JavaScript is required for this website to work.
post

Legaal of legitiem, dat is de vraag in Catalonië

Inleiding tot het Catalaans conflict

Piet Lamberts van Assche14/1/2018Leestijd 16 minuten
Het conflict in Catalonië zit vast tussen legaliteit en legitimiteit.

Het conflict in Catalonië zit vast tussen legaliteit en legitimiteit.

foto © Reporters

Wat de Catalanen willen is legitiem. Piet Lamberts Van Assche geeft een gedetailleerd overzicht van de gebeurtenissen in Catalonië sinds 2005.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Toen het Catalaans parlement besloot een volksraadpleging (referendum) te houden was dat niet legaal, want strijdig met de Spaanse grondwet. Toen het besloot eenzijdig de onafhankelijkheid uit te roepen was dat evenmin legaal. Net zoals alle andere grondwetten waar ook ter wereld laat de Spaanse grondwet immers geen secessie toe[1]. Velen vinden echter dat het conflict tussen Catalonië en Spanje geen juridisch conflict is, maar een politiek conflict. Een conflict ook tussen twee rechtsordes, de Catalaanse en de Spaanse. Het recht botst hier op zijn grenzen. In die context is niet zozeer de vraag van belang wat legaal is, maar wel wat legitiem is[2].

Wat willen de Catalanen eigenlijk en met hoeveel zijn ze om dat te willen? Aan de hand van de gebeurtenissen tussen 2005 en 2016 gaan we dat na. We zijn daarbij getuige van de manier waarop de focus zich verlegde van meer autonomie naar het recht om zelf te beslissen en uiteindelijk het recht om onafhankelijk te worden.

Het autonomiestatuut van 2005

We keren terug naar 30 september 2005[3]. Die dag keurde het Catalaans parlement – met 120 stemmen voor en 15 stemmen tegen – een voorstel goed tot hervorming van het autonomiestatuut van Catalonië. Het voorstel maakte deel uit van het regeerakkoord van een coalitie van drie linkse partijen (PSC, ERC en IC-V)[4] die onder leiding van Pasqual Maragall (burgemeester van Barcelona ten tijde van de Olympische Spelen) was aangetreden.

Het voorstel bevatte vijf punten: 1) vaststellen dat Catalonië een natie is; 2) de taalpolitiek van de Generalitat (de Catalaanse regering) consolideren en van het Catalaans de ‘publieke taal’ maken van Catalonië; 3) voorzien in een Catalaanse rechterlijke macht; 4) meer fiscale autonomie; 5) en ten slotte: de macht van de autonome regering beschermen tegen wat men percipieerde als een toenemende trend naar recentralisatie.

De vaststelling dat Catalonië een natie is, zou betekenen dat vanaf dan de soevereiniteit in Spanje een gedeelde soevereiniteit zou zijn waardoor Spanje zou kunnen evolueren van het ‘ene’ Spanje naar een plurinationaal Spanje. Catalaans als ‘publieke taal’, zou het Catalaans een geprivilegieerde status toekennen. Zoals aangegeven stemden 120 van de 135 afgevaardigden voor. Grosso modo kan men dus stellen dat 88 % van de Catalaanse bevolking voor was. Dat betekent dat ook een groot deel van de Spaanssprekende Catalanen het met het voorstel eens was. Er was dus sprake van een grote democratische legitimiteit. De 15 verkozenen die tegenstemden behoorden allen tot dezelfde partij: de Partido Popular.

De procedure schrijft voor dat een voorstel tot herziening van het autonomiestatuut, nadat de inwoners van het betrokken autonome gebied (in dit geval Catalonië) het onder elkaar eens zijn, voorgelegd wordt aan het Spaanse parlement. Dit komt er de facto op neer dat wanneer de Basken of de Catalanen hun autonomiestatuut willen heronderhandelen, ze dit moeten doen met de grote Spaanse nationale partijen en dat zijn de socialisten (PSOE) en de Partido Popular (PP). De Partido Popular is rabiaat Spaans nationalistisch en principieel tegen toename van autonomie. De PSOE is iets buigzamer. Voor beide partijen geldt hoe dan ook dat ze enkel toegevingen doen wanneer dit electoraal in hun kraam past, of wanneer ze de regionale partijen nodig hebben om in Madrid een coalitie te vormen of een budget goedgekeurd te krijgen. In 2005 hadden de Catalanen er alvast een goed oog in. In 2004 hadden de socialisten de nationale verkiezingen gewonnen en de Partido Popular naar de oppositie verwezen; Zapatero werd president[5]. Tijdens een befaamde verkiezingsmeeting in Barcelona had Zapatero beloofd dat hij het voorstel van statuut van het Catalaans parlement zou accepteren. Het voorstel werd in Madrid dan ook op 10 mei 2006 goedgekeurd, maar niet zonder kleerscheuren. 50 % van de artikelen werden aangepast. De vaststelling dat Catalonië een natie is en ook bepalingen over de taalpolitiek overleefden echter wel.

Als laatste stap in de procedure moest het aldus door het Spaanse parlement geamendeerde voorstel nog geratificeerd worden door de Catalaanse bevolking in een referendum. Omdat het voorstel in de ogen van de ERC (de links republikeinen) te veel was afgezwakt gaven zij een ‘neen’ advies aan hun kiezers. Dit leidde tot politieke onenigheid in de Catalaanse regering. De opkomst voor het referendum was naar de lage kant (49 % kwam stemmen), maar het ‘ja’ kamp prevaleerde met 73,9 %.

De Partido Popular en het Grondwettelijk Hof

Desondanks was het lot van het statuut nog niet zeker. Zodra het door het Spaanse parlement was goedgekeurd gingen de Partido Popular en een aantal autonome regio’s die door de Partido Popular geregeerd werden in beroep bij het Grondwettelijk Hof. De Partido Popular verzamelde daartoe in heel Spanje meer dan een miljoen handtekeningen. Volgens de Partido Popular betekende het voorstel een aanval op de eenheid van Spanje.

Het Grondwettelijk Hof deed er maar liefst vier (!) jaar over om tot zijn uitspraak te komen. Op 28 juni 2010 viel het verdict. Een deel van de artikelen werd ongrondwettig verklaard en alle andere artikelen werden zo beperkend geïnterpreteerd dat het statuut betekenisloos werd. Het oordeel betekende een zware slag voor de taalpolitiek die de Generalitat wilde implementeren. Het Catalaans kon niet de ‘publieke taal’ van Catalonië worden. Ook werd de taalpolitiek die tot dan toe gevoerd werd in vraag gesteld. Bovenal stelde het Hof dat Catalonië noch in de politieke, noch in de wettelijke betekenis van het woord als een natie kan worden beschouwd. De legitimiteit van het Catalaanse autonomiestatuut zou dan ook nooit een emanatie van de wil van het Catalaanse volk kunnen zijn. Ze zou enkel bij gratie van de Spaanse grondwet en van het parlement in Madrid kunnen worden verworven[6].

Burgerprotest

Tegen deze uitspraak rees een massaal burgerprotest. Een eerste grote demonstratie vond plaats twee weken na de uitspraak in Barcelona; volgens sommige schattingen kwamen toen meer dan één miljoen mensen op straat. Twee grote verenigingen zagen het licht: het AMI en het ANC. Samen met Omnium Cultural (OC) zijn zij de de organisatoren van wellicht de grootste burgerdemonstraties die Europa ooit heeft aanschouwd. Die demonstraties worden steeds georganiseerd op 11 september, de nationale feestdag van Catalonië; ze verlopen steevast vredevol. Vanaf nu zou dit burgerprotest de politieke partijen van extreemlinks tot centrumrechts vooruitjagen. Eerst het parlement, dan de regeringen zouden zich de eisen van die burgerbeweging eigen maken. De focus ligt op zelfbeschikking (‘dret a decidir’) en onafhankelijkheid. Het ‘proces naar onafhankelijkheid’, zoals het ook wordt genoemd, kwam op gang.

Mas gaat vooralsnog voor een fiscaal akkoord

In de herfst van 2010 kwam de partij van Artur Mas bij de Catalaanse verkiezingen als grootste partij uit de bus en werd Mas president. Mas had in zijn verkiezingsprogramma aangekondigd vooreerst voor meer fiscale autonomie te gaan. Mocht de Spaanse regering daar niet op ingaan, zo had Mas verder beloofd, dan zou de optie van zelfbeschikking verder moeten worden overwogen.

Dat nu de focus werd gelegd op de fiscale autonomie was niet verwonderlijk. In 2010 werden immers de gevolgen van de grote recessie van 2009 en het openbarsten van de zeepbel in de immobiliën in Spanje zichtbaar. Uithuiszettingen waren aan de orde van de dag en zorgden voor veel maatschappelijk protest. De werkloosheidsgraad die in Catalonië in 2007 6,55% bedroeg, was in 2010 opgelopen tot 17,75%. Terwijl de gemiddelde werkloosheidsgraad in Spanje 20,06 % bedroeg, viel voor de Catalanen vooral het verschil met Baskenland op waar de werkloosheidsgraad in 2010 10,55 % bedroeg. Dat de Basken beter uit de crisis kwamen, weten de Catalanen aan het feit dat de Basken beschikten over een volledige door de grondwet gegarandeerde fiscale autonomie[7]. Waarom zou Catalonië, dat het meest aan het Spaanse bruto binnenlands product bijdroeg, dan zo disproportioneel veel last moeten hebben van die crisis? Intussen kwam in Madrid de Partido Popular opnieuw aan de macht met Rajoy als president. Op 20 september 2012 overhandigde Mas aan Rajoy het Catalaanse verzoek voor een fiscaal akkoord. Het antwoord van Rajoy was ‘neen’.

Verklaring van soevereiniteit en van het recht van het volk van Catalonië om zelf te beslissen (‘dret a decidir’)

Vanaf dan wordt de roep van de burgers om zelfbeschikking en onafhankelijkheid steeds luider. Het Catalaans parlement wil daarbij de weg van de legaliteit bewandelen en om te beginnen een referendum organiseren onder de Catalaanse bevolking. Op 23 januari 2013 stemde het Catalaans parlement een Verklaring van soevereiniteit en van het recht van het volk van Catalonië om zelf te beslissen (‘dret a decidir’).

De verklaring stelt dat ‘het Catalaanse volk op grond van overwegingen van democratische legitimiteit de natuur heeft van een politieke en legale entiteit’. Dienovereenkomstig zou het parlement ‘het proces opstarten waardoor de uitoefening van het recht om te beslissen effectief zou worden en de burgers van Catalonië zouden kunnen beslissen over hun gezamenlijke politieke toekomst’. In een zevende punt bevestigt de verklaring tevens dat ‘alle bestaande legale kaders zouden gebruikt worden om de versterking van de democratie en de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht te implementeren’. De resolutie werd aangenomen door 85 van de 135 (62 %) afgevaardigden.

Vooralsnog binnen de Spaanse legale orde

Aangezien het Catalaans parlement evident wil opereren binnen de Spaanse legale orde gaat de aandacht eerst naar artikel 92 van de Spaanse Grondwet. Dit artikel stelt: ‘politieke beslissingen van speciaal belang kunnen voorgelegd worden aan alle burgers in een consultatief referendum.’ De formulering ‘alle burgers’ suggereert dat het om een referendum gaat voor heel Spanje en niet voor één gebied alleen[8]. Dat willen de Catalanen niet, ze willen zelf beslissen en dit niet overlaten aan de rest van Spanje. Tegelijk voorziet de grondwet in art 150.2 de mogelijkheid tot overdracht van bepaalde bevoegdheden van de staat naar de autonome gemeenschappen. De Spaanse staat zou de bevoegdheid om een referendum te organiseren kunnen overdragen aan Catalonië. Ook in Schotland was het op die manier gegaan. Het Schotse referendum dat intussen was aangekondigd voor 18 september 2014 gaat dienen als voorbeeld.

Wet ter organisatie van een ‘niet bindend referendum’

In het Catalaans parlement werd over de kwestie gestemd en 87 van de 135 afgevaardigden waren het erover eens de weg van artikel 150.2 te volgen. In april 2014 werd in het Spaans parlement over de kwestie gestemd. De vraag luidde of Catalonië de bevoegdheid zou kunnen krijgen om binnen Catalonië een niet-bindend referendum te organiseren over de politieke toekomst van Catalonië. De Catalanen kregen enkel steun van de regionale nationalistische partijen, alle Spaans-nationale partijen stemden tegen. Resultaat: slechts 47 van 350 parlementsleden, amper 13,4 %, stemden voor. Rajoy daarover in de media geïnterviewd verklaarde: ‘Ik kan en ik wil geen referendum toelaten in Catalonië’. [9] Het Catalaans parlement neemt dit niet en op 19 september, de dag na het Schots referendum neemt het met een ruime meerderheid van 106 van de 135 zetels (78,5 %), een wet aan ter organisatie van een ‘niet bindend referendum’ dat op 9 november zou plaatsvinden. Op 27 september ondertekent Mas een decreet voor de organisatie van deze volksbevraging. Twee dagen later worden zowel de wet als het decreet op vraag van de regering in Madrid door het Grondwettelijk Hof geschorst[10]. Als reactie vormt de regering de volksraadpleging om tot een soort van ‘burgerparticipatie’ die zou georganiseerd worden door het middenveld en waarin de regering theoretisch geen aandeel zou hebben. De reeds eerder aangekondigde datum van 9 november blijft evenwel behouden. Uiteindelijk namen 2,5 miljoen Catalanen aan deze bevraging deel waarvan er 82 % voor onafhankelijkheid stemden[11].

Het plebisciet van 27 september 2015

Voor president Mas en zijn regering creëerde die situatie niet de verhoopte duidelijkheid. Het ging al bij al maar om een niet-bindend participatief proces met een geringe opkomst. Januari 2015 kondigde Mas aan dat hij opteerde voor vervroegde verkiezingen in september 2015. Die zouden moeten dienen als substituut voor het echte referendum over onafhankelijkheid dat de Spaanse regering weigerde te sanctioneren. De daaropvolgende verkiezingsresultaten van 27 september klaarden de zaak ook niet echt uit. De partijen die expliciet voor onafhankelijkheid waren behaalden een absolute parlementaire meerderheid met 47,8 % van de stemmen. De partijen die expliciet tegen onafhankelijkheid waren behaalden 39,17 % van de stemmen, terwijl een aantal partijen die expliciet voor een referendum waren, maar geen duidelijk standpunt hadden over onafhankelijkheid samen 11,45 %van de stemmen behaalden. In deze context en gegeven hun absolute parlementaire meerderheid besloten de pro-onafhankelijkheidspartijen het onafhankelijkheidsproces verder te zetten.

Verklaring houdende het in gang zetten van het onafhankelijkheidsproces

Het Catalaans parlement gaat er op dat ogenblik van uit dat het alle mogelijke legale middelen heeft uitgeput om het nieuwe autonomiestatuut te onderhandelen en om vervolgens een referendum te kunnen houden. Op 9 november 2015 stemt het Catalaans parlement een verklaring houdende het in gang zetten van het onafhankelijkheidsproces. Doel is een Catalaanse staat in de vorm van een republiek. De resolutie kondigt ook een ‘democratische loskoppeling’ aan van de Spaanse staat en stelt dat het Catalaans parlement ‘niet langer meer onderworpen is aan de beslissingen van de Spaanse staat, in het bijzonder aan die van het Grondwettelijk Hof dat het als illegitiem beschouwt ingevolge het verdict van 2010 over het autonomiestatuut van Catalonië’. De verklaring werd goedgekeurd door 72 van de 135 gekozenen (53,3 %). Op 12 januari 2016 werd Puigdemont benoemd tot nieuwe president van de Generalitat.

Men kan die ‘verklaring houdende het in gang zetten van het onafhankelijkheidsproces’ zien als een soort onafhankelijkheidverklaring avant la lettre, waardoor de constitutionele Catalaanse orde die tot dan toe bestond binnen de Spaanse constitutionele orde, nu naast de Spaanse constitutionele orde komt te staan.

‘Ik kan niet en ik wil niet’

Vanaf 2010 is de roep vanuit de bevolking om zelfbeschikking en onafhankelijkheid zeer luid. Pas na het ‘ik kan niet en ik wil niet’ van Rajoy voorjaar 2014 zet de politiek de stap naar unilaterale onafhankelijkheid. Maar die onafhankelijkheid wordt niet meteen uitgeroepen aangezien er nog een lang wettelijk democratisch proces van loskoppeling moet voltrokken worden waarin een bindend onder Catalanen georganiseerd referendum over de onafhankelijkheid de kern vormt.

Bij de inschatting van de legitimiteit van die Catalaanse constitutionele orde en van de daden van de Catalaanse regering moet men zich baseren op volgende elementen:

  • De nietigverklaring door het Grondwettelijk Hof van het in 2005 en 2006 door de wetgevende machten van Catalonië en Spanje goedgekeurde autonomiestatuut
  • De verschillende percentages waarmede de Catalanen stemden bekeken in hun samenhang
  • Het repressieve en disproportionele geweld dat door de Spaanse staat gebruikt werd en nog steeds wordt in de pogingen een referendum te verbieden en/of in de kiem te smoren

De uitspraak van het Grondwettelijk Hof

Vele waarnemers zijn het erover eens dat het proces naar onafhankelijkheid ingeluid werd door de vernietiging door het Grondwettelijk Hof van het nieuwe autonomiestatuut van Catalonië, en dit niettegenstaande het feit dat dit statuut zowel door de wetgevende macht van Catalonië als door de wetgevende macht van Spanje, de échte soevereine machten in het land, was goedgekeurd. De bepalingen betreffende het taalstatuut en betreffende Catalonië als natie kwamen hard aan.

Catalonië, zo stelde het Hof, kan geen natie zijn omdat er in Spanje maar één natie is. Artikel 1.2 van de grondwet stelt immers: ‘de nationale soevereiniteit ligt in het Spaanse volk, de machten van de staat vloeien eruit voort’. Artikel 2.1 bepaalt verder: ‘de constitutie is gebaseerd op de onlosmakelijke eenheid van de Spaanse natie, het gezamenlijke en ondeelbare vaderland van alle Spanjaarden’. Er is maar één natie in Spanje, zegt het Hof, namelijk de Spaanse, en Catalonië kan noch in de politieke, noch in de wettelijke zin van het woord als een natie beschouwd worden. In Spanje is de soevereiniteit niet gedeeld, (zoals ze dat bijvoorbeeld in België wel is). Catalonië kan dus geen soevereiniteit claimen naast de Spaanse soevereiniteit. En aangezien een (soevereine) Catalaanse natie niet bestaat, kan de legitimiteit van het Catalaanse autonomiestatuut dan ook nooit een emanatie zijn van de wil van het Catalaanse volk. Met eenvoudige woorden gezegd: Als de Catalanen iets willen, moeten ze dat braafjes aan Madrid (de rest van Spanje dus) vragen. Uit zichzelf zijn ze niets.

Het Hof deelde hierbij het argument van de Partido Popular dat een natie in een natie niet kan omdat er maar één natie is, namelijk de Spaanse. Maar dat argument overtuigt niet, zo stelt Jan Ghysels in een artikel op Doorbraak.be.[12] De Spaanse grondwet erkent en garandeert in hetzelfde artikel 2 immers ook het recht op autonomie van de verschillende ‘nationaliteiten’ waaruit Spanje is samengesteld. Vermits de Spaanse grondwet het bestaan van meerdere volkeren, waaronder het Catalaanse volk erkent, lijkt het argument dat een natie in de natie niet kan, niet op te gaan. De uitspraak van het Hof dat er geen Catalaanse natie bestaat, is duidelijk een waarderende en dus een politieke uitspraak. Het is géén juridische uitspraak. De erkenning door de beide parlementen (het Spaanse en het Catalaanse) van Catalonië als natie was een toezegging die tegemoetkwam aan een diepe historische verzuchting. Dit langs juridische weg trachten ongedaan te maken is een illusie, zo stelt Jan Ghysels[13].

Met zijn ‘Verklaring van soevereiniteit’ aanvaardt het Catalaans parlement de jurisdictie van dit Grondwettelijk Hof niet langer. Het beschouwt het Hof als een politiek orgaan; voor het Catalaans parlement is er sprake van een ‘gouvernement des juges’[14].

Het Grondwettelijk Hof had ook anders kunnen beslissen. Er van uitgaande dat ook het Spaanse parlement in 2006 de erkenning van Catalonië als natie steunde, had het Hof de politieke partijen kunnen aanmanen de grondwet aan de gewijzigde inzichten aan te passen. Dit had het begin kunnen zijn van een overgang van het éne Spanje naar een plurinationaal Spanje, wat ook de bedoeling schijnt geweest te zijn van het Catalaanse parlement. Grondwetten dienen zich immers aan te passen aan de werkelijkheid en aan gewijzigde inzichten, niet omgekeerd. In België gaat dat zo. De geschiedenis van onze grondwet is er een van voortdurende schendingen van die grondwet, waarbij nadien de grondwet telkens aan de zich wijzigende democratische inzichten aangepast wordt[15]. In Spanje kan dat dus blijkbaar niet. De Spaanse grondwet krijgt een soort van goddelijke status toebedeeld, een status die geen enkele grondwet toekomt[16].

De stempercentages

De stempercentages tonen aan dat een overweldigende meerderheid van Catalanen (88%) gewonnen was voor het nieuwe autonomiestatuut. Daarin draait veel rond de taalpolitiek en de erkenning van Catalonië als natie. Die 88 % betekent dat ook het grootste deel van de grosso modo 50 % Spaanssprekende Catalanen met dat statuut akkoord ging[17].

De verklaring van soevereiniteit en het recht om zelf te beslissen, (wat niet noodzakelijk hetzelfde betekent als onafhankelijkheid), van 23 januari 2013 werd in het parlement door 85 van 135 verkozenen (62,9 %) goedgekeurd.

De wet ter organisatie van een ‘niet bindend referendum’ werd op 19 september 2014, daags na het Schotse referendum, door 106 van de 135 verkozenen (78,5%) goedgekeurd.

Wat de vraag naar onafhankelijkheid betreft is er bij gebrek aan een tot nu toe normaal georganiseerd referendum geen echte duidelijkheid. De niet bindende ‘burgerparticipatie’ van 9 november 2014 leverde een ja op van 82 % onder de 2,5 miljoen Catalanen die kwamen stemmen.

Aan het in oktober 2017 door Madrid op alle mogelijke manieren (ook fysiek) geboycotte referendum namen 42,3% van de stemgerechtigden (2,3 miljoen) deel waarvan 90 % ja stemden.

De resultaten van parlementsverkiezingen die als substituut voor een referendum worden beschouwd, geven volgend beeld. Het plebisciet van 27 september 2015 laat vermoeden dat om en bij 50 % van de bevolking toen voorstander van onafhankelijkheid was, terwijl de recente verkiezingen door Madrid, in een klimaat van intimidatie en repressie afgekondigd, op 48 % van de bevolking als voorstander aanwijst.

Samengevat: 88 % is voorstander van het nieuwe autonomi statuut, 78 % vindt dat de Catalanen het recht hebben zelf over de politieke toekomst van Catalonië te beslissen (‘dret a decidir’), terwijl bij volksraadplegingen waar vooral overtuigden op afkomen een 80 à 90 % voor onafhankelijkheid kiest en de uitslagen van parlementsverkiezingen wijzen op een 50 % als voorstander van onafhankelijkheid. Op grond van deze percentages kan men op zijn minst stellen dat de verzuchtingen, waarvan de miskenning aanleiding was tot de huidige crisis, door een zeer grote meerderheid van de Catalanen gedeeld worden. En verder dat het buitensporige geweld van Madrid tot nu toe belet heeft om tot echt uitsluitsel betreffende de onafhankelijkheidskwestie zelf te komen.

Het buitenproportionele geweld van de regering in Madrid

Wat de Catalanen willen, is binnen hun eigen constitutionele orde legaal. Het is echter illegaal binnen de Spaanse. Zoals we reeds stelden, botsen hier twee legaliteiten, twee constitutionele ordes met elkaar.

‘In dergelijk conflict, is het evident dat de ene Constitutie volgens de andere ongeldig is en omgekeerd. Dat conflict kan dus onmogelijk opgelost worden als een vraag van legaliteit, maar enkel als een vraag van legitimiteit. En die legitimiteit zal dan in grote mate afhangen van de wijze waarop de vrijheden van de burgers en hun mogelijkheid tot inspraak worden gerespecteerd of geschonden’[18].

Het palmares van de Spaanse rechtsorde oogt in deze allesbehalve fraai.

Vooreerst is er de systematische beknotting van het recht op vrije meningsuiting door Catalonië het recht te ontzeggen zich in niet bindend (consultatief) referendum uit te spreken over zijn verdere politieke toekomst. Een beknotting die zo ver gaat dat de voorzitter van het parlement vervolgd en in voorlopige hechtenis genomen wordt wegens het laten doorgaan in het parlement van debatten over onafhankelijkheid.

De intimidatie en repressie op grond van strafwetten waarvan men de grondwettelijkheid in vraag kan stellen en die het Spaans gerecht wanneer puntje bij paaltje komt, zo blijkt uit de intrekking van het Europees aanhoudingsbevel tegen Puigdemont, niet durft te onderwerpen aan de toets door de rechter in Brussel.

Het op het ogenblik van dit schrijven reeds 81 dagen in ‘voorlopige’ hechtenis houden van de voorzitters van de ANC en OC, de organisaties achter de massabetogingen en dit wegens het oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid tegen de acties van de politie; een burgerlijke ongehoorzaamheid waarmee nooit enige geweldpleging gepaard ging[19].

Tenslotte het fysieke geweld van de Spaanse politie tegen burgers die in het referendum een stem wilden uitbrengen. Daarbij werden om en bij de 1.000 gewonden geregistreerd. Dit terwijl de separatisten altijd principieel voor geweldloosheid hebben gekozen.

Het is duidelijk dat de legitimiteit van de Spaanse rechtsorde in Catalonië in vergelijking met die van de rivaliserende Catalaanse rechtsorde door het optreden van de Spaanse staat wel bijzonder diep is gezakt…[20] [21]

De zaak blijkt intussen muurvast te zitten. Dat er momenteel nu ‘maar’ 48 % van de Catalanen voor onafhankelijkheid zou zijn, (zoals het door sommige commentatoren wordt voorgesteld), doet niets af aan de overige Catalaanse verzuchtingen die door grote meerderheden van de Catalanen gedeeld worden (autonomiestatuut (88 %), zelf beschikken (78,5 %); die verzuchtingen blijven. Indien Madrid met die verzuchtingen geen rekening houdt en niet de weg op gaat naar een of andere vorm van confederalisme of federalisme, (er zijn in de wereld genoeg voorbeelden), dan zullen op termijn de Catalanen opnieuw het pad van de unilaterale secessie bewandelen.

Maar zoals Spinoza zegt: ‘recht is eigenlijk macht’. Misschien zal er zo’n eenzijdige secessie niet meer komen. Misschien zal het feit dat Europa niet gedaan heeft waar de Catalanen zo op gehoopt hadden, namelijk hen te steunen, hen voor verdere avonturen behoeden. In dit geval zal in Spanje de ‘democratische’ meerderheid gezegevierd hebben op de Catalaanse minderheid. Er is dan wel sprake van onderdrukking van een minderheid door een meerderheid. In België kunnen we ons zoiets niet voorstellen. In ons federale systeem kan een Vlaamse democratische meerderheid niet eenzijdig haar wil opleggen aan de Franstalige minderheid. Dat de Europese christendemocratie samen met onze eigen CD&V, die toch altijd een pleitbezorger is geweest van dergelijk federalisme, hardvochtig blijft doen alsof er niets aan de hand is, stemt in deze droevig.

Bronnen:

‘The Catalan Proces. Sovereignty, Self-Determination and Democracy in the 21st Century’

Peter A. Kraus & Joan Vergés Gifra (eds.). Met volgende bijdragen:

‘Introduction’ van Peter A. Kraus, Joan Vergés Gifra;

‘Democratizing Sovereignty: the Catalan ‘Process’ in a Theoretical Perspective’, van Peter A. Kraus;

‘Normative Views in Practice: the Political Discourse on Secession in Catalonia 2003-2015’ van Ivan Serrano;

‘Clash of Legitimacies in Catalonia and Spain: the Imperial Logic of Modern Constitutionalism versus Multinational Federalism’, van Alain-G. Gagnon en Marc Sanjaume-Calvet

Hendrik Vuye en Veerle Wouters, ‘Sleutels tot ontgrendeling’, Doorbraak, 2017, p.127-165

Matthias Storme: https://doorbraak.be/de-grenzen-van-een-grondwet/

Jan Ghysels: https://doorbraak.be/puigdemont-rajoy-schendt-spaanse-grondwet/

Boudewijn Bouckaert: https://doorbraak.be/catalonie-slachtoffer-grondwettelijk-onrecht/

Amnesty International: https://www.amnesty-international.be/nieuws/spanje-aanklacht-en-aanhouding-jordi-cuixart-en-jordi-sanchez-zijn-buitensporig;


[1] De Nederlandse grondwet liet dat ook niet toe toen België zich afscheidde.

[2]Zo professor Matthias Storme: https://doorbraak.be/de-grenzen-van-een-grondwet/

[3] Voor deze en de acht volgende paragrafen heb ik mij gebaseerd op bijdragen uit ‘The Catalan Proces. Sovereignty, Self-Determination and Democracy in the 21st Century’

Peter A. Kraus & Joan Vergés Gifra (eds.) Veel van wat ik schrijf zijn parafrases uit het boek.

[4] PSC: partij van de Catalaanse socialisten; ERC: Republikeins Links in Catalonië; IC-V: initiatief voor Catalonië- groenen.

[5] Eén van de beloften van Zapatero was dat Spanje zich zou terugtrekken uit Irak.

[6] En dus ook bij gratie van het Grondwettelijk Hof zoals dan blijkt.

[7] De Basken hebben ook een eigen sociale zekerheid.

[8] Sommige Catalaanse juristen trekken dit in twijfel en argumenteren dat een soepele interpretatie van art 92 van de Spaanse Grondwet wel een referendum in Catalonië mogelijk zou moeten kunnen maken. (‘The Catalan proces’ pag. 280).

[9] Men kan zich de vraag stellen in welke mate de houding van de klassieke Spaans nationale partijen werkelijk weerspiegelt hoe de overige Spanjaarden denken over de mogelijkheid van een Catalaans referendum. In ‘The Catalan proces’ verwijzen Alain-G. Gagnon en Marc Sanjaume-Calvet naar een opiniepeiling gepubliceerd in La Vanguardia. Zij weten hierover het volgende te vertellen: ‘There would be around 45% support both for and against the referendum in Catalonia. For that reason, in spite of the immobilism of the political elites in Madrid, we can expect a certain degree of accept­ance of Catalonia’s right to decide in public opinion, although it may not currently be discernible in the face of the Partido Popular’s government and without the support of large media outlets.’ (Pag. 282 in ‘The Catalan Proces’)

[10] Vanaf dan zal het Grondwettelijk Hof systematisch de acties en wetten van het Catalaans Parlement richting referendum of onafhankelijkheid beginnen schorsen en vernietigen.

[11] Ook dit tweede (niet bindende) initiatief van ‘burgerparticipatie’ zou door het grondwettelijk hof geschorst worden. Mas en twee van zijn ministers zouden hiervoor vervolgd worden. Eén van de aanklachten luidt burgerlijke ongehoorzaamheid en het aanwenden van overheidsgeld voor dit initiatief. Intussen (voorjaar 2017) werden ze daarvoor veroordeeld.

[12] https://doorbraak.be/puigdemont-rajoy-schendt-spaanse-grondwet/

[13] https://doorbraak.be/puigdemont-rajoy-schendt-spaanse-grondwet/

[14] Acht van de 12 door de koning benoemde leden van het Grondwettelijk Hof worden voorgedragen door het Spaanse parlement en dat wordt gedomineerd door de grote Spaanse nationale partijen. De regio’s zijn er in ondervertegenwoordigd.

[15] Voor voorbeelden zie Hendrik Vuye en Veerle Wouters, ‘Sleutels tot ontgrendeling’, Doorbraak, 2017, p.127-165

[16] Boudewijn Bouckaert: https://doorbraak.be/catalonie-slachtoffer-grondwettelijk-onrecht/; en Matthias Storme: https://doorbraak.be/de-grenzen-van-een-grondwet/

[17] Bijna 95% van de inwoners zegt het Catalaans te kunnen verstaan (gegevens 2001). Minder dan de helft kan de taal schrijven; in 1986 was dat slechts 31%. …In 2003 heeft de regering van Catalonië een onderzoek gedaan naar het gebruik van het Catalaans in het privéleven. Gebleken is dat weliswaar 50,1% de taal elke dag gebruikt, maar dat 45% het Catalaans zelfs niet binnen de familie gebruikt. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Cataloni%C3%AB)

[18] Storme: https://doorbraak.be/de-grenzen-van-een-grondwet/

[19] Zie ook Amnesty International: ‘Amnesty International calls on Spanish authorities to drop the charges of sedition, which is very broadly defined to cover a wide range of acts, and could carry a penalty of 10 years in jail, against Jordi Sanchez and Jordi Cuixart and to put an immediate end to their pre-trial detention.’ https://www.amnesty-international.be/nieuws/spanje-aanklacht-en-aanhouding-jordi-cuixart-en-jordi-sanchez-zijn-buitensporig;

[20] Storme: https://doorbraak.be/de-grenzen-van-een-grondwet/

[21] Volledigheidshalve moet erop gewezen worden dat de stelling dat ‘het recht in dit conflict op zijn grenzen botst’, zoals in de eerste alinea geformuleerd, ook moet genuanceerd worden. De vraag kan immers gesteld worden of het internationaal recht hier geen richting aangeeft. Zo kan men zich afvragen of Spanje door het EVRM te schenden niet in aanmerking komt voor toepassing van art 7 van het EU-Verdrag; en of verder Spanje het ‘Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten’ niet schendt? Dit is in ieder geval de stelling van Vuye en Wouters.

Piet Lamberts Van Assche studeerde rechten, economische wetenschappen en filosofie aan de KULeuven. Hij werkte 13 jaar in de privésector en geeft sinds 1999 les aan Thomas More, campussen Turnhout en Geel. Hij heeft een passie voor filosofie, economie, geschiedenis en kunst.

Commentaren en reacties