JavaScript is required for this website to work.
post

Centrumrechts op weg naar overwinning in Italië?

Aan de vooravond van de Italiaanse verkiezingen (6)

Philip Roose2/3/2018Leestijd 7 minuten

Luigi Di Maio

Luigi Di Maio

foto © Reporters

Philip Roose sluit zijn verkiezingsreeks over Italië af met een citaat. De verkiezingscampagne was er een ‘vol van loze beloftes en beledigingen, zoals tussen een bende viswijven’. Afwachten wat 4 maart brengt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het Italiaanse politieke landschap veranderde fundamenteel in het begin van de jaren 90 door het uitbreken van Tangentopoli (tangente: steekpenning), het grote Italiaanse corruptieschandaal dat werd blootgelegd door het gerechtelijk onderzoek Mani Puliti (Propere Handen). Voor de nationale verkiezingen van 1994 werd de politiek op het schiereiland 50 jaar lang gedomineerd door dezelfde partijen: de Democrazia Cristiana (DC) en de Partito Socialista Italiana (PSI), te vergelijken met de vroegere CVP en SP, en de Partito Communista Italiana (PCI), die in de praktijk eerder socialistisch was dan strak communistisch. Daarrond zweefden enkele kleine partijtjes, zoals de postfascistische Movimento Sociale Italiano (MSI), de Partito Republicano Italiano, de Partito Liberale Italiano en de linksliberale Partito Radicale. Door de grootte van de PCI, die omwille van haar nauwe banden met de Sovjet-Unie tijdens de Koude Oorlog werd uitgesloten van de uitvoerende macht, waren de andere partijen gedwongen met elkaar samen te werken, waardoor de Eerste Republiek ook wel een democrazia bloccata (geblokkeerde democratie) werd genoemd.

Tot midden de jaren 60 slaagde de DC erin om met een volstrekte meerderheid te regeren, maar daarna werd ze gedwongen tot coalitieregeringen met een of meerdere kleine partijen. Vanaf eind de jaren 70 brokkelde onder druk van de secularisering en modernisering van de Italiaanse maatschappij de electorale kracht van de DC verder af. De sociaaldemocratische PSI begon toen onder leiding van Bettino Craxi een steeds belangrijkere rol te spelen. Niettegenstaande er tussen 1945 en 1993 maar liefst 49 regeringen werden gevormd, leidde dit niet tot een instabiel politiek klimaat omdat de macht steeds in handen van dezelfde partijen bleef.

Na het einde van de Koude Oorlog en de nederlaag van het communisme als politieke ideologie, hield de PCI in 1991 op te bestaan, waardoor er een sociaaldemocratische hergroepering mogelijk werd. Vanaf de jaren 80 wonnen ook de autonomistische bewegingen zoals de Lega Nord sterk aan invloed, mede dankzij hun uitgesproken antimigrantenstandpunten (toen nog tegen de Zuid-italiaanse ‘gastarbeiders’). In 1994 hield de DC op te bestaan, wat een centrumrechtse diaspora tot gevolg had. De postfascisten van de MSI evolueerden datzelfde jaar onder leiding van Gianfranco Fini naar de nationaalconservatieve Alleanza Nazionale.

Seconda Repubblica

De instorting van het traditionele partijenstelsel in 1994 beschouwde men als het einde van la Prima Repubblica (Eerste Republiek). Tot dan lag de nadruk op de proportionele vertegenwoordiging van de politieke partijen, wat de DC de mogelijkheid gaf om 48 jaar aan een stuk te regeren. Om de politieke versplintering tegen te gaan en het bipolarisme of tweepartijenstelsel te bevorderen, voerde men reeds in 1993 het meerderheidsstelsel in.

Na het wegvallen van zijn politieke vriend Bettino Craxi, stapte Silvio Berlusconi zelf in de politiek en stichtte in januari 1994 de centrumrechtse liberale partij Forza Italia. Hij verzamelde alle rechtse politieke partijen, zoals de Lega Nord en Alleanza Nazionale, onder de noemer Polo della Libertà en werd mede dankzij een moderne communicatiestrategie datzelfde jaar voor het eerst verkozen tot premier. Twee jaar later deed Romani Prodi hetzelfde door maar liefst dertien centrumlinkse partijen te verenigen in L’Ulivo. De volgende vijftien jaar wisselden de centrumrechtse en centrumlinkse coalities elkaar af.

In 2001 won Berlusconi met ziijn centrumrechtse coalitie Casa della Libertà tegen de centrumlinkse lijst L’Ulivo onder leiding van Francesco Rutelli. Vijf jaar later, in 2006 verloor il Cavaliere nog eens tegen Romano Prodi, deze keer als leider van de centrumlinkse coalitie van meer dan 20 partijen, L’Unione. Het meerderheidsstelsel had in Italië de versplintering niet gestopt, maar juist versterkt. Daar beide electorale blokken aan elkaar gewaagd waren, kon elk procentpunt voor een coalitie het verschil betekenen tussen regeren of niet. Dit gaf kleine partijen ongelooflijk veel macht, eveneens omwille van de lage kiesdrempel.

Daar waar vroeger de verschillende stromingen zich als tendenzen binnen de grote partijen organiseerden, ontstonden er nu tientallen kleine partijtjes die hun electorale diensten aan de meestbiedende verkochten. In 2008 zorgde zo’n minipartij, de christendemocratische UDEUR, voor de val van de regering-Prodi I. Ook Berlusconi werd drie jaar later door de afscheuring van Futuro e libertà en later van de Liberali per l’Italia – PLI gedwongen ontslag te nemen.

Terza Repubblica?

Vanaf 2009 kwam de Italiaanse politiek in een nieuwe fase met de opkomst van de populistische Movimento 5 Stelle (M5S). Het electorale succes van deze burgerbeweging, gesticht door de Italiaanse komiek Beppe Grillo, lag voornamelijk in het falende beleid van beide polen. Zowel Berlusconi als de centrumlinkse leiders waren er niet in geslaagd Italië klaar te stomen voor de sociaaleconomische uitdagingen van de 21ste eeuw. Dit leidde tot een stagnatie, en zelfs achteruitgang, van de Italiaanse economische groei vanaf het jaar 2000. De globale financiële crisis in 2007 en daarna verdiepte de sociaaleconomische problemen nog meer, wat leidde tot hoge werkloosheidscijfers, een krimpende middenklasse en grote sociale onrust.

De nadruk die de M5S legde op eerlijke politiek en directe democratie, kreeg vooral bij jongeren en progressieve kiezers veel gehoor. In diezelfde periode brak er ook een reeks van corruptieschandalen uit op zowel lokaal als nationaal niveau, en bleek de Tweede Republiek eigenlijk een slechte kopie te zijn van de Eerste. De woede bij de bevolking en de drang naar een tabula rasa in de politiek culmineerde in een ongeziene politieke aardverschuiving toen de Movimento Cinque Stelle (M5S) bij de nationale verkiezingen van 2013 bijna vanuit het niets 25,5% van stemmen veroverde. Ook het succes van de jonge charismatische Matteo Renzi ter linkerzijde, die als voorzitter van de centrumlinkse Partito Democratico (PD) beloofde de oude ideologieën en structuren af te breken, was het resultaat van een gelijkaardige afkeer tegen de politieke navelstaarderij en zelfbediening.

Verdeeld links

Vanaf 2013 werd de Partito Democratico de leidende politieke factor in de Italiaanse politiek, al bleef ook zij voor een meerderheid afhankelijk van kleinere partijen zoals Nuovo Centrodestra of Scelta Civica. Onder leiding van Enrico Letta, Matteo Renzi en Paolo Gentiloni, en met dank aan de voorbereidende hervormingen door de technische regering onder leiding van oud EU-Commissaris Mario Monti (misschien wel de beste Italiaanse premier van de laatste twee decennia) en het genereuze aankoopbeleid van ECB-gouverneur Mario Draghi, loodste de PD Italië uit zeer gevaarlijke sociaaleconomische wateren.

De beloofde modernisering van het land onder het premierschap van Matteo Renzi bleef echter uit en de voortdurende interne strijd tussen de sociaal- en christendemocraten verzwakte de partij danig. Van de 40% die de PD bij de Europese verkiezingen van 2014 behaalde, bleef er in de laatste peilingen nog slechts 22,8% over. Begin vorig jaar scheurde zich uiteindelijk een deel van de sociaaldemocraten af, zoals Bersani en D’Alema, en stichtten een nieuwe partij Articolo 1 – Movimento Democratico e Progressista.

Voor de aankomende nationale verkiezingen van 4 maart sloot die laatste een electoraal verbond met Possibile (een centrumlinkse minipartij geleid door ex-PD’er Giuseppe Civati) en het groenlinkse Sinistra Ecologia Libertà (geleid door de voormalige minister-president van Puglia Nicchi Vendola). Deze linkse coalitie Liberi e Uguali onder leiding van de Siciliaanse ex-magistraat Pietro Grasso flirt vandaag met de kiesdrempel, en strandt voorlopig op een voor haar teleurstellende 5,6%. De PD maakte daarentegen een electoraal akkoord met enkele kleine centrumpartijtjes, zoals +Europa van Emma Bonino (Partito Radicale) en Civica Popolare van Beatrice Lorenzin (ex-Nuovo Centrodestra). Tezamen overtuigen ze in de peilingen zo’n 27,5% van de Italiaanse kiezers, en strandden zondag waarschijnlijk op een tweede plaats.

Behaalt het centrumrechtse kartel zondag geen meerderheid, dan kan dit perspectieven openen voor de PD om een Grosse Koalition te vormen met enkel Forza Italia. Vermits de PD dan de grootste coaltiepartner wordt, is de kans dan groot dat Matteo Renzi opnieuw premier zal worden. Een andere kandidaat is huidig minister van economie Carlo Calenda, die zowel bij centrumrechts als centrumlinks in de smaak valt. Er is ook een grote kans dat huidig premier Paolo Gentiloni er eventueel een tweede termijn bijneemt. Hij zou naar verluidt goed liggen bij de Italiaanse president Sergio Mattarella.

Verenigd rechts

Ondertussen reorganiseerde Berlusconi zich opnieuw op de rechterzijde. Hij smeedde een pact tussen zijn Forza Italia, de rechtspopulistische Lega Nord en nationaalconservatieve Fratelli D’Italia. De Lega was er wonderwel in geslaagd de corruptieschandalen rond de familie Bossi achter zich te laten en zag haar electorale aanhang onder leiding van Matteo Salvini, en dankzij de grootste migrantencrisis sinds WOII, stijgen tot 13,4%. Door de recente naamsverandering in Lega (de ‘Nord’ in de naam werd geschrapt) hoopt Salvini kiezers te winnen in het centrum en zuiden van Italië. Daar krijgt hij echter af te rekenen met concurrentie van Fratelli D’Italia, een kleine rechtse partij (4,7%) die aansluit bij de in 2009 opgedoekte Alleanza Nazionale en flirt met het postfascisme. Het centrumrechtse kartel, Il patto dell’arancino, kende een eerste succesvolle test toen zijn kandidaat Nello Musumeci eind vorig jaar de Siciliaanse regionale verkiezingen won. Aangezien Berlusconi zich op 4 maart geen kandidaat mag stellen wegens een veroordeling voor fraude, kreeg het kartel geen echte lijsttrekker.

In de peilingen leidt de centrumrechtse coalitie comfortabel met 37,2% , maar het wordt afwachten of de kiezer deze uitslag zondag bevestigt, en of het voldoende zetels zal opleveren voor een meerderheid in het Italiaanse parlement. Enkel als het kartel nationaal meer dan 42% scoort is het zeker dat het na zondag alleen kan regeren. De vraag is dan wie er premier wordt. Matteo Salvini mag deze ambitie dan wel openlijk koesteren, maar zowel Forza Italia als Fratelli D’Italia zullen hem dat vermoedelijk niet gunnen. Een van de kanshebbers is huidig voorzitter van het Europees Parlement en een van de stichters van Forza Italia, Antonio Tajani. Een andere kandidatuur die naar voren wordt geschoven is die van Franco Frattini.  Deze oud EU-Commissaris begon zijn carrière als communist, stapte in het begin van de jaren 90 over naar de Partito Socialista Italiana, en wisselde die in 1994 in voor Forza Italia, na de val van Bettino Craxi.

M5S

De grootste partij in Italië blijft nog steeds de populistische burgerbeweging Movimento Cinque Stelle (M5S) met zo’n 27,6%. Zij weigert electorale kartels aan te gaan met andere partijen, waardoor ze onder het nieuwe kiessysteem, het Rosatellum,  waarschijnlijk gepenaliseerd zal worden. In 231 kiescolleges voor de Kamer en 102 voor de Senaat worden de zetels (36%) toegewezen aan de kandidaat met de meeste stemmen. De rest van de zetels (64%) wordt via een proportioneel systeem verdeeld. Voor partijen is er een nationale kiesdrempel van 3% en voor coalities van 10%. Kleinere kieslijsten of partijen, zoals M5S, krijgen in een meerderheidsstelsel steevast minder zetels dan in een proportioneel systeem.

Indien het centrumrechtse blok na 4 maart geen parlementaire meerderheid haalt, zou M5S kunnen beslissen om in een regering te stappen met Forza Italia of met de Partito Democratico (PD). Dat laatste zou haar geloofwaardigheid als beleidsalternatief ten goede komen, gezien ze tot op vandaag haar electorale kracht onbenut liet. De jonge lijsttrekker Luigi Di Maio kan dan ook eerste minister worden, zeker indien de M5S groter blijft dan de PD.

Campagne

De voorbije Italiaanse verkiezingsstrijd was volgens de Siciliaanse schrijver Andrea Camilleri, bekend van onder andere de reeks Commissario Montalbano, ‘een campagne vol van loze beloftes en beledigingen, zoals tussen een bende viswijven’.

Alle partijen beloofden de kiezers belastingverlagingen, minimuminkomens, meer of minder migranten en verhogingen van de pensioenen. Het leken soms wel schreeuwerige marktkramers die met allerlei kortingen klanten probeerden aan te trekken. Van diepgaande ideologische discussies was er nauwelijks sprake, en men herhaalde steevast dezelfde sloganeske taal. Tijdens deze campagne organiseerden de partijen ook veel minder bijeenkomsten en gebeurde het grootste deel van de communicatie via sociale media. Wie vandaag verkozen wil worden, kan maar beter actief zijn op Twitter, Facebook of Instagram of via Whatsapp de potentiële kiezer met ideeën, of slogans, bestoken.

Of deze moderne communicatietechnieken de onverschillige of ontgoochelde thuisblijvers, vandaag nog steeds de grootste ‘partij’ in Italie, zal overhalen om toch te gaan stemmen, is zeer twijfelachtig. Maar de afwezigen hebben in een democratie altijd ongelijk.

Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).

Meer van Philip Roose

Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.

Commentaren en reacties