JavaScript is required for this website to work.
Communautair

België zelf is de kanker van de Belgen!

Thierry Fiorilli, hoofdredacteur van Le Vif, schreef een dom en onbeschoft artikel

Jules Gheude11/6/2018Leestijd 7 minuten

foto © screenshot

Thierry Fiorilli, hoofdredacteur van Le Vif, schuwt de wansmakelijke vergelijkingen niet: een teken van intellectuele onmacht.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Volgens Thierry Fiorilli, hoofdredacteur van Le Vif, is de N-VA die kanker van België. Ik wil hem hier uitnodigen om naar de bron zelf terug te keren, te weten 1830, toen het onafhankelijke koninkrijk België het licht zag.
Een pijnlijke bevalling met de forceps, volgens de wil van de toenmalige grootmachten, meer bepaald Engeland, dat zich tegen Frankrijk wilde voorzien. Vijftien jaren na Waterloo doolde het spook van Napoleon nog altijd rond.

Vóór 1830 waren onze volkeren nooit door enig nationaal sentiment samengesmeed. Als speelbal van het ene, dan weer het andere regime (Bourgondië, Spanje, Oostenrijk, Frankrijk, Nederland) hadden zij nooit een stem in het kapittel. Het was zoals Marguerite Yourcenar schreef in  L’Œuvre au noir: De prinsen vechten om landen, zoals dronkaards op een terras elkaars schotels afpakken.*
Wat men hierbij ook in herinnering moet houden is het speciale statuut van het prinsbisdom Luik dat tot in 1794 bleef bestaan, en dat de geliefkoosde theorie van Henri Pirenne over een voorbestemd België in de weg staat.
Diens fascinatie voor de hertogen van Bourgondië kennen we, maar hij moest toch erkennen dat zij ‘geen nationaal ideaal koesterden: enkel de grandeur van hun huis was de drijfveer. Hun politiek laat zich enkel verklaren door dynastieke belangen.’
Van zijn kant beschouwde zijn collega Godefroid Kurth het katholicisme als leidraad van onze geschiedenis. Maar een belangrijk element weersprak zijn redenering: de ontwikkelingen in Vlaanderen onder het Spaanse bewind.

Vlaanderen bestond toen uit het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, beide grotendeels gewonnen voor de calvinistische reformatie. Voor de zeer katholieke koning Filips de Tweede van Spanje kwam het er dus op aan deze ketters weer tot rede te brengen. Deze reconquistawas extreem wreedaardig. Ze nam een eind in 1582 met de val van Antwerpen, terwijl de noordelijke provincies onder leiding van Willem de Zwijger zich van het Spaanse juk bevrijdden en de Verenigde Provinciën vormden, een voorafbeelding van het huidige Nederland.

Dankzij de Bijbelvertaling door de dominees werd het Nederlands snel een zuivere en verzorgde taal. In Vlaanderen werd het katholicisme met geweld opgelegd: hier geen Bijbelvertaling.  Het volk kende enkel dialecten.
Duidelijk is dat zonder het fanatisme van Filips de Tweede Vlaanderen niet van zijn natuurlijke milieu, de Nederlanden, gescheiden zou zijn, en mogelijk was Antwerpen er de hoofdstad van geworden. Dit drama, dat Vlaanderen in de XVIde eeuw overkwam, heeft Verdi heel goed weergegeven in zijn opera Don Carlos.

Accident de l’histoire

Maar keren we terug naar 1830. Het onafhankelijke koninkrijk België kwam tot stand buiten enige volkswil om. Het Belgisch Nationaal Congres werd verkozen door amper 2% van de bevolking, namelijk door wie die de cijns konden betalen. Wat de keuze van het staatshoofd betreft, die werd ons door Londen opgedrongen.
Men zal zich het interview herinneren dat Yves Leterme in 2006 aan de Franse krant Libération weggaf, en waarin hij België een ongelukje in de geschiedenis noemde. Kun je hem ongelijk geven?

Talleyrand, met zijn gekende talent als diplomaat, geloofde niet in de levenskansen van het nieuwe koninkrijk. De Belgen zullen niet lang meegaan. Kijk eens, een natie is het niet, en nog geen tweehonderd protocollen zullen er een natie van maken. Dat België zal nooit een land zijn. Het kan niet lukken, verklaarde hij in 1832 aan prinses de  Liévin.**
Welbeschouwd zat de kanker België al van bij de aanvang in het lijf, en de N-VA die in 2001 werd gesticht heeft daar volstrekt niets mee te maken.

Hoe zou een staat ook een rustige evolutie kunnen doormaken, als we lezen wat Charles Rogier schreef in een brief aan Jean Raikem: De eerste beginselen van een goede administratie zijn gebaseerd op het exclusieve gebruik van één taal, en het is duidelijk dat de enige taal van de Belgen het Frans moet zijn. Om tot dit resultaat te komen, is het noodzakelijk alle civiele en militaire ambten aan Walen en Luxemburgers toe te wijzen. De Vlamingen zullen dus tijdelijk de voordelen van deze ambten ontzegd worden. Ze zullen dan wel Frans moeten leren, en van lieverlee roeien we zo het Germaanse element in België uit.
Een taalgenocide dus. Precies om die te dwarsbomen vormde zich al snel een Vlaamse Beweging. Eerst was die van culturele aard, maar naderhand kreeg ze een sociale en politieke dimensie. Van de huidige Franstaligen weet de grote meerderheid niet hoe fel deze beweging heeft moeten vechten om de eerste taalwetten af te dwingen, en te maken dat Vlaanderen in het parlementair halfrond zijn stem kon laten horen. Nog in het begin van de 20ste eeuw sprak kardinaal Mercier van de Belgische eenheid, verduurzaamd door het gebruik van de Franse  taal. In zijn ogen was het Vlaams de taal van knechts en meiden.
Dit alles liet natuurlijk blijvende sporen na, en droeg bij tot het ontstaan van een sterk nationaal Vlaams bewustzijn. Arme Henri Pirenne die in 1930 verplicht werd de Gentse Universiteit te verlaten na de vernederlandsing van het instituut!

In de overtuiging dat de Duitse bezetter begrip zou opbrengen voor hun verzuchtingen, stelde de Vlaamse Beweging zich tot hun dienst. De snelle vrijlating van de Vlaamse krijgsgevangenen, al vanaf 6 juni 1940, kwam bij de Franstaligen pijnlijk aan. Bijna 130 jaar was Wallonië verbluffend welvarend geweest. Het economisch dynamisme van het gewest kwam mooi tot uitdrukking in Li Tchant des Walons (het Lied der Walen), gecomponeerd in 1900: …helemaal aan de spits staat onze schitterende industrie.
Maar het aanschijn van België veranderde plots, ten voordele van Vlaanderen. De economist Michel Quévit legt dit uit: In Wallonië heeft de staatshulp als bedoeling het hoofd te bieden aan de problemen van desinvestering door de private ondernemers die zich afkeren van de traditionele sectoren: rationalisering van verouderde industriële installaties, met als gevolg sluiting van ondernemingen, en in het spoor daarvan een sterke toename van de werkloosheid in het gewest. Daarentegen dienen in Vlaanderen de programma’s in deze periode voor investeringen  in sectoren die economische groei meebrengen, werkgelegenheid scheppen, innoverend en diversifiërend werken, en activiteit ontwikkelen in alle Vlaamse provincies.

Economische omslag

Na decennia van strijd om zijn gerechte plaats te kunnen innemen op het Belgische politieke schaakbord, wist Vlaanderen het tij dus te keren en zich meester te maken van het economische spel. De N-VA was er nog altijd niet, maar de CVP-staat waakte over de belangen van het noorden.
Met de definitieve vastlegging van de taalgrens in 1962 was Vlaanderen een staat in de staat geworden, en het streefde enkel nog naar culturele autonomie om een natie te worden, met een volk, een grondgebied en een taal.
Dat komt voor mekaar met de grondwetsherziening van 1970 die, behalve dat ze de cultuurraden schiep, ook het bestaan bezegelde van het Waalse, Vlaamse en Brusselse gewest. Vlaanderen zette spoed achter de uitvoering van het eerste luik, maar ging flink op de rem staan bij het invullen van het tweede, want het verzette zich tegen het tot stand brengen van een volwaardig Brussels gewest. Definitieve regionalisering kwam er voor Wallonië en Vlaanderen pas in 1980. Brussel moest geduld oefenen tot 1988. Om er een volwaardig gewest van te maken, offerden de Franstaligen José Happart op, met zijn strijd in Voeren.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de kloof tussen het noorden en het zuiden almaar dieper. De koningskwestie, de schoolstrijd, de grote staking van 1960-61, de vastlegging van de taalgrens hadden telkens afgetekende tegenstellingen tussen de Vlamingen en de Walen blootgelegd.
En dan zwijgen we nog over de affaire van het ‘Walen Buiten’ aan de Leuvense Universiteit in 1968, die de splitsing meebracht van de christendemocratische partij in twee aparte taalvleugels, en de politiek verantwoordelijken ertoe zal brengen om eindelijk de staatshervorming aan te pakken.

Als in 1961 stond de Luikse syndicalist André Renard de invoering van het federalisme voor, en had hij structuurhervormingen geëist. Maar de werking van zijn Mouvement Populaire Wallon (Waalse Volksbeweging) kreeg tegenkanting van de PS die haar unitaire structuur niet wilde opgeven.
In 1974 zette François Perin, minister van Institutionele Hervormingen, de voorbereidende regionalisering op poten die door de socialisten – in de oppositie toen –  haastig geboycot werd. Pas in 1976 splitste op haar beurt ook de Socialistische Partij – de Liberalen hadden dat in 1972 al gedaan – en kwamen de  Franstalige socialisten met een voorstel tot definitieve federalisering, dat zoals ik al zei pas in 1980 concreet werd, zij het enkel ten bate van Vlaanderen en Wallonië.

Om zijn Brusselse minderheid stevig te omkaderen, koos Vlaanderen al bij aanvang voor de fusie van gewest en gemeenschap. Aan Franstalige kant wilden de liberalen van de PRL hetzelfde doen, maar zij botsten op een veto van de PS die ervoor beducht was haar macht te zien verwateren, en haar greep op Wallonië  stellig wenste te  behouden.
Na 1980 is dat nu al 38 jaar het geval! Het Waalse Gewest beschikt dus over de geëigende instrumenten om een eigen politiek te voeren, en die instrumenten zijn bij de achtereenvolgende staatshervormingen alleen maar talrijker  geworden. Argumenten die de verantwoordelijkheden  op de Belgische Staat afschuiven zijn dus niet langer houdbaar.
Van 1980 tot vandaag werd het Waalse minister­presidentschap – op twee uitzonderingen na: de liberaal André Damseaux in 1982, en de christendemocraat Melchior Wathelet van 1985 tot 1988 –  altijd aan de PS toevertrouwd. Bezwaarlijk kan men dan de beslissende invloed van die partij op het gevoerde beleid ontkennen.

Eerlijkheid verplicht ons te zeggen dat het bewind ver van overtuigend is geweest. Eind 2015 erkende Philippe Destatte, directeur van het Institut Jules Destrée, dat Wallonië  nog altijd geen nieuwe start heeft genomen. De Waalse industrie levert nog amper 14,2% van het bruto binnenlands product.
Tussen Vlaanderen en Wallonië gaapt een kloof. En laat de Waalse werkloosheid dan licht gedaald zijn, zij bedraagt nog altijd het dubbele van de Vlaamse.
Tussen 1983 en 2015 is de Vlaamse werkloosheidsgraad met de helft gedaald, van 10,7 tot 5,2 procent. De Vlaams export kende in 2016 een groei van 10,6%, wat een som van 204,7 miljard euro oplevert, tegen 42,6 voor Wallonië.

Christendemocraten en liberalen zegden het voor

CD&V-volksvertegenwoordiger Hendrik Bogaert zei het niet te begrijpen: De Walen kunnen toch niet eeuwig de sluiting van de koolmijnen blijven inroepen, dat is intussen meer dan een halve eeuw geleden!
Al bij het begin van de jaren negentig stelde de christendemocraat en minister-president Luc Van den Brande voor om de stap te zetten naar het confederalisme, een idee dat in 1999 door het Vlaams Parlement werd aangenomen. En de N-VA bestond nog altijd niet!

Duidelijk mag zijn dat Vlaanderen zich financieel niet langer solidair wil opstellen ten opzichte van een gewest dat in zijn ogen slecht bestuurd wordt en niet de noodzakelijke inspanningen levert. In 2002 was het de liberale minister-president Patrick Dewael die verklaarde: Elke Vlaming betaalt 815 euro voor zijn landgenoten in het zuiden. Dat is acht keer meer dan wat een West-Duitser neertelt voor zijn Oost-Duitse buur. Waalse vrienden, opgelet!
En ziehier wat in 2007 aan de huidige CD&V-voorzitter Wouter Beke ontsnapte: Wij wensen een waarachtig confederalisme, waarbij elkeen zal kunnen handelen zoals het hem belieft. (…) Als de Franstaligen geen ballast willen uitgooien, zal ons geen andere keuze resten dan de onafhankelijkheid.

Het is duidelijk dat die nationalistische tendens het kader van de N-VA ruimschoots overschrijdt!
Thierry Fiorolli nagelt Bart  De Wever aan de schandpaal. Maar in een interview van 2011 gaf  François Perin als testament mee: Stap voor stap heeft de Vlaamse Beweging over heel de lijn gewonnen. Het lukte hen een natie te worden. (…) Bart  De Wever zit op die lijn, en logischerwijs zegt hij: ‘Wij willen een onafhankelijke Vlaamse Staat.’

Zeker, men hoeft het niet eens te zijn met dat standpunt van De Wever, maar wispelturigheid kun je hem niet verwijten. De oud-voorzitter van de PS, Guy Spitaels heeft dat destijds erkend: ‘Hij is niet achterbaks, hij zegt klaar en vrank wat hij wil. Dat verkies ik boven huichelaars die zeggen “ach nee, het zal wel meevallen.” Die De Wever staat me helemaal niet tegen.’

Als de coalitie Michel het weet uit te zingen – niets is evenwel minder zeker – dan hebben de volgende wetgevende en regionale verkiezingen binnen één jaar plaats.
Komt er een linkse regering met PS, PTB en Ecolo in Wallonië? Dat zou Bart De Wever ertoe kunnen aanzetten om het confederalistische project op tafel te leggen, want de N-VA blijft met voorsprong de grootste politieke kracht in het land.

Sinds 1830 al vreet de kanker België onophoudelijk aan. Misschien zal binnenkort het laatste stadium intreden. Talleyrand voorspelde het in 1830. En Bart De Wever zag het levenslicht pas in 1970.

______________

* Gallimard, 1968.  Vertaald als Het Hermetisch Zwart, bij Athenaeum­Polak & Van Gennep, 1972.
** Dorothée de Liévin (1785­1857), geboren in Riga als Daria Khristoforovna von Benckendorff speelde vaak een niet onbelangrijke diplomatieke rol in Londen en later in Parijs.

vertaling Marc Vanfraechem

Jules Gheude (1946) is oud-medewerker en biograaf van François Perin. Hij publiceerde meerdere essays over de Belgische communautaire kwestie. In 2009 was hij voorzitter van de Staten-Generaal van Wallonië, een burgerinitiatief om de Waalse geesten van het post-Belgische tijdperk bewust te maken. Sinds 2010 bezielt hij de Gewif (Groupe d’Etudes pour la Wallonie intégrée à la France). Van 1982 tot 2011 was hij directeur aan Wallonie-Bruxelles International (WBI).

Commentaren en reacties