JavaScript is required for this website to work.
Brussel deze week

Brusselse Babbels: Johan Leman

Geloven in vertrouwen en persoonlijke aanpak

Luckas Vander Taelen30/8/2019Leestijd 7 minuten
Johan Leman

Johan Leman

foto © Reporters

Johan Leman mag dan 72 jaar zijn, hij is nog steeds hyperactief binnen zijn Molenbeeks Foyer, waar hij in 1981 directeur werd. Doorheen al die jaren is hij blijven geloven in een directe, menselijke aanpak en in het opbouwen van vertrouwen. Een gesprek over zijn strijd tegen armoede en polarisering in Brussel.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Johan Leman mag dan 72 jaar zijn, hij is nog steeds hyperactief binnen zijn Molenbeeks Foyer, waar hij in 1981 directeur werd. ‘Noem me maar een gekwalificeerd vrijwilliger,’ zegt hij. Doorheen al die jaren is hij blijven geloven in een directe, menselijke aanpak en in het opbouwen van vertrouwen. Een gesprek over zijn strijd tegen armoede en polarisering in Brussel.

De kracht van expertise

De Foyer biedt educatieve ateliers aan, zoals over sociale media en respect voor levensbeschouwelijk pluralisme en begeleidt meertalige kinderen op het vlak van taalontwikkeling. Er wordt ook gefocust op nieuwe migrantengroepen die via een omweg benaderd worden, zoals door het oprichten van een cricketploeg voor Pakistanen. ‘Maar we stellen wel als voorwaarde dat er ook mensen van buiten die gemeenschap bij betrokken worden, dat er niet over politiek wordt gesproken en er ook aandacht wordt besteed aan het Nederlands, het Frans en het Engels,’ zegt Leman ‘Dat is een manier om groepen anders te benaderen. Als zo een sportploeg dan succesvol blijkt, dan kan die alleen verder, zonder de hulp van de Foyer.’ Hij gelooft in die benadering om zo mensen in zichzelf te doen geloven. Midden oktober start Foyer een Brussels Migratiemuseum.

Leman was eerst vier jaar actief als kabinetchef van Paula D’hondt, en werd dan in 1993 tien jaar directeur in het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Hij gelooft nog altijd in het nut van de ‘expertisecentra’ die hij op het oog had binnen dat centrum. Politici konden een beroep doen op de kennis die daar doorheen de jaren was opgebouwd.

Golven van komen en gaan

Hij vindt het jammer dat in de huidige politiek de ideologie het vaak haalt van een beleid dat steunt op ervaring. Zijn Foyer in het hart van Molenbeek zou veel nuttige informatie kunnen geven aan bestuurders. Want vaak kennen die de realiteit niet. Dat migratie een proces is van golven, van mensen die hier aankomen en dan weer weggaan. ‘Molenbeek blijft een zone van aankomst, met een enorm verloop. Nieuwe bevolkingsgroepen komen hier aan, gaan weer weg of verhuizen naar een ander deel van de gemeente. Dat maakt elke campagne over bijvoorbeeld openbare reinheid zo moeilijk in Molenbeek , omdat de bevolking zo snel verandert.’

In de gemeenten rond de Brusselse kanaalzone en in Schaarbeek zitten heel veel illegalen, die snel naar een andere plek verhuizen als ze denken dat het daar beter is. Een parallelwereld van mensen die buiten de statistieken vallen, die Leman op vele tienduizenden schat. Ze hebben geen geld voor een kamer, slapen op straat. In zijn straat in de Lakense kanaalbuurt zag hij een meisje die vuilbakken openscheurde en alles wat eetbaars was in een kinderwagen legde. ‘Een vrouw kwam bij me aanbellen, waarschijnlijk omdat mijn huis een mooie voordeur heeft, om geld te vragen omdat ze haar huur niet kan betalen. Dergelijke situaties zeggen heel veel over extreme armoede hier. In Vlaanderen beseft men dit probleem onvoldoende.’

Sicilië in Kuregem

Leman kwam in 1974 in de Anderlechtse wijk Kuregem terecht. Hij woonde er op een kleine kamer omdat hij voor zijn doctoraat in de antropologie de geïmmigreerde Siciliaanse families wou bestuderen. Leman slaagde erin zich volledig te integreren. ‘In het begin dachten de Italianen in sommige meer louche cafés dat ik voor de politie werkte. Maar ik won hun vertrouwen door bij hun kapper te gaan en een pint bier te drinken in het café op het Lemmensplein.’ Leman was nooit bang voor een volledige immersie in een cultuur. Hij woonde drie maanden in een klein Siciliaans dorp. ‘Toen ik terugkwam, had ik zozeer hun uitbundige lichaamstaal overgenomen, dat mijn familie die me opwachtte in het station, dacht dat ik dronken was,’ lacht Leman.

Kuregem was toen een door en door Italiaanse wijk. Het Lemmensplein had een slechte reputatie, net zoals het dat nu heeft met allochtonen van Marokkaanse origine. ‘Men moet dus oppassen met te gemakkelijke conclusies over etnische factoren en kijken hoe men een wijk heeft laten verkommeren waardoor criminaliteit een grotere kans kreeg. De Italianen zijn nu helemaal weg uit Kuregem, wat weer een voorbeeld is van bevolkingsverschuivingen in Brussel. Van zodra mensen dat kunnen, verhuizen ze naar andere, betere buurten in de stad of daarrond. Nu zie je dat met bijvoorbeeld Marokkanen of Pakistani die naar Dilbeek of Grimbergen vertrekken.’

Kracht van vertrouwenspersonen

Leman onderzocht welke factoren ervoor zorgen dat een bevolkingsgroep evolueert die in een nieuw land aankomt: ‘Dat zijn in de eerste plaats de mensen die de nieuwkomers ontmoeten en die hen vertrouwen inboezemen.’ Die conclusie is hem altijd bijgebleven: ‘Ik geloof dat je door persoonlijke contacten mensen voor je kan winnen en zo meer kan bereiken dan met opgelegde regels van boven. Zo kan je bijvoorbeeld in een ontspannen sfeer duidelijk maken waarom een te volumineuze hoofddoek aan een loket niet zo een goed idee is…,’ weet Leman.

Johan Leman studeerde eerst filosofie en theologie en werd dominicaan. ‘Maar met de jaren ben ik steeds anti-klerikaler geworden. Ik vond snel dat de Kerk als instelling de essentie van het geloof niet kon waarmaken.‘ De schandalen rond de Bank van het Vaticaan en vooral het kindermisbruik versterkten zijn wantrouwen tegen instellingen waarin mensen macht kunnen opbouwen en die de soepelheid missen om snel problemen aan te pakken. ‘Ooit hadden we in een school waar een van onze biculturele projecten liep een probleem met mogelijk kindermisbruik. Dat was in een paar dagen opgelost. Ik moest daarvoor geen inrichtende machten of onderwijskoepels samenroepen. Ik deed dat via direct contact met de betrokkenen.’

Leman is een man van de praktijk, die geen politieke etikettering verdraagt en niet bang is om een positie in te nemen. ‘Als Roma niet weg willen uit een bidonville omdat ze niet gescheiden willen worden als groep, dan moet je dat niet aanvaarden, maar hen zeggen dat dit niet kan.’ En vooral beletten dat mensen in een bidonville blijven wonen, omdat ze er hun financieel voordeel in zien. Die houding heeft alles te maken met duidelijkheid, met het stellen van regels, zoals je nooit mag aanvaarden dat  Roma-kinderen met hun ouders uit bedelen gaan. ‘Kinderen horen thuis op school,’ zegt Leman. ‘Ook hier geloof ik dat je met vertrouwenspersonen veel kunt bereiken, zoals de Foyer probeert om Roma uit hun zelfgekozen isolement te halen door ze scholen binnen te brengen, zoals we dit binnenkort ook zullen proberen met sportactiviteiten.’

Filip Dewinter versus Leman

Bij rechts heeft Leman een imago van een naïeve, lakse softie. Aan de linkerkant vergeleek professor Jan Blommaert zijn taal dan weer met die van Filip Dewinter. Ook Abou Jahjah liet niet na hem een trap te geven als hij dat kon. Dat heeft waarschijnlijk alles te maken met Lemans afkeer van ideologie die hij liever door pragmatisme vervangt. Voor de 200, soms herrie schoppende Molenbeekse jongeren, zoekt Leman geen excuses. Alleen gelooft hij niet dat repressie de enige oplossing is. Hij denkt dat een andere aanpak meer zou opleveren: ‘Als ik met de Foyer de middelen zou hebben, zou ik met die jongeren naar Afrika gaan om er in arme dorpen waterputten aan te leggen. En hen zeggen: “gij gaat dit hier oplossen!”‘  Leman is ervan overtuigd dat sommige jongeren volledig stuurloos zijn en dat hun ouders op hen geen vat meer hebben. Het zelfbeeld van die jongeren is negatief. ‘Je moet ten alle koste proberen hun een zelfwaarde te geven. Door werkloze jongeren te verplichten om stages te doen, om de werkelijkheid van het beroepsleven te leren kennen.’

Leman is steeds blijven geloven in een aanpak die veel meer op een persoonlijk vertrouwenscontact is gebaseerd dan op repressie. Toen hij aankwam in de Foyer, heerste daar chaos omdat er geen onderscheid werd gemaakt tussen probleemjongeren en andere. ‘Ik haalde die onmiddellijk uit elkaar en verplichtte de “moeilijke gevallen” om een contract te tekenen, waarbij ze geen drugs meer mochten gebruiken en ik er in ruil voor zorgde dat ze niet in een instelling terecht kwamen.’

Vlaamse instelling in Brussel

In de eerste jaren van de Foyer waren de verhoudingen met de gemeente Molenbeek weinig hartelijk. Die werden beter in de jaren tachtig. Franstaligen werden toen minder wantrouwig tegenover Vlaams initiatieven en zagen die niet langer als een verdekte poging om Brussel te vervlaamsen. Leman: ‘Het kwam er voor mij op aan, om op de juiste manier met de Franstaligen te communiceren. En met de jaren zag ik ook het respect groeien van hun kant tegenover de groeiende creativiteit van de Vlamingen.’

Het is onvoldoende bekend, maar als verdediger van het Nederlands in Brussel heeft Leman grote verdiensten. Hij zette in samenwerking met Brusselse gemeenschapscentra taalcursussen op. ‘We deden dit met weinig middelen, met de hulp van enthousiaste gepensioneerde leerkrachten. We hadden zo een duizend leerlingen per jaar,’ herinnert Leman zich over een periode dat onderricht van het Nederlands in Brussel heel beperkt was.

De Foyer kreeg in 1983, twee jaar nadat hij directeur werd, een Vlaamse prijs voor zijn biculturele onderwijsprojecten, omdat het erin geslaagd was bij allochtonen de belangstelling voor het Nederlands op te wekken. In opdracht van het katholiek onderwijs, dat ermee dreigde anders een Nederlandstalige school te sluiten, redde hij bovendien de Vierwindenschool in zijn gemeente. ‘Dat is niet bepaald mijn beste herinnering, ik moest de directie overtuigen om op te stappen en twee leerkrachten ontslaan. En toen ik dat vuile werk gedaan had en de school weer begon te draaien, mocht Foyer zelf opkrassen,’ zegt Leman nu nog met bitterheid. Het belette hem niet nog een andere Vlaamse school, nu met de hulp van de gemeente, er weer bovenop te helpen. Leman verdraagt moeilijk dat hij soms als een ‘Vlamingenhater’ wordt gekarikaturiseerd: ‘Ik denk dat ik heel veel heb gedaan voor het Nederlands!’ stelt hij zonder aarzelen. ‘Ook buiten de Foyer. Ik denk aan de beginjaren van opvangcentrum Albatros dat toen puur Franstalig was in zijn bestuur, of aan de oprichting van het eerste centrum voor geestelijke gezondheidszorg in Brussel dat gericht was op migranten, in Laken.’

Islamitische radicalisering

Ook op andere vlakken bleek Leman zijn tijd vooruit. Hij was zich al lang geleden bewust dat er een gevaar bestond van islamitische radicalisering. Eind jaren negentig al signaleerde hij aan de Staatsveiligheid dat er een probleem was met het Centre Islamique Belge: ‘Het was in de periode van de Golfoorlog. Op de website van die organisatie stond te lezen dat het geoorloofd was om Amerikanen en Britten te vermoorden.’  De toenmalig burgemeester Philippe Moureaux was in godsdienstzaken naïever dan Leman. ‘Hij had een meer spirituele kijk op religie. Hij stond minder wantrouwig dan ik tegenover de georganiseerde godsdienst.’ Maar Leman vindt het verkeerd om  Moureaux daarom verantwoordelijk te stellen voor de groei van het islamisme in Molenbeek dat de gemeente een mondiale slechte reputatie bezorgde. ‘Wel zag ik ook bij hem dat er teveel vleiers in zijn omgeving zaten. Ik heb hem daarop nog attent gemaakt. Toen zei hij me: “Attention, je peux être méchant“. Eigenlijk zouden alle politici professionele criticasters in dienst moeten nemen.

Hippe, jonge Vlamingen

Leman kwam een paar weken geleden in een polemiek terecht na een tweet van VRT-journalist Bhari over vuiligheid en homofobie in de gemeente. Boven een interview met hem titelde een Vlaamse krant dat Leman liever geen hippe, jonge Vlamingen naar Molenbeek zag komen. ‘Ik bedoelde daarmee dat ik meer geloof in het soort ‘hippe Vlamingen’ in de buurt hier die zich engageren bij acties voor netheid die er echt toe doen. Ik zie het nut niet in van twittercommunicatie. Wat levert dit uiteindelijk op? Alleen dat heel Vlaanderen weer schande spreekt over Molenbeek.’

 

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Meer van Luckas Vander Taelen
Commentaren en reacties