JavaScript is required for this website to work.
post

Begrip voor Rusland

Over een Duitse minister van Buitenlandse Zaken die in toenadering tot Moskou een tegengif voor het Verdrag van Versailles zag

Dirk Rochtus8/9/2018Leestijd 4 minuten
Ulrich Graf von Brockdorff-Rantzau (1869-1928)

Ulrich Graf von Brockdorff-Rantzau (1869-1928)

De Duitse buitenlandminister Ulrich Graf Brockdorff-Rantzau verwierp het Verdrag van Versailles en keek naar Rusland als tegengewicht.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Zelden komt er iemand voorbij, daar op die afgelegen beboste heuvel bij de Noord-Duitse stad Schleswig (in de deelstaat Sleeswijk-Holstein). Zelden herdenkt er iemand de eerste minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek van Weimar die daar na zijn overlijden op 8 september 1928, precies 90 jaar geleden, zijn laatste rustplaats vond. De angst om te sterven had graaf Ulrich von Brockdorff-Rantzau de laatste jaren van zijn leven van zich afgezet met de verzuchting: ‘Ich sterbe gern, ich bin ja schon in Versailles gestorben’. Versailles: de plaats waar zijn geliefde Duitsland negen jaar eerder, vlak na de Eerste Wereldoorlog, een vernederend verdrag opgezadeld had gekregen; Versailles: het verdrag waartegen de toen 50-jarige Duitse patriot zich vergeefs had verzet.

Verkorven

De voorname diplomaat uit een oud adellijk geslacht had het verkorven bij de geallieerden nadat hij op 7 mei 1919 in het hotel ‘Trianon Palace’ in Versailles het woord had gericht tot de leiders van de geallieerde mogendheden. De Amerikaanse president Thomas Woodrow Wilson, de Britse premier David Lloyd George en de Franse premier Georges Clemenceau konden het absoluut niet pruimen dat de hoogste diplomatieke vertegenwoordiger van het verslagen Duitsland tegen de etiquette in bleef zitten tijdens zijn toespraak en bovendien de ‘Alleinschuld’ afwees (de bewering dat alleen Duitsland schuldig zou geweest zijn aan de voorbije wereldoorlog). Brockdorff-Rantzau vernam bovendien tijdens zijn verblijf op Franse bodem wat het ontwerpverdrag van Versailles nog allemaal voor Duitsland in petto had: het verlies van onder meer Elzas-Lotharingen, Noord-Sleeswijk, Posen en West-Pruisen (goed voor 13% van zijn territorium) en van de kolonies, de bezetting van het Rijnland, de betaling van reparaties …. Waarom zo een omvangrijk verdrag?, riep hij uit, waar je het met één zin kon samenvatten: ‘Deutschland gibt alle Ansprüche auf zu existieren!’ (‘Duitsland geeft al zijn aanspraken om te bestaan op’).

Tegenbeeld

Terug in Weimar, waar het Duitse parlement zetelde, was Brockdorff-Rantzau zinnens om in een rede op te roepen tot de strijd ’tegen het kapitalisme en het imperialisme waarvan het Vredesverdrag van Versailles het document is’. De ondertekening van het Verdrag van Versailles, deze ‘misdaad tegenover Duitsland’, kon hij niet met zijn geweten in overeenstemming brengen. De diplomaat Walter Koch schreef in zijn herinneringen dat deze ‘zowel innerlijk als uiterlijk voorname man’ het tegenbeeld was van zijn minister-collega’s die er wel toe neigden om het verdrag aan te nemen. Op 20 juni 1919 legde Brockdorff-Rantzau uit protest tegen Versailles zijn functie neer, samen met de andere leden van de regering Philipp Scheidemann. Acht dagen later zetten twee ministers van de nieuwe regering van rijkskanselier Gustav Adolf Bauer hun handtekening onder het verdrag. Veel keuze hadden de Duitsers niet: de geallieerden hadden in een ultimatum gedreigd met de hervatting van de vijandelijkheden.

Sociaal

De ervaringen in Versailles versterkten het wantrouwen van Brockdorff-Rantzau tegenover de Westerse machten. Al bij zijn aantreden als Reichsaußenminister op 14 februari 1919 had hij in een programmatische redevoering voor het parlement een lans gebroken voor ‘Verständigung’ (begrip) tegenover Rusland. Voorwaarde was wel dat Rusland zich niet zou inmengen in de interne aangelegenheden van Duitsland. Gezien de revolutionaire onrust in Duitsland was de boodschap aan de jonge Sovjetstaat duidelijk. Brockdorff-Rantzau wilde een internationale regeling van de ‘sociale kwestie’, maar niet op de gewelddadige wijze zoals met de Russische revolutie was gebeurd. Nog voor de oorlog had de graaf ‘Europees en sociaal gevoeld’ zoals de historicus Otto-Ernst Schüddekopf over hem schreef in zijn werk ‘Linke Leute von rechts. Die nationalrevolutionären Minderheiten und der Kommunismus in der Weimarer Republik’ (Stuttgart 1960, p. 68). Zo had hij zich bijvoorbeeld ingezet voor de rechten van de Denen in het noorden van Sleeswijk (een gebied dat Duitsland na de oorlog aan Denemarken zou moeten afstaan).

Bolsjewisme

Alhoewel aristocraat in traditie en levensstijl was Brockdorff-Rantzau democraat in zijn politieke gezindheid. Hij verdedigde de Republiek van Weimar, de eerste volwaardige democratie op Duitse bodem, en kwam op voor het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren en de idee van de Volkerenbond als garantie voor de wereldvrede. Teleurgesteld door het ‘Diktat’ van de geallieerden wendde hij meer en meer de blik naar Moskou als ‘das Antidoton von Versailles” (Schüddekopf: 68). Zijn tegenstrever Matthias Erzberger van de katholieke Zentrumspartei noemde hem ‘eine Mischung eines preußischen Junkers mit einem russischen Bolschewisten’. Een bolsjewist was Brockdorff-Rantzau geenszins, maar zoals zovele Duits-nationaal denkende mensen in zijn tijd droomde hij van een verzoening tussen Duitsland en Rusland en zelfs van een samengaan van nationalisme en (een niet-marxistisch) socialisme. Bekende namen in dat breed geschakeerde milieu waren de publicisten Arthur Moeller van den Bruck, die de Russen als een jong en dynamisch volk prees, en Ernst Niekisch als ideologisch boegbeeld van het nationaalbolsjewisme.

Profetisch

Brockdorff-Rantzau waarschuwde rijkspresident Friedrich Ebert nog voor de misnoegdheid die het verdrag van Rapallo van 16 april 1922 tussen Duitsland en Sovjet-Rusland zou oproepen bij de Westerse mogendheden, maar vanaf zijn aantreden als Duits ambassadeur in Moskou op 14 november van datzelfde jaar spande hij zich in voor de verdere toenadering tussen beide landen. Vier jaar later, in april 1926, slaagde hij erin de Sovjetunie tot de ondertekening van een Vriendschapsverdrag met Duitsland over economische en militaire samenwerking te bewegen, het zogenaamde ‘Berliner Vertrag’. Aangezien Duitsland al met het verdrag van Locarno zijn betrekkingen met Frankrijk en België had opgekrikt, zag Brockdorff-Rantzau nu voor zijn land het evenwicht tussen West en Oost hersteld. Op zich was het verdrag van Berlijn met de Sovjets een diplomatieke prestatie, maar de verbittering over Versailles bleef de diplomaat achtervolgen tot op zijn sterfbed.

Het was een radicaal politicus die vanaf het sterfjaar van Brockdorff-Rantzau garen zou beginnen spinnen van de woede van de Duitsers over de zogenaamde ‘Diktatfrieden’ van Versailles (een eenzijdig opgelegd vredesverdrag), maar eenmaal aan de macht de weg zou inslaan naar een nieuwe, nog meer verwoestende oorlog. Als profetisch kunnen dan ook de woorden uitgelegd worden waarmee Brockdorff-Rantzau die gedenkwaardige 7de mei van het jaar 1919 de leiders van de Westerse wereld in Versailles had toegesproken: ‘Ein Frieden, der nicht im Namen des Rechts von der Welt verteidigt werden kann, würde immer neue Widerstände gegen sich aufrufen’ (Vrede die niet in naam van het recht door de wereld kan worden verdedigd, zou altijd opnieuw weerstand tegen zich oproepen).

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties