JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Crisp: denktank voor de PS

Doorbraak redactie31/5/2011Leestijd 2 minuten

Als Vlaamse academici zich op een studiedag buigen over de wettelijke grondslagen van taalbeleid, menen ze te kunnen concluderen dat sommige maatregelen, zoals het vebinden van taalvoorwaarden aan het verhuren van sociale woningen of het verkopen van gemeentelijke kavels, wel eens internationaalrechterlijk niet door de beugel kunnen. Ze ondermijnen zo het Vlaamse beleid. Dergelijke toestanden treft men in Franstalig België niet aan.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dat bewijst het Crisp (Centre de Recherche et d’Information Socio-Politiques) ook nu weer met zijn studie, gewijd aan de ontstaansgeschiedenis van de taalgrens: La frontière linguistique, 1878-1963. Dit studiewerk van Stéphane Rillaerts levert munitie aan voor de Franstalige ‘hardliners’ die het idee van een uitbreiding van Brussel met de zes faciliteitengemeenten niet willen opgeven en voor zij die ‘compensaties’ eisen voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. De doelstellingen van de studie staan volledig in functie van de geopolitieke strategieën van de PS en de mogelijke creatie van een aaneengesloten Franstalige post-Belgische staat.

Om te beginnen voert Rillaerts aan dat nergens in het Belgisch recht gewag wordt gemaakt van iets als een ‘taalgrens’. De aanname dat deze grens dan logischerwijs de voorspiegeling is van een staatsgrens, houdt dus geen stand. Net zo min als de term ‘faciliteiten’ zou toelaten om te concluderen dat het daarbij zou gaan om mogelijkerwijs ‘uitdovende’ maatregelen die de anderstalige bevolkinsgroep zou toestaan om zich geleidelijk te integreren. Immers, de term ‘faciliteiten’ staat nergens in de wet. Wetteksten spreken alleen van taalgebieden en van ‘gemeenten met een bijzonder taalstatuut’.

De Crisp-studie behandelt alleen de geschiedenis van de bestuurstaalwet (en bijvoorbeeld niet de onderwijstaalwet). Er wordt in detail gefocust op de evolutie van het taalstatuut van zowat elke gemeente en zelfs gehucht langs de taalgrens, in en rond Brussel en in Duitstalig België. Daarbij wordt uitvoerig ingegaan op de parlementaire debatten bij elke wijziging van de taalwetgeving en het stemgedrag volgens partij en taalgroep.

Rillaerts wil de mythe ontkrachten dat de taalwetten steeds zouden zijn tot stand gekomen met grote meerderheden aan weerszijden van de taalgrens. Dat was wel zo voor de belangrijke taalwet in bestuurszaken van 1932, maar niet voor de voorloper daarvan, de wet-Van Cauwelaert van 1921 (door 80 % van de Franstaligen afgewezen) en ook de wet van 1962, die door een meerderheid van Franstaligen werd verworpen, voornamelijk wegens de overheveling van Voeren. Maar voorts ook nog de wet omtrent de vernederlandsing van de Gentse universiteit (1923) en de wet over het gebruik der talen in rechtszaken (1935), één van de beste taalwetten die in België ooit zijn vervaardigd, omdat het niet respecteren van de taalwet in rechtszaken automatisch de nietigheid van de rechtshandelingen voor gevolg heeft.

Bij het vaststellen van het taalstatuut voor elke gemeente zijn geen eenduidige criteria gebruikt. Met de resultaten van de talentelling werd in sommige gevallen wel, in andere geen rekening gehouden. Soms werd het standpunt van de betrokken gemeenteraad gevolgd, dan weer niet. In Voeren, dat van Luik naar Limburg werd overgeheveld, is zelfs een volksraadpleging gehouden, die weliswaar door Vlaamse Voerenaars werd geboycot, maar waarbij het Luiksgezinde kamp toch 68 % van alle kiesgerechtigden achter zich kon scharen. Ook daar werd echter geen rekening mee gehouden. Rillaerts verwerpt overigens de Vlaamse argumentatie omtrent de onbetrouwbaarheid van de talentellingen.

Kortom, het hele studiewerk van het Crisp is erop gericht om te ontkennen dat het huidige traject van de taalgrens niet voor discussie vatbaar zou zijn of dat die zou gebaseerd zijn op een ruime politieke consensus in noord en zuid.
Wat betreft de situatie in de Vlaamse Rand, wil Rillaerts hard maken dat de niet-splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in 1963 een uitdrukkelijke compensatie was voor het behoud van de ‘zes’ in Vlaanderen. Meer nog: het was de beruchte flamingant Jan Verroken, die er een stokje voor stak toen de burgemeester van Grimbergen, Cornelius Verbaanderd (CVP), een voorstel indiende om het kiesarrondissement te splitsen.

Met andere woorden: dit degelijk studiewerk van het Crisp schreeuwt om een Vlaams antwoord.

De redactieploeg van Doorbraak bestaat uit een grote groep redacteuren. Standpunten en andere artikelen kunnen verschijnen als "De Redactie". Uiteraard betekent dit niet dat al onze redacteuren per definitie aan deze standpunten gebonden zijn.

Commentaren en reacties