JavaScript is required for this website to work.

20 jaar na 9/11: op weg naar literaire navelstaarderij van de eigen sekse of huidskleur?

Frank Hellemans8/9/2021Leestijd 4 minuten

New York

New York

foto © Unsplash / Luca Bravo

De letteren dreigen 20 jaar na 9/11 te verschrompelen tot reservaat of safe space van én voor gelijkgezinden.

Waar was jij toen op 9/11 twintig jaar geleden de wereld stilstond? Ik was die avond godbetert op een literair feestje, zoals dat vandaag nog nauwelijks bestaat. Uitgeverijconcern WPG, twintig jaar geleden het allesoverheersende literaire moederhuis van onder andere De Bezige Bij, Arbeiderspers, Querido en Athenaeum, stelde halfjaarlijks zijn nieuwe uitgaves voor in Antwerpen met een natje en een droogje, en de mogelijkheid om informeel van gedachten te wisselen met toenmalige coryfeeën als Hugo Claus, Ilja Leonard Pfeijffer of Remco Campert.

Memorabele verjaardag

Die fameuze dinsdagavond echter niets van dat alles. Een handjevol literati vroeg zich bedremmeld af wat er die dag eigenlijk gebeurd was, en door wie. Het zou nog even duren voor Al Qaeda in beeld kwam als nieuwe terroristische franchise. Iedereen keek toen naar de Palestijnen.

Ja, Eddy van Vliet, was die avond present. Hij had net met Vader zijn ontroerende, poëtische zoon-vader biecht gepleegd. Wisten we veel dat deze Antwerpse dichter een jaar later zou worden begraven. Van Vliet verjaarde zelfs die elfde september en werd 59. Er volgde een ironische toast op zijn memorabel jubileum. En Van Vliet voegde er gevat aan toe dat hij in schoon gezelschap verkeerde want ook Bertje Anciaux en Filip Dewinter bliezen die dag de kaarsjes uit.

Literaire zomervakantie voorbij

Dat de literatuur, ook de Nederlandstalige, na deze spectaculaire aanval op Amerika en het Westen, niet meer dezelfde zou zijn, stond die avond eveneens vast. De Nederlandse journalist-dichter Michaël Zeeman schreef op 14 september 2001 in de Volkskrant dat elke schrijver nu wel zijn postmoderne vrijheid en blijheid vaarwel mocht zeggen: ‘Aan de sfeer dat er niets op het spel zou staan zolang het maar goed gaat met het postmodernisme en het neoliberalisme, is gewelddadig een correctie toegebracht.’ Het door Francis Fukuyama bejubelde einde van de geschiedenis was definitief voorbij en daarmee konden ook de talige spelletjes worden ingepakt. In een column even later zette hij zijn diagnose op scherp. ‘Het ineenzijgen van die twee torens’, zo Zeeman, heeft een einde gemaakt aan ‘de lange zomervakantie van een zorgeloos postmodernisme en een vrolijk cultuurrelativisme.’

De Amerikaanse romanliteratuur nam hierin het voortouw. Grote sociaalrealistische familieromans maakten weer ophef: van Laat de aarde maar draaien van Colum Mc Cann tot Extreem luid en ongelooflijk dichtbij van Jonathan Safran Foer en Vallende man van Don DeLillo. In de Vlaamse letteren was het toen nog niet zover. De ‘terreur’ van de globalisering werd in allegorische romans van Paul Verhaeghen (Omega Minor) en Peter Verhelst (Zwerm) via barokke kunstmatigheid uitvergroot. Verhaeghen verkoos na zijn exploot voortaan uitsluitend als cognitieve psycholoog-docent aan een Amerikaanse universiteit door het leven te gaan. Verhelst brak definitief door met zijn 666 bladzijden – het getal van het beest! – tellende conceptuele monstrum. De coronapandemie zorgde nu zelfs voor een heruitgave. Suggereerde Verhelst immers niet met zijn prometheïsche ‘Homo Invictus Viralis’ dat de uitzwermende, parasiterende mensheid zichzelf in een heus ‘Virutopia’ aan het liquideren was? Tja, van conceptuele kunst gesproken …

Nieuwe ernst

Al snel zou blijken dat nine eleven de literatuur ook op haar grondvesten zou doen daveren, maar niet in de richting van de apocalyptische waanbeelden van Verhaeghen en Verhelst. Wel integendeel, de romanschrijver ging zich meer en meer bezinnen op zijn roots. Literatuurwetenschapper Thomas Vaessens vermoedde al in 2009 dat ‘de nieuwe ernst’ van de Amerikaanse romanschrijvers van hierboven aanstekelijk zou werken voor de Nederlandstalige romanschrijvers. Oprechtheid en authenticiteit werden de codewoorden voor een renaissance van de realistische roman.

Dat de literaire cultuur in het nieuwe millennium een subcultuur was geworden die in de artistieke hiërarchie andere cultuursectoren moest laten voorgaan – van film en reality televisie tot gaming en digitale kanalen – was toen ook al duidelijk. De letteren werden in het hoekje gedrumd, zeg maar, en schrijvers ging op zoek naar een nieuwe urgentie, zoals dat heette, voor het slijten van hun handelswaar. Gedaan met de postmoderne ivoren torens. Die waren immers in het terroristische geweld met de grond gelijk gemaakt. Auteurs, van Stefan Hertmans en Erwin Mortier tot Jeroen Olyslaegers, wilden de band met hun publiek herstellen en gingen in historisch gedocumenteerde romans andere cataclysmen in onze geschiedenis in familieromans verpakken. Of het nu de Eerste of de Tweede Wereldoorlog was, de Kruistochten of de Beeldenstorm in de zestiende eeuw: de eigen geschiedenis kreeg opnieuw een duidelijk gezicht, met de nodige nuances aangebracht.

Van grote tot kleine geschiedenis

Het succes van de reality televisie – ‘Het leven zoals het is’ op de camping, bij de politie en nu in het leven van BV’s – was hieraan zeker niet vreemd. Dat de literaire non-fictie ondertussen ook een steile opgang maakte met historische reconstructies van die eigen grote of kleine geschiedenis – zie Geert Mak, Jan Brokken, David Van Reybrouck, Bart Van Loo en Margot Vanderstraeten – liet fictieschrijvers trouwens ook niet onberoerd. De globalisering en mediatisering van terroristische aanslagen wierp schrijvers terug op de eigen biotoop. Resultaat: een hoogconjunctuur van historische of historiserende literatuur die, zoals gezegd, vaak de grote ‘eigen’ geschiedenis ambieerde, al dan niet via de exploratie van de ‘eigen’ familie. Literaire narcisten als Connie Palmen en Kristien Hemmerechts pakten bij voorkeur met het eigen leventje uit, al dan niet gekruid met herinneringen aan hun bekende partners.

De opgang van deze genealogische, identitaire literatuur was blijkbaar het antwoord op de terroristische dreiging. De botsing van de beschavingen, zoals die iconisch met nine eleven begon, leidde tot zelfonderzoek. De laatste jaren, zeker in de romanliteratuur, deed het identitaire verhaal in de veranderende gendercontext van zich spreken. De spannendste boeken, ook in de Nederlandstalige letteren, zijn nu vaak van transgenders of niet-binaire auteurs.

Denk maar aan het succes van Marieke Lucas Rijnevelds beide romans De avond is ongemak en Mijn lieve gunsteling, en de huidige buzz rond debutant (m/v/x) Sofie Tobi Lakmakers De geschiedenis van mijn seksualiteit. In zekere zin stond Marjolijn Februari, die nu als Maxim Februari door het leven gaat, aan de wieg van deze nieuwe identitaire wending in de Nederlandstalige letteren. De aparte sensibiliteit van het ‘eigen’ vloeibare geslacht is nu de inzet van de literatuur geworden. Daar kan het woke discours van Black Lives Matter of van de migrantenidentiteit tussen twee culturen ook nog wel bij.

Reservaat voor gelijkgezinden

De impact van nine eleven leidde dus tot een extreme fragmentering van het wereldbeeld. Grote verhalen worden meer en meer afgezworen. Het is blijkbaar zaak om de eigen stek in die grote boze wereld te herontdekken: van je huidskleur of je sekse. Literaire navelstaarderij is daarbij niet denkbeeldig. Straks dreigen de letteren tot een ‘subsubcultuur’ te degraderen en te verschrompelen tot een reservaat of safe space van én voor gelijkgezinden. Te vergelijken met de nichestatus van off off Broadway-toneelstukken.

Of slaat de slinger weer de andere kant op?

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties