JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Cultuurwoede als bindmiddel in het revolutiejaar 2020

De zoektocht naar een collectieve identiteit

Mathieu Cockhuyt6/1/2020Leestijd 5 minuten
Wie zijn wij?

Wie zijn wij?

foto © Reporters

De revolutie van de stijgende verwachtingen werd niet ingelost. 2019 was het jaar van de woede. Wordt 2020 het jaar van de revolutie?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

2019 was het beste jaar ooit, schrijft The New York Times. De kindersterfte daalt jaar na jaar, analfabetisme neemt jaar na jaar af, extreme armoede staat op een historisch laag peil en de levensverwachting blijft stijgen… en toch was 2019 het jaar van de woede. Wordt 2020 het jaar van de revolutie?

Cultuurwoede

In België waren er relletjes door volgelingen van klimaatgoeroes van diverse pluimage. In Spanje werden politici opgesloten voor hun strijd om een onafhankelijk Catalonië. In Frankrijk had je de gele hesjes die protesteerden tegen de kosten van de dieselaccijnzen. In Chili braken rellen uit tegen het doorgeslagen neoliberalisme. De lont in het kruitvat was de prijsstijging van metrokaartjes. In Hong Kong verzetten jongeren zich tegen het despotisme van Xi Jinping. Bij onze noorderburen legden landbouwers het land plat omdat zij niet willen opdraaien voor de stikstofnormen die opgelegd worden door Europa.

Aan de andere kant van het kanaal gingen ze massaal plat op de buik voor de Brexit. Zowel in Ecuador als Iran bestormden demonstranten de straten omwille van de brandstofprijsverhoging. ‘De Whatsapp-belasting’ was genoeg om Libanon uit zijn voegen te doen barsten. Greta werd als de nieuwe Jeanne d’Arc op het scheld gehesen en reisde de wereld rond om iedereen ‘reisschaamte’ aan te praten. Daarnaast hield ze een tirade over hoe de vorige generaties haar jeugd afnamen. Dat Afrikaanse kinderen hun jeugd worden afgenomen omdat ze grondstoffen moeten delven zodat deugdpronkers met hun Tesla kunnen rijden, laten we even achterwege.

Het is nog te vroeg om de gevolgen van mei ’68, de val van de Berlijnse muur,  9/11 en  ‘wir schaffen das’ volledig te doorgronden, maar de uitwassen laten zich al voelen. Wat we wel zeker weten is dat de beloftes van het neoliberalisme een fata morgana bleken. De revolutie van de stijgende verwachtingen werd niet ingelost. Onze sociale zekerheid stevent – bij ongewijzigd beleid – tegen het einde van deze legislatuur af op een tekort van 6 miljard euro. Deze sneeuwvlokjesgeneratie heeft het beter dan ooit en toch heerst er een narratief van achteruitgang, schrijft Marc Elchardus in De Morgen. Er gaan stemmen op voor een snel-dood-wet omdat we geen plaats weten met onze grootouders. De antipolitiek is momenteel de grootste partij. Democratie en politiek worden openlijk in twijfel getrokken. Wie politiek zijn nek nog durft uit te steken vliegt op de sociale media-brandstapel. Ook Europa is er niet meer zeker van dat ze de macht in handen heeft en de rest van wereld is er niet meer zeker van dat ze met gezag worden bestuurd. 2020 dreigt de 1848 van deze generatie te worden.

Collectieve identiteit

‘Kerninstituten bieden geborgenheid tegen het uiteenvallen van het sociaal weefsel als gevolg van atomisering en individualisering,’  zo schrijft de cultuurfilosoof Roger Scruton. Het postmodernisme schiep een destructieve visie op identiteit. De kerninstituten werden ontmanteld waardoor gevoelens van vervreemding en ontworteling optraden en de ontvankelijkheid voor irrationele en totalitaire schijnzekerheden toenam. Na het wegvallen van de sociale normering in mei ’68 kwam een negatieve notie van vrijheid in de plaats. Dit leidde tot ongeremde liberale vrijheid, multiculturele naïviteit en de zoektocht naar een collectieve identiteit. In de feiten blijken vrijheid en gelijkheid lege begrippen te zijn waar burgers minder aan hebben dan het lokaal gegroeide systeem van rechten en plichten. Het jaar van de woede leerde ons dat mensen op zoek zijn naar een collectieve identiteit. Het is om deze reden dat polarisatie zo aanstekelijk is. Tribalisme op zijn best: antivaxxers, zwarte piet, klimaatalarmisten, klimaatontkenners et cetera.

Er is enerzijds een groep van kosmopolieten ontstaan waarbij herkomst en bestemming inwisselbare begrippen vormen en anderzijds is er een rancuneuze groep die zich bedreigd voelen door migratie en klimaat. Voor de wereldburger met AirPods in de oren en Starbucks in de hand is het loskomen van lokale gemeenschappen de ultieme neoliberale natte droom. Desalniettemin bieden identiteit, cultuur en traditie gemeenschappen van over de hele wereld houvast tegen de uitdagingen van de globalisering. Je kan immers de voordelen verbonden aan het lidmaatschap van een natie niet gratuit weggeven zonder ook het vertrouwen op te geven waarop de harmonie van de gemeenschap berust. De Fransen wisten dit al met hun ‘Déclaration des droits de l’homme et du citoyen’, waarbij men duidelijk een opdeling maakt tussen mensenrechten en burgerrechten.

Wie zijn wij?

Wie zijn wij? De natie, dat zijn wij. Burke zag de samenleving als een verbond tussen de levenden, de doden en de ongeborenen. Wij, Vlamingen en nieuwe Vlamingen leven samen op een lapje grond dat Vlaanderen heet. Samenleven begint pas als men groepen van verschillende herkomst doet samenleven met gedeelde waarden en normen als basis voor de sociale cohesie met taal als bindmiddel. De beste graad van integratie is nog altijd de graad van interculturele huwelijken. Zo ontstaat een ‘verbeelde gemeenschap’. Solidariteit en democratie zijn een gevolg – en geen oorzaak – van deze verbeelde gemeenschap. Burgers hebben nu eenmaal nood aan een collectieve identiteit waaraan ze hun rechten en plichten ontlenen. De natie is de enige manier om onze gewaarborgde vrijheden, rechten en plichten tastbaar gestalte te geven.

In de Sovjet-Unie was alle politiek gerechtvaardigd met het oog op een toekomstige socialistische orde. Hierdoor werd de natie geabsorbeerd in de machine van de staat. De bevolking werd het voedsel dat de machine moest voeden. ‘De steiger maakt zichzelf eigenaar van het huis en betrekt het,’ schreef Gasset. De notie dat je de structuren van de samenleving vanuit een maakbaarheidsideaal kunt veranderen, is een van de grootste onzinnigheden van een bepaald soort postmodern discours. De preambule van de Amerikaanse grondwet begint dan ook met ‘wij, het volk’. Dit betekent dat er al een natie bestond alvorens er een maatschappelijke orde werd gecreëerd. Albert Camus omschreef het socialisme als passief nihilistisch: het ontbreekt hen aan het installeren van een betekenisvolle nieuwe orde, maar ze ontkennen het heden op basis van onbestaanbare waarden in de toekomst. Omdat progressieven de ambivalentie van het bestaan niet inzien, zijn ze altijd verbaasd bij tegenslagen. Er treedt immers altijd een discrepantie op tussen de sociale werkelijkheid en het abstract systeem dat ze denkt te besturen.

Culturele genocide

December en januari zijn de maanden van de kerst -en nieuwjaarsfeesten. In menig families vonden er aan de dis discussies plaats. Toch is men gebonden aan de consensus. Net zoals de loyaliteit van de burgers aan de natiestaat berust op een consensus. De opinies veranderen, maar de familieband niet. Er heerst een gedeeld sociaal kapitaal.  De samenleving gaat het individu vooraf. Het individu als product van historische, culturele en sociale processen. We geven de toekomst vorm door onszelf als erfgenamen te zien waarbij we de ervaringen die geheiligd zijn door de tijd doorgeven aan de volgende generaties. De natie is een dagelijks hernieuwd volksbesluit.

De waarheid is de dochter van de tijd. Sebastian Haffner schreef dat het nazisme niet toe te schrijven was aan de onbuigzame hardheid van een autoritaire samenleving dan wel aan de inconsistentie en het aanpassingsvermogen van een karakterloze natie. Hij hield met andere woorden een pleidooi voor een sterke natie, met een sterk gemeenschapsgevoel en dito identiteit als buffer tegen de uitdagingen waar samenlevingen mee kampen.

Volgens de Franse sociologe Nathalie Heinich is nationale identiteit een voorstelling die we zelf maken. Die voorstellingen zijn werkelijkheid omdat die wel degelijk reële handelingen tot gevolg hebben. Onze mythen zoals 1302 vallen volgens Plato in de categorie van de nobele leugen; letterlijke verzinsels die emotionele waarheden gestalte geven. Die werkelijkheid is volledig contingent en niet gebaseerd op transcendentale essentie waar extreemrechts op leunt noch op sociaalconstructivistische leugens die je moet ontmaskeren zoals extreemlinks betoogt. De werkelijkheid houdt nu eenmaal van symmetrische patronen en lichte anachronismen.

Lege Vlaamse literatuurelite

De literatuurelite mijmert graag over de Russische ziel, maar als je over de Vlaamse ziel begint eindig je bij de gaskamers. Als je nog maar het idee oppert van de intellectuele oefening van een Vlaamse canon schieten de cultuurbobo’s in een kramp. Vlaming zijn, is vloeken in de post-nationale kerk. Als het om de onafhankelijkheid van voormalige kolonies gaat, bekeren diezelfde cultuurrelativisten zich kortstondig tot nationalisten. Maar de Vlaamse identiteit moet en zal pejoratief bejegend worden. De cultivering van culturele zelfkastijding.

Het wordt tijd dat de verkozenen des volks terug durven spreken over een positief verband tussen burgerschap, identiteit en de natie. Het wordt tijd dat we complexloos onze eigen identiteit durven omarmen zodat we de zwakkeren kunnen beschermen en nieuwkomers die zich willen integreren met open armen kunnen ontvangen.

Mathieu Cockhuyt staat op de 12de plaats op de Oost-Vlaamse N-VA-Kamerlijst. Hij is parlementair medewerker van Kamerlid Valerie Van Peel (N-VA) en voorzitter van Jong N-VA Gent. Mathieu studeerde sociale wetenschappen (HoGent), criminologie (UGent) en bestuurskunde (UGent).

Commentaren en reacties