Morgen trekt in Aalst de carnavalstoet door de straten. Een stoet die de laatste jaren steeds meer controverse oproept. Dat bleek vorige week nog toen Simon Moutquin van Ecolo/Groen aan minister van Binnenlandse Zaken wou vragen of de stoet kon worden afgelast. Burgemeester Christoph D'Haese (N-VA) schetst de betekenis van de carnaval voor zijn stad, het land en de wereld als vrijhaven voor het Vrije Woord. Elk jaar lijkt het erger te worden met de reacties vanuit bepaalde hoek…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Morgen trekt in Aalst de carnavalstoet door de straten. Een stoet die de laatste jaren steeds meer controverse oproept. Dat bleek vorige week nog toen Simon Moutquin van Ecolo/Groen aan minister van Binnenlandse Zaken wou vragen of de stoet kon worden afgelast. Burgemeester Christoph D’Haese (N-VA) schetst de betekenis van de carnaval voor zijn stad, het land en de wereld als vrijhaven voor het Vrije Woord.
Elk jaar lijkt het erger te worden met de reacties vanuit bepaalde hoek op Aalst Carnaval, nu zelfs al op voorhand. Er zijn er zelfs die het willen verbieden. Moet Aalst Carnaval zich aanpassen?
D’haese: ‘We hebben inderdaad een nieuw dieptepunt bereikt met de oproep van de Franstalige groenen voor een heus verbod. Ze suggeerden zelfs om wie niet in de pas van de politieke correctheid zou lopen, te arresteren. De parlementaire vraag werd dan wel weer ingetrokken, maar de toon was gezet. Men tracht ons weg te zetten als een racistische en antisemitische stad, wat we absoluut niet zijn. We zijn wél een zelfbewuste Vlaamse stad die haar Vlaams karakter ook verdedigt. Ook het communautaire kan je hier in betrekken. Hierdoor zijn we het uitgelezen doelwit van alles wat woke is. Maar ik vraag u, wat is Wallonië gebaat bij die tussenkomst van dat Ecolo-parlementslid?’
‘Enkele jaren geleden heb ik in mijn boek Kunnen Aalstenaars de wereld redden? reeds gewaarschuwd voor het hellend vlak waarop we ons als samenleving bevinden als het over vrije meningsuiting gaat. Het buikgevoel van een groot deel van de publieke opinie – “mogen we nu helemaal niets meer zeggen” – heeft tot mijn ontzetting een grond van waarheid. De grenzen van de vrije meningsuiting worden steeds nauwer afgebakend. Ik vind dat een zeer kwalijke evolutie. Vrije meningsuiting is net één van de hoekstenen van een vrije samenleving.’
‘Zich conformeren aan wat de gevestigde orde aanvaardbaar acht, staat haaks op het DNA van Aalst en van Aalst carnaval. Tijdens carnaval kan alles en iedereen het onderwerp zijn van spot en satire. Ik vrees dat de wereld zich aan ons zal moeten aanpassen, want omgekeerd zie ik zoiets niet gebeuren. (lacht).’
Voor niet-Aalstenaars lijkt Aalst Carnaval een driedaagse orgie van zuipen en boertigheid. Enigszins terecht?
‘Dat is een typisch voorbeeld van verkeerde perceptie. Carnaval is heus niet alleen een zuipfestijn. Het is bovenal een fenomenaal volksfeest. Carnaval is niet enkel drie dagen stoet, het is een sociaal evenement dat het dagelijkse leven van menig Aalstenaar beheerst. Tussen Aalsterse carnavalisten heerst een camaraderie die met de paplepel wordt ingegeven. Het samen bouwen aan een wagen, eetfestijnen organiseren om fondsen in te zamelen, repeteren in groep en daarvoor vele uren vrije tijd investeren, creatief brainstormen over nieuwe onderwerpen voor de groepen, het speelt allemaal een grote rol in het leven van de carnavalist. Het is een uitbarsting van creativiteit, met prachtige schilderijen op ramen van cafés en afbeeldingen op wagens die werkelijk van hoog artistiek niveau zijn.’
‘Aalst heeft een unieke gelaagdheid, eentje die veel verder gaat dan wat niet-Aalstenaars soms denken. Het is ook – zo heeft de publieke opinie in Vlaanderen ons de laatste jaren willens nillens leren kennen – de hoogmis van de vrije meningsuiting. Carnaval is de omkering van alle waarden. Alles gaat op z’n kop: rijk wordt arm, wit wordt zwart, man wordt vrouw en omgekeerd.’
‘Maar kom gerust een kijkje nemen. Ik nodig de Doorbraaklezers uit om zich aan te sluiten bij de honderdduizend toeschouwers en mee te doen. Het is een ervaring die je voor het leven meedraagt. Een positieve ervaring, als je open staat voor de specifieke humor die ons eigen is.’
Dat zijn we van plan. Met hoge verwachtingen, trouwens. Zal die commotie geen averechts effect hebben en er voor zorgen dat de Aalstenaars er een politiek incorrecte lap op geven?
‘Dat valt inderdaad te verwachten (lacht). Als het over vrije meningsuiting gaat, zijn wij Aalstenaars-zonder-vrees. Als boutade heb ik al vaak gezegd dat van alle humoristen de Aalstenaars de dappersten zijn. Wij zijn een soort dernier carré, de laatsten die stand zullen houden. De kanarie in de koolmijn, zo u wil. Als er een onderwerp is waar er in Aalst niet mee gelachen kan worden, dan kan het nergens meer.’
De beelden gaan de wereld rond. Hoe moeten we daarmee omgaan?
‘Het is opvallend hoeveel interesse er internationaal voor Aalst carnaval is. Ik heb 94 aanvragen voor persaccreditatie ontvangen voor deze editie. Ik probeer al die mensen goed te ontvangen en hen de schoonheid van ons carnaval te laten zien. Maar ze moeten die natuurlijk wel willen zien. Ik vrees dat ze daar niet voor komen. Maar dat is de andere kant van de medaille van de vrije meningsuiting. Dat moet je er bij nemen.’
‘Ik snap dat mensen elders op deze aardbol aanstoot kunnen nemen aan bepaalde beelden of slogans, als ze die zonder duiding te zien krijgen en niet op de hoogte zijn van de specifieke context. Want dat is het hem juist: alles speelt zich af binnen de afgebakende temporele en ruimtelijke context die carnaval is. In Aalst hebben we een alternatieve tijdrekening: in plaats van voor en na Christus gaat het bij ons over voor en na carnaval. En tijdens carnaval staat de wereld op z’n kop en kan alles. In de sociologie is dat duidelijk omschreven: carnaval is een ventiel, een maatschappelijke uitlaatklep waarbij met alles gelachen wordt en elk maatschappelijk gevoelig thema op de korrel wordt genomen. Maar heel strikt binnen die in tijd en ruimte afgebakende context.’
‘Neem nu het incident met de Joodse karikaturen dat internationaal zoveel commotie veroorzaakte. Zelfs Unia was het er mee eens dat daar niets racistisch of antisemitisch gebeurd is. Het parket heeft alle klachten die werden ingediend geseponeerd. Het is aan ons om goed uit te leggen dat carnaval diepe wortels heeft in een culturele traditie. Ik heb dat voor een tribunaal van Unesco – ik noem het zo want dat was het – proberen uit te leggen. Dat was het pleidooi van mijn leven (D’Haese is advocaat van beroep, nvdr.). Maar ik kon aan de vragen en de animositeit merken dat die mensen daar geen oren naar hadden. De bevooroordeeldheid lag er meters dik op.’
‘Ik vind het stuitend dat een organisatie als Unesco, die ons nota bene net omwille van onze unieke eigenheid op de werelderfgoedlijst had gezet, zoveel jaren later op die manier haar kar keert en ons aanvalt omwille van diezelfde eigenheid. Ik merkte dat Aalst Carnaval geen eerlijke kans kreeg op een onafhankelijk en objectief oordeel. Ik hecht daar als advocaat enorm veel belang aan. Elke verdachte heeft recht op een eerlijk proces en wij konden daar niet op rekenen. We hebben dan de eer aan ons zelve gehouden. We hebben ons zelf van de lijst van immaterieel cultureel werelderfgoed terug getrokken. Wij hebben dat niet nodig.’
‘Los daarvan stellen we vast dat bepaalde personen maar wat graag de polarisatie omtrent carnaval verder oppoken en haast tot intergalactische proporties blijven herleiden. Ieder jaar beginnen ze er vroeger aan. Eerst was het enkele dagen na de stoet, nu beginnen ze al twee weken op voorhand. En dat terwijl de Aalstenaars daar helemaal niet op uit zijn. Aalstenaars zijn geen ruziemakers, wel integendeel: we lachen graag met een ander, maar zeker ook met onszelf. Nu, we kunnen daar dus ook tegen. Maar ik denk dat ik zolang ik leef zal blijven meemaken dat ons carnaval controverse oproept en een debat op gang brengt. Ik zal dat dan ook met vuur blijven voeren. Ter verdediging van ons DNA en het Vrije Woord.’
Hoe denken de carnavalisten daarover?
‘Ik merk een zekere gelatenheid. De stoet gaat straks voor de honderdste keer uit, en pas de laatste jaren is ze voer voor nationale en zelfs internationale controverse. Dat steekt ons eerlijk gezegd een beetje tegen. Het zegt alleszins iets over de tijdsgeest. De arrogantie van woke neemt almaar driester proporties aan. Maar als men ons dan toch per se wil aanvallen: men doet maar.’
‘Tegelijk is er ook een grote strijdbaarheid als het over het inhoudelijke aspect gaat: ik ken geen carnavalist die zich nu een beetje zal inhouden. We kunnen en willen gewoon niet toegeven aan de oekazes van de woke-brigade. Als straks enkel de langste tenen kunnen bepalen wat wel en niet gezegd mag worden, is het einde zoek. Daar kunnen wij ons niet mee verzoenen. Daarom doen we er alles aan opdat Aalst een vrijhaven zou blijven van spot en satire. Ik zal altijd op de barricades blijven klimmen omdat het gewoon van vitaal belang is voor onze samenleving.’
Hoe staan Aalstenaars van allochtone afkomst tegenover die discussie?
‘Aan elke Aalstenaar van allochtone origine tracht ik uit te leggen dat Aalst Carnaval een heel verbindend feest is. We vragen niet liever dan dat ze met ons meevieren, met respect voor ons DNA. Zij die durven te argumenteren dat Carnaval niet toegankelijk zou zijn voor Aalstenaars van allochtone afkomst doen de waarheid echt geweld aan. Carnaval is van iedereen.’
‘En carnaval leeft in Aalst. In de scholen wordt er over gesproken. Ik ga daar ook langs tijdens het kindercarnaval. De kinderen kennen me allemaal met naam en toenaam, “den Dosje”. Op die manier brengen we de carnavalstraditie bij de volgende generaties.’
‘Maar we merken op dit moment dat de interesse van andere gemeenschappen in carnaval eerder beperkt is. Er zijn geen specifieke groepen vanuit de allochtone gemeenschappen. Het zou mooi zijn mocht dit in de toekomst wel gebeuren. Het zou het verbindend effect van carnaval, waarbij alle verschillen voor enkele dagen naar de achtergrond verdwijnen, enkel meer in de verf zetten.’
We lezen steeds vaker dat de Denderstreek onder druk staat. Meer en meer inwoners van Brussel komen hier wonen. Dat zet de woningmarkt onder druk, maar ook de samenleving. Hoe reageert u daarop?
‘Vlaanderen is geen eiland en Aalst is dat evenmin. We kennen inderdaad, zoals elke centrumstad in Vlaanderen, grote uitdagingen op dat vlak. De instroom vanuit Brussel is een feit, en het spreekt voor zich dat dit een impact heeft op tal van beleidsdomeinen: wonen, veiligheid, mobiliteit.’
‘Op lokaal niveau proberen we de uitdagingen die daarmee gepaard gaan zo goed als mogelijk te managen, met alle wettelijke middelen die een stadsbestuur ter beschikking staan. Onze inspanningen op het vlak van inburgering en integratie gaan zeer ver: we voeren geen knuffelpolitiek maar brengen een coherent verhaal van rechten én plichten. Aan de stadsloketten spreekt men bijvoorbeeld consequent Nederlands tegenover anderstaligen – dat vinden wij een belangrijk signaal.’
Hoe pakt het college de integratie aan van een grote groep?
‘Op het vlak van taal en inburgering voeren wij een consequent en kordaat beleid. Het gebruik van het Nederlands door de officiële diensten is meer dan een symbool. Het zet nieuwkomers aan het denken. Nederlands is onze voertaal. Beleid moet duidelijk zijn en gericht op het integreren van nieuwkomers zonder hen al teveel te pamperen. Omdat we samenhorigheid belangrijk vinden en aan iedereen een signaal willen geven dat Nederlands spreken belangrijk is. Inburgeren is een kwestie van kansen krijgen én kansen grijpen in onze gemeenschap.’
‘We zijn streng maar rechtvaardig. We zijn zo streng als we wettelijk kunnen zijn: we strijden tegen domiciliefraude, pakken schijnhuwelijken aan. In Aalst hebben we tijdens de vorige legislatuur al een vergoeding ingevoerd voor een vernieuwde inschrijving in het vreemdelingenregister – de zogenaamde vreemdelingentaks. Daarnaast zetten we inhoudelijk in op taal, onderwijs en werk. Onder het N-VA-bestuur in Aalst is het aantal deelnemers aan een taalbad van 50 naar meer dan 150 gegaan. Bovenop de verplichte inburgering op Vlaams niveau hebben we het onthaaltraject voor nieuwkomers ingevoerd – zij leren zo onze stad en onze manier van leven kennen.’
‘Voor N-VA aan de macht was ging het er anders aan toe. Ik geef een voorbeeld: vroeger werd de administratie van het islamitisch offerfeest verzorgd door ambtenaren van de stad. En via socialistische kabinetten werden er gratis lokalen voor taallessen Arabisch geregeld. Een fout signaal inzake integratie, waarmee wij bij ons aantreden meteen komaf hebben gemaakt.’
‘We pakken de problematiek van instroom van anderstaligen aan op een no-nonsense manier. Geen zachte heelmeesters en stinkende wonden. Ik wil niet dat Aalst een banlieue van Brussel wordt. We hebben daarom een écht taal- en inburgeringsbeleid uitgerold, door de huidige bestuursploeg nog verder aangescherpt. Ik geloof in maatregelen die meetbaar zijn en een verschil maken, niet in stoere slogans zonder enig praktijkresultaat. We doen wat we kunnen, en dat is in Aalst heel wat.’
‘Tegelijk is het feit dat wij de uitdagingen van deze tijd niet op ons eentje het hoofd kunnen bieden. Zoals ik reeds zei: Aalst is geen eiland. De nationale context moet ook volgen. De bovenlokale overheden moeten mee willen. Op dat vlak schort er in dit land danig wat.’