouden voetstuk geprikt / met daartussen op tafel, een voor eeuwig rustend lijf.’ De dichter heeft het hier over haar vader, wiens dood ze omschrijft in pregnante, nietsontziende verzen. Hij is er niet meer, maar toch eist ze hem in haar hoofd op, in een poging zichzelf op te vissen: ‘In gedachten regisseer ik fragmenten, / scènes met hem en mij in de hoofdrol / waar iedereen in leven blijft.’

Ook aan haar zus wijdt Verhanneman verzen die bijblijven: ‘Ze dacht voortdurend dat ze ziek was, dat ze zou flauwvallen, / dat de kleur van haar kaken op de grond drupte / als een ijsje waar te lang niet aan werd gelikt.’ Wie zo nuchter over de dood van verwanten kan schrijven zonder de drempel van het sentimentele te overschrijden, heeft wat in zijn mars. Wat nu met het licht dat binnenvalt kan gelezen worden als een inventaris van de impact die rouw heeft op het leven van een jonge vrouw, met alle fases die daarbij horen: ontkenning, boosheid, onderhandelen, depressie en aanvaarding: ‘Het zijn brutale fases. / Op zelfhulpfora krijgen ze elk een balkje / met hun naam daarop. / Ze wachten met open armen om je te zien falen / in je kwaadheid, je tristesse.’

Toch gloort er uiteindelijk licht aan de horizon, al wordt dat nog niet meteen volop aanvaard: ‘Ik ben de eend die haar modder mist / nu mijn snavel blinkt en glanst / weiger ik te wennen aan mijn nieuwe veren / stijf van het onverhoeds geluk.’ In de laatste gedichten van de bundel is er sprake van nieuw leven. Het voorlaatste gedicht heet ‘Dochter’ en omschrijft een zwangerschap: ‘En ik leer je dragen. / Ik leer slapen zonder pillen, / brood bestellen zonder fouten / in een volle bakkerij, / praten met de marktkramers, / jou in slaap wiegen terwijl ik / waggel.’ Voor de lezer wordt nu ook duidelijk waar de titel van de bundel op slaat: hoe gaat de lyrische ‘ik’ in de gedichten om met ‘onverhoeds geluk’, met licht dat plots binnenvalt in een bestaan dat zo lang in het duister was gehuld?

Wat nu met het licht dat binnenvalt is een buitengewoon coherente en aangrijpende bundel van een dichter die een grootse toekomst wacht.

Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.

Commentaren en reacties