JavaScript is required for this website to work.
post

De Belgen worden steeds gelukkiger…

…en we weten niet waarom

Jan Van Peteghem19/12/2018Leestijd 6 minuten

happy geluk

happy geluk

foto © Pexels

België stijgt een aantal tredes op de ladder van geluk, zo blijkt uit een internationale studie. Maar wat ligt ten grondslag aan dat geluk?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Menselijk geluk is tegenwoordig een erg bestudeerd onderwerp: zowel in gedegen wetenschappelijke literatuur als in de vulgariserende pers is het thema niet meer weg te slaan, en het aantal boeken dat hierover de voorbije jaren verscheen is zelfs in ons bescheiden taalgebied indrukwekkend. Om de hoop nog te vergroten, zag recentelijk het recentste jaarrapport over de geluksstaat van de wereldbevolking het daglicht. Daaruit blijkt dat ons land, traag maar gestaag, blijft stijgen op de geluksladder: vorig jaar stonden we zeventiende (dat was al een bank vooruit tegenover de vorige peiling), en in 2018 zijn we opnieuw een trapje hoger beland.

In een vorige bijdrage werd al uitgelegd op welke basis de OCDE dat nationale geluksgevoel berekent. Samenvattend: het is een samengestelde parameter die rekening houdt met inkomen, gezondheid, vrijheid, sociale ondersteuning, wooncomfort, work-life balance en nog zo’n paar dingen. Grotendeels sociaal-economische parameters dus. Verrassend is dat de top louter bestaat uit continentaal-Europese en daarmee verwante landen (Canada, Australië, Nieuw-Zeeland). Schitteren door hun afwezigheid: de hard-core Angelsaksen en de welvarende Aziatische/islamitische landen: de VS, het Verenigd Koninkrijk, Japan, Zuid-Korea, de Arabische petroleumstaten. Dat kan erop wijzen dat ‘nationaal geluk’ niet alleen te maken met de in de OCDE-bevraging opgenomen macroscopische parameters, maar dat bij het kwantificeren van ‘nationaal geluk’ ook godsdienstige, historische en culturele factoren van belang zijn..

Vanwaar die verschillen?

Een voorbeeld. Uit onderzoek blijkt dat extraversie een invloed heeft op het geluksgevoel: hoe meer op de buitenwereld gericht, hoe sneller iemand zich gelukkiger zal voelen. Dit verband werd door psychologen geconstateerd op individueel vlak, maar het zou wel eens mede een verklaring kunnen zijn voor de grote verschillen die de wereld laat optekenen inzake geluksscores. Het verschil tussen de westelijke geïndustrialiseerde wereld en een land dat een vergelijkbaar niveau van welvaart heeft bereikt, zoals Japan, kan wellicht hiernaar verwijzen. Vergelijkend onderzoek heeft laten zien dat oosterlingen (Japanners, Chinezen) een stuk introverter zijn dan pakweg Engelsen[1]. Dat laat blijkbaar zijn sporen na in de nationale geluksgevoelens…

Ook de gemiddelde leeftijd van de bevolking heeft gevolgen. Jawel, er is een duidelijk verband tussen ouderdom en algemeen geluksgevoel. De Amerikaanse psycholoog Arthur Stone voerde samen met enkele collega’s een grootschalig onderzoek uit onder 340 000 Amerikaanse mannen en vrouwen tussen de 18 en 85 jaar. De onderzoeksgroep vond dat het geluk in een mensenleven evolueert als een U-curve (zie de figuur hieronder[2]).

PNAS

Iemand van 18 jaar voelt zich doorgaans prima in zijn vel. Maar dan gaat het bergafwaarts: de uitdagingen van het leven eisen blijkbaar hun tol (carrière, een eigen huis, kinderen, financiën), en de hemel klaart pas op rond 55 jaar, de midlifecrisis is geen denkbeeldig fenomeen. De jaren daarna gaat de curve steil de hoogte in: zelfs respondenten van boven de 80 jaar rapporteren een almaar hoger wordend geluksgevoel. Datzelfde geldt voor stressgevoelens (ook dit werd meegenomen in de bevraging). Algemene onlustgevoelens over het leven (boosheid, zeg maar) ebben weg eenmaal het individu een stuk in de twintig zit. Verdriet neemt op middelbare leeftijd wat toe maar daalt terug. Levensvreugde bereikt een piek op gemiddeld 69 jaar (na een subtopje bereikt te hebben op 23 jaar, waarna het flink bergaf gaat).

De onderzoekers voerden nogal wat correlatieberekeningen uit, en corrigeerden onder meer hun subjectief verworven resultaten met objectievere factoren zoals de financiële situatie en de werkbelasting. Zij kwamen tot de conclusie dat het groeiend geluksgevoel vanaf de middelbare leeftijd te danken moet zijn aan een algemeen positievere instelling en mentaliteit: ook hier weer spelen ‘objectieve’ factoren maar een ondergeschikte rol, de volksmond die stelt dat ‘geluk in het kopje zit’ heeft het eens te meer correct voor.

Man versus vrouw

Wat ook uit de rangorde blijkt, is de relatief beperkte impact van het gemiddelde inkomen. Dat werd al belicht in het Doorbraak-artikel waarnaar hierboven verwezen werd. Daarover gaan we het hier dus niet meer hebben. Maar, modieus als we zijn, moeten we toch iets zeggen over de genderdimensie. Vrouwen zijn door de band genomen lichtjes gelukkiger dan mannen. Nochtans blijkt uit heel wat ander onderzoeksmateriaal dat vrouwen een stuk kwetsbaarder zijn dan mannen: 20 tot 25 procent van het vrouwelijke deel van de bevolking krijgt in de loop van het leven te maken met een depressie — mannen halen hier nauwelijks 10 procent. Datzelfde geldt in het beroepsleven: werkneemsters rapporteren systematisch meer stressgevoelens dan hun mannelijke collega’s.

Verklaringen die verder gaan dan de veronderstelde zwaardere belasting van de werkende vrouw, die ook nog de verantwoordelijkheid voor de huishouding moet dragen, werden tot nog toe niet gevonden. Afgaande op de cijfers zou je kunnen stellen dat vrouwen misschien extra vatbaar zijn voor extreme emoties zoals sterke stemmingswisselingen, maar over het algemeen het leven wat aan de zonniger kant zien. Wie zal het zeggen?

Neurotici

Neurotische persoonlijkheden, mensen dus die te kampen hebben met dwangmatige neigingen tot angst, woede of schuld, zijn behoorlijk ongelukkig. Dat is nogal wiedes, zou je denken — want wanneer je dergelijke gevoelens koestert valt het moeilijk om je goed in je vel te voelen. Maar het gaat over meer dan pieken van onwelbevinden die te wijten zijn aan stemmingswisselingen. Studies die individuen een groot deel van hun levensloop hebben gevolgd maakten uit dat neuroticisme een stabiel persoonlijkheidskenmerk is en tegelijkertijd een goede voorspeller van geluksgevoel.

Neurotische mensen zijn niet alleen meer geneigd tot negatieve gevoelens: ze spreiden weinig emotionele intelligentie tentoon, daardoor ontwikkelen ze moeilijker bevredigende relaties, en dat leidt welhaast automatisch tot een hobbeliger parcours in hun bestaan. Neuroses maken de dagen somber, extraversie doet het omgekeerde. Mensen die houden van contacten, graag in groep werken en al eens een feestje zien zitten, gaan doorgaans zonniger door het leven. Zelfs de Amerikaanse loterij weet dat: een bevraging onder hun auspiciën wees uit dat mensen met vijf  à tien vrienden zichzelf de helft van de keren gelukkig noemde, maar het toevoegen van nog meer mensen aan de kring verhoogt dat cijfer niet significant: een tiental vrienden lijkt ideaal…

Geluksfactoren

En natuurlijk bepalen feitelijkheden als het opleidingsniveau, succes in beroepsloopbaan, het verwerven van een stuk(je?) bezit hoe gelukkig je door het leven gaat. Een goede gezondheid is alvast belangrijk, maar ook de huwelijkse staat geeft je klaarblijkelijk een voorsprong. Contra-intuïtief is dan weer de vaststelling dat kinderweelde nièt zorgt voor een groter geluksgevoel: de fiscus die spreekt over kinderlast heeft het maar al te goed begrepen.

We hebben het hier natuurlijk over statistische verbanden. Om er nog maar een cijfertje uit te lichten: rokers hebben meer te kampen met onwelbevinden dan niet-rokers, stelde Gallup in 2013 vast[3], zonder uit het cijfermateriaal veel oorzakelijkheden te distilleren. En wat weten we over alcoholgebruik? Daar bestaat verrassend weinig onderzoek over, en wat er terug te vinden is komt hoofzakelijk uit Australië, niet toevallig een land dat bekend staat voor zijn stevig drankverbruik. Daar werd alvast geen verband vastgesteld tussen een gewijzigd drankgedrag bij individuen over een aantal jaren heen en hun niveau van tevredenheid met het leven; wel staat het vast dat problematische drinkers niet de meest gelukkige mensen zijn, maar ook dat komt logisch over[4] omdat die het lastig krijgen om behoorlijk te functioneren in de maatschappij. Is dit één van de redenen waarom bijvoorbeeld Rusland zo slechts scoort op de geluksladder?

En welke rol speelt werk?

Over de rol van de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden bestaat erg veel literatuur: stof, allicht, voor een volgende bijdrage. Werk kan weliswaar voor sommigen een ware beproeving zijn, maar er is iets dat nog veel meer impact heeft, namelijk géén werk. Hoezeer de arbeidssituatie verantwoordelijk geacht voor stressgevoelens en burn-out, toch is het ontbreken van een dagtaak veel meer bepalend: werkloosheid tast in een erg sterke mate de levenskwaliteit aan, en heeft eveneens een onvergelijkelijk zware impact op de levensvoldoening (wij verwijzen naar het onderscheid tussen emotional wellbeing en life evaluation dat behandeld werd in dit Doorbraak-artikel van 30 oktober 2018).

De al eerder genoemde Gallup-bevraging wees uit dat niet-werkenden 30 procent meer negatieve gemoedstoestanden ervaren dan zij die aan het werk waren — los van het feit of deze laatsten werknemer of zelfstandig waren, en hoeveel uren per week ze presteerden. Het besef dat tewerkstelling van een overwegend belang is voor het welbevinden van individuen is één van de meest robuuste conclusies in het wetenschappelijk onderzoek naar het menselijk geluk[5].

Maar de genetica bepaalt veel…

We verwezen hierboven naar de volksmond voor wie het geluksgevoel vooral een kwestie van mentaliteit lijkt te zijn. Maar is dat zo? De meest pessimistische filosoof aller tijden, Schopenhauer, definieerde ooit de essentie van geluk als: ‘allereerst: opgewektheid, een gelukkig temperament. Dit bepaalt het vermogen om vreugde en verdriet te aanvaarden.’

Behoort dan de waarschijnlijkheid om geluksgevoelens te mogen ervaren toe aan het temperament van een individu — en is het dus een aangeboren iets (want iemands temperament is voor een bepaald stuk genetisch bepaald)? Dat zou kunnen kloppen: ‘Geluk is voor zowat 50 procent genetisch bepaald, 10 procent wordt bepaald door concrete leefomstandigheden, de overige 40 procent is maakbaar’, blokletterde de VRT op de tweede nieuwjaarsdag van 2014.

Het geeft de indruk dat onze nationale omroep de lat voor gelukwensen voor het nieuwe jaar bij voorbaat al hoog wou leggen: een gelukkig leven zit in de genen, alvast voor een groot deel, en wat er overblijft moet je verdienen door er hard voor te werken. Er bestaat overigens niet zoiets als een ‘geluksgen’: allicht zijn er een heleboel erfelijke factoren die meespelen in de subjectieve indruk van welbevinden. Andere onderzoekers zeggen overigens dat de genetische variatie ‘slechts’ voor 33 procent instaat voor life satisfaction and happiness[6].

Geen besluit mogelijk…

Het is leuk om te lezen dat ons land weer een trapje hoger is gestegen op de internationale hitparade van het geluk. Maar natrekken wat daaraan ten grondslag ligt is een moeilijke opdracht: met simplistische verklaringen gaan we niet ver komen…


[5] J.M. De Neve & G. Ward: “Happiness at work” (2017), World Happiness Report, Hoofdstuk 6, New York: Sustainable Development Solutions Network.

[6] J.E. De Neve et al. (2010): “Genes, Economics and happiness”, CESifo Working Paper Series . Ook hier maken de onderzoekers een onderscheid tussen levenstevredenheid en geluk; dat komt in het vervolg van deze tekst nog aan bod.

Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Commentaren en reacties