JavaScript is required for this website to work.

Van Michel Wuyts tot Rik De Saedeleer: sportcommentaar als klankpoëzie

Frank Hellemans29/11/2022Leestijd 4 minuten

foto ©

In het nieuwste ‘sport’-nummer van de lage landen doet Lennert De Vroey een aardig boekje open over Vlaamse sportverslaggevers.

Samen met het begin van het WK in Qatar, brengt de lage landen allicht niet toevallig zijn nieuwste novembernummer uit met focus op ‘samenspel – de lijnen tussen sport, kunst en samenleving’. De bijdragen over voetbal zelf zijn eerder dun gezaaid, maar hetgeen Lennert De Vroey over het theatrale taalspel van Vlaamse sportverslaggevers vertelt, is niet alleen heel amusant maar ook zeer toepasselijk.

Geven jassen vlassen

De Vroey vatte het plan op om met zijn toneelproject Parole in het zog van het driewekelijkse circus van de Ronde van Frankrijk elke dag ook een talkshow te hosten, waarin hij samen met een gast en een muzikant de laatste 100 kilometer van de koers verslaat, met een mix van commentaar, muziek en culinaire-toeristische weetjes die zonder bindteksten naast en over mekaar tuimelen. Bedoeling is om sportcommentaar – en dus in eerste instantie – wielerverslaggeving als populaire kunstvorm in kaart te brengen. Dat De Vroey hier niet over één nacht ijs gaat, bewijst zijn demontage van de manier waarop Michel Wuyts en José De Cauwer twintig jaar lang als olijk duo een nieuwe artistieke standaard van de wielerverslaggeving hebben gecreëerd.

De Vroey haalt in eerst instantie de mosterd bij Praat maar vol, jongens! van Wim te Braken en Jeroen Duvillier. Dit boek transcribeert de hele live-uitzending van zeven uur die Wuyts en De Cauwer toen op televisie hebben volgepraat tijdens de olympische wegrit van 2016. Greg Van Avermaet werd de memorabele winnaar en het slotakkoord van Wuyts won toen ook goud: ‘En aanzetten!! En aanzetten! Volle bak doorgaan! Alles uit het lijf sprinten! Geven! Jassen! Vlassen!’

Ram bam bam

Samen met ‘Tommeke, Tommeke, Tommeke. Wat doe je nu?’ – toen Tom Boonen in Madrid in 2005 wereldkampioen werd – is dit de bekendste poëtische exclamatie van Wuyts. De Vroey legt uit hoe Wuyts & co dergelijke orgelpunten allicht hebben voorbereid. Kwestie van de winnaar ‘binnen te praten’ en het publiek mee in het slotdelirium te slepen. Wuyts – zo De Vroey – weet op die momenten op het einde van de koers bijna dadaïstische klankpoëzie te maken. Voor De Vroey overtrof Wuyts zichzelf in die zin met zijn apotheose bij de sprintoverwinning van Wout Van Aert tijdens de Ronde van Frankrijk in 2020: ‘En wie? Van Aert wint. Van Aert wint. Ram bam bam!’

Wuyts maakte in 2018 samen met schrijfster Ann De Craemer het Groot Vlaams wielerwoordenboek waarin het specifieke plastische wielerjargon met zijn aparte beeldspraak uit de doeken wordt gedaan: van ‘een klop met de hamer krijgen’ tot ‘een gat dicht rijden’ en ‘een cartouche verschieten’. Renaat Schotte, opvolger van de gepensioneerde Wuyts, vroeg zich na de Russische invasie in Oekraïne zelfs af of dergelijke ‘oorlogszuchtige’ woorden wel gepast waren. Ja, aldus Schotte in zijn pleidooi voor dichterlijke vrijheid: ‘een bommetje droppen’ of ‘oorlog maken’ in de koers moet kunnen, ook in echte oorlogstijden.

Moet er nog zand zijn?

Wuyts is niet alleen de gelegenheidsauteur van klankverzen, zo De Vroey, maar ook van ‘signatuurwoorden’ die Wuyts ten persoonlijke titel dus heeft uitgevonden. ‘Kabinetstukje’ is zo een Wuytsisme dat in de betekenis van wielerexploot in geen enkel woordenboek terug te vinden is. Van Dale heeft het over ‘pronkstuk’ in een museum, maar Wuyts transformeerde die museale betekenis dus in een bijzondere fietsprestatie.

Terloops memoreert De Vroey ook voetbalcommentator Rik De Saedeleer, zoals die enkele gevleugelde woorden in onze Nederlandse taal heeft gemunt. ‘Moet er nog zand zijn?’ was zo’n typisch De Saedeleer-vers. Allicht gaat het terug tot een passage van Marc Sleen uit diens Nero-strip De draak van halfzeven uit 1960. Een Gents jongetje probeert er tevergeefs wit zand te slijten aan Nero. Dergelijk zand werd vroeger wel eens gebruikt als poetsmiddel. Persoonlijk herinner ik mij al te goed De Saedeleers ‘Dag Moeder’-uitroep en natuurlijk: ‘Daar is hem! Daar is hem!’ of ‘Goal, goal, goal!’ De Saedeleer moest het dus meer hebben van de herhaling, terwijl Wuyts zelf in het klankspel van de taal opging.

Leven en dood

De Vroey, zelf een theaterman met een liefde voor spektakel, gaat ook dieper in op de gewoonte om vandaag in een duopresentatie commentaar te geven bij sportpresentaties. Het heeft allemaal met de dynamiek van de verslaggeving te maken die met twee tegenspelers elkaar kan opjutten tot er een crescendo ontstaat en een finale climax, waarin de hoofdrolspeler zijn ultieme uitspraak doet. Je hoeft inderdaad geen dramaturg te zijn om te beseffen dat tegenstellingen de journalistiek kruiden.

Dat journalisten daardoor vaak het verwijt krijgen om te polariseren – of in het geval van Wuyts en De Saedeleer schromeloos te overdrijven – ligt voor de hand. Maar bestaat het leven zelf in essentie ook niet uit binaire tegenstellingen? Van man versus vrouw tot dag en nacht, yin en yang of leven en dood. Goethe had het al over in- en uitademen als de meest prototypische gebaren die hij daarbij linkte aan de hartslag: systole (spanning van de hartspier) versus diastole (ontspanning).

Waarachtige voetbalkamp

Maar niets evenaart voor mij de voetbalgroteske die Paul van Ostaijen ooit pleegde als parodiërende correctie op al te veel voetbalernst. Zoals steeds drijft Van Ostaijen in zijn groteske proza de gewone realiteit op de spits waardoor het schijnbaar normale ten slotte hoogst abnormaal hilarisch wordt. In het kortverhaal Waarachtige voetbalkamp keilt de spits de bal tegen het hoofd van de keeper, waardoor die prompt van zijn romp valt en de bal zelf op het onthoofde lichaam blijft rondtollen. Ook zonder doellijntechnologie stelt het publiek vast dat de bal nog steeds niet over de lijn is. De aanvaller in kwestie bewijst zijn torinstinct door de bal heimelijk van de torso in het doel te slaan.

Maar dat is buiten het publiek gerekend dat unisono ‘fout’ roept, zoals vaak bij handsovertredingen het geval is. Over de keeper en zijn plots overlijden wordt verder met geen woord gerept. Conclusie van een medespeler van de ondernemende midvoor: ‘Maar dat belet niet, Anton, dat je dat met die “fout” toch werkelijk niets had mogen doen.’

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties