JavaScript is required for this website to work.
post

Caesar

Jacques Claes16/3/2012Leestijd 2 minuten

Grote momenten in de geschiedenis vragen om grote mannen. Misschien is het ook omgekeerd. Of beide. Als dat ergens wordt getoond, is het in Rome. Er zijn veel geschiedenissen, maar die van Rome blijft vóór-beeldig.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Om die Romeinen kan niemand heen, omdat ze begaafd waren in het bedenken en stichten van politieke stelsels. Heel vroeg vonden ze dat koningen toch de ideale mannen niet waren om hun staat te leiden. Daarom hebben ze die koningen naar huis gestuurd, al in de vijfde eeuw vóór Christus. Het is vroeg, 25 eeuwen later zitten wij er nog altijd mee. Na dat koningdom zijn de Romeinen begonnen met de republiek: een begrip dat iedere staatkundige blijvend in zijn agenda heeft staan. Republiek komt van ‘res publica’: de staat is geen speeltje voor koningen, kolonels of blauw bloed. De staat is van ieder: res (aangelegenheid) publica (van ieder). Dit is: verkiezingen, om het jaar twee consuls, met onderling veto. Enzovoort.

Dat systeem heeft prachtig gewerkt. Rome is er groot en sterk bij geworden. De Romeinen waren echter niet alleen politiekesr, maar ook boeren (kan zeer goed samen gaan), die met gewassen, dus met voedsel bezig waren. Eigenlijk draait Romeinse geschiedenis voor een belangrijk stuk om graan, om eten. Daar voeren ze, vooral in Noord-Afrika, oorlog om. Nu, je weet hoe het met eten gaat: eten en voedsel is geweldig, bron van kracht, maar overtijds rot en stinkt het. Alleen nog goed om weg te smijten. Waarschijnlijk op grond van een zesde zintuig hebben de Romeinen gevoeld en geweten – ruiken is een voorname bron van weten – dat het met een politiek systeem net is als met graan en voedsel. Overtijds is het niet meer te slikken, laat staan te eten.

In de fameuze eerste eeuw vóór Christus werkte die staat niet meer in Rome. Burgeroorlogen, triumviraten, kuiperijen en corruptie. Het stinkt alom, jammer genoeg hebben veel politici – toen al – een matig tot slecht ontwikkelde neus. Ze ruiken de rottigheid niet. Of beter: zij knijpen hun neusgaten dicht. Zo valt er met, zelfs in stank te leven.
En dan komt Caesar. Moet een geweldige neus hebben gehad. Hij wilde verandering en deed verandering. Hij trekt met zijn legioen de Rubico over (mag niet!), een symbolisch grensriviertje in Noord-Italië. Ik weet niet of wij hier zo’n riviertje hebben, Samber en Maas misschien. En dan zijn groot optreden in de senaat, op de Iden van Maart (15 maart), 44 vóór Christus. De republiek wordt opgedoekt, niet omdat ze republiek is, maar omdat ze stinkt.

Als gigant van de verandering wou hij de hem dierbare Romeinse schering een nieuwe inslag geven. Voor zo’n nieuw weefsel is een (of De) wever onmisbaar.
Na de fameuze sessie in de Senaat komt (helaas, misschien iets te vroeg) Caesar naar buiten en krijgt hij meteen twee dolken in de rug, van Brutus en Cassius nog wel, medestanders. ‘Tu quoque, fili mi!’ (Zelfs gij, mijn zoon). Shakespeariaans.
Hoewel Caesar goed Grieks moet hebben gekend, heeft hij wellicht te weinig oog gehad voor de Griekse (althans in hun grote tijd) deugd bij uitstek: de ‘kairos’. Dat is: het juiste doen (natuurlijk!), maar op het juiste moment. Bovendien op de juiste plek. Hoeveel mijlen zitten er tussen Antwerpen en Brussel?

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties