JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Belgicisme: Rondas versus Sinardet

Doorbraak redactie21/7/2013Leestijd 4 minuten

Op onze rondvraag naar de betekenis van het begrip ‘belgicisme’ kregen we van Jean-Pierre Rondas en Dave Sinardet een ruimer antwoord toegestuurd. We drukken ze hier beide af.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Jean-Pierre Rondas

Belgicisme als laatste ideologie? Zo werkt het nu toch ook al? Belgicisme als last stand, als dernier carré, als vastklamp-ideologie voor tripartite-gezinden. Belgicisme als ersatz-ideologie die de nostalgie naar de verdrongen ideologieën moet temperen. Belgicisme als troostideologie voor de geknakte idealen. Belgicisme als verkleefdheid aan een bloedeloze staatsconstructie, vermomd als morele houding. Belgicisme voor wie het niet meer weet.

Belgicisten schrijven het woord ‘Vlaams’ met ae en sch. Belgicisten dreigen er soms mee om, als dat hier zo voortgaat, uit Vlaanderen te verhuizen. Naar Brussel, zeggen ze. Belgicisten beweren dat België een laboratorium is. Belgicisten beweren dat flaminganten met vendels zwaaien, onder hun kerktoren zitten, en daar kaakslagen ontvangen – drie uitdrukkingen die alleen in het belgicistische vocabularium voorkomen. De belgicist denkt dat alle problemen in deze staat opgelost geraken als hij maar  voldoende zijn viscerale afkeer van de Vlaamse Beweging, en bij uitbreiding van de Vlaamse natie, etaleert. Een natie die, al naargelang het soort belgicist, ofwel niet bestaat, ofwel niet hoort te bestaan. Het grote probleem van de belgicist is dat België wel een paritaire regering heeft, maar geen paritair volk.

Voor de belgicist is de Vlaamse Beweging van nature rechts en neoconservatief, maar tegelijk ook neoliberaal en genetisch separatistisch. Laat ik tegenover deze courante epitheta voor de flamingant eens in dezelfde stijl nagaan wie ik zo allemaal in het belgicistische kamp terugvind. Ik zie er de bankiers met pijp en dikke onderlip. Ik zie er baronessen van nederige afkomst. Ik vind er profitariaatssocialisten, zowel in de gewone betekenis van het PS-systeem, als van de SPA die zijn kar aan diezelfde PS hangt. Ik merk er passé-loftsocialisten op, luxe-multiculturalisten, en pseudoglobalisanten. Schlagerzangers en eigenaars van voetbalclubs. Belgicisme heerst waar de neo-maoïst de hand rijkt aan de hyperliberaal en de projectontwikkelaar… Hèhè, dat lucht op.

Belgicistische partijen zijn alleen Vlaamse partijen, nooit Franstalige (die zijn gewoon Belgisch). Op om het even welke vraag hebben ze een anti-separatistische mantra als antwoord. Je waarschuwt ze voor de nefaste gevolgen van rotte compromissen: jamaar, antwoordt de ene, ik wijs een onafhankelijk Vlaanderen af. Je waarschuwt ze voor het eeuwige immobilisme en het status-quo in de Belgische staat: jamaar, zegt de tweede, ik ben geen separatist. Je wijst ze op de nefaste gevolgen van een door de Franstaligen gewilde, mensonterende immigratie- en asielpolitiek: jamaar, verdedigt een derde zich, wij zijn constructief en wensen tot een akkoord te komen.

Belgicisten hebben nog één gemeenschappelijk kenmerk dat ik nog niet heb vermeld. Ze wensen namelijk niet “belgicist” genoemd te worden. Ze zijn daar heel teergevoelig in. Dat label schuwen ze als de pest. Ze vinden het een scheldwoord. Ze ontkennen wat ze zijn. Voor een belgicistische partij kraait de haan altijd.

Dave Sinardet

Het label belgicist wordt vaak gebruikt als tegenhanger en tegendeel van Vlaams-nationalist en dus in de praktijk als synoniem voor Belgisch-nationalist.

Vraag is dus wanneer iemand nationalist is. De definitie van Ernest Gellner is voor mij nog steeds één van de meest relevante en die stelt vrij vertaald dat het een politieke ideologie is die streeft naar het (zoveel mogelijk) samenvallen van natie en staat.

Een Vlaams-nationalist is dus iemand die uitgaat van het bestaan van een Vlaamse natie en wil dat deze (zo veel mogelijk) samenvalt met de staatsstructuur. Het logische gevolg is dat een Vlaams-nationalist in de praktijk, indien hij al niet voor totale Vlaamse onafhankelijkheid is, wel zoveel mogelijk bevoegdheden bij het Vlaamse bestuursniveau wil leggen. Daarom is het voor Vlaams-nationalisten altijd al een groot taboe geweest  om bepaalde bevoegdheden te herfederaliseren.

Volgens dezelfde logica is een Belgisch-nationalist of belgicist dan iemand die gelooft in het bestaan van een Belgische natie en daarom ofwel terug wil naar een unitaire Belgische staat of alleszins zoveel mogelijk bevoegdheden op het  Belgische bestuursniveau wil leggen. Voor een Belgisch-nationalist is het bijgevolg alleszins niet aanvaardbaar om verdere bevoegdheden op te splitsen.

In de praktijk hebben Vlaams- en Belgisch-nationalisten veel met elkaar gemeen in die zin dat ze allebei uitgaan van de premissen van het nationalisme. Alleen hebben zij een verschillende invulling (Vlaams of Belgisch) van het begrip natie. Het denkpatroon is echter grotendeels hetzelfde.

Als we deze definities toetsen aan het Belgische politieke en publieke debat zijn er zo goed als geen Belgische nationalisten aanwezig. Met uitzondering van zeer kleine unitaristische partijen pleit immers niemand voor een eenzijdige transfer van bevoegdheden naar het Belgische niveau.

In de praktijk wordt het label nochtans regelmatig toegekend. Vaak door Vlaams-nationalisten, aan personen die niet meegaan in hun doelstellingen, analyses of argumenten. Op het eerste zicht lijkt dit vooral strategisch van aard: het is een vorm van labelling om niet te moeten ingaan op de inhoud van iemands stellingen. Zo werden zeker in de jaren 1990 sommigen die bepaalde multiculturele samenlevingsproblemen aankaartten meteen gebrandmerkt als ‘onverdraagzaam’ of ‘racistisch’ en werden omgekeerd sommigen die positieve aspecten van het multiculturalisme benadrukten afgedaan als ‘politiek correct’ of ‘linkiewinkies’. Iedereen die geen Vlaams-nationalist is meteen labellen als belgicist komt op hetzelfde neer. En ook hier geldt de redenering omgekeerd.

Maar misschien is die labelling niet (enkel) strategisch, maar valt hij ook te verklaren door het feit dat wie zelf van een nationalistische visie vertrekt anderen ook sneller eenzelfde denktrant en beweegredenen gaat toeschrijven: wie dan geen Vlaams-nationalist is kan in een nationalistisch denkschema enkel maar een Belgisch nationalist zijn.

Wat er ook van zij, het maakt het intellectuele debat vrij steriel en pover, want het gaat eraan voorbij dat er naast nationalisme (of het nu Vlaams of Belgisch is) nog oneindig veel andere mogelijke posities zijn van waaruit iemand uitspraken kan doen over de staatsstructuur: vanuit een kritische houding voor de nationalistische ideologie als geheel en dus los van een Vlaamse, Belgische of andere invulling, vanuit een geloof in de meerwaarde van federalisme als bestuursvorm om eenheid en diversiteit te verzoenen, vanuit een strategische visie op hoe bepaalde andere politieke of socio-economische doeleinden best gerealiseerd kunnen worden, vanuit een poging om meer efficiëntie en democratie in de staatsstructuren te bereiken, vanuit een visie op hoe (interpersoonlijke) solidariteit moet worden georganiseerd, vanuit bepaalde partijpolitieke of zuilbelangen, vanuit een visie op wat de beste instellingen zijn om meertalige en/of diverse samenlevingen te besturen, etc.

Deze bijlage past bij: vijftig tinten tricolore

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

 

De redactieploeg van Doorbraak bestaat uit een grote groep redacteuren. Standpunten en andere artikelen kunnen verschijnen als "De Redactie". Uiteraard betekent dit niet dat al onze redacteuren per definitie aan deze standpunten gebonden zijn.

Commentaren en reacties