JavaScript is required for this website to work.
post

‘Waar men geen kleinheid kan ontwaren’

Bart Maddens19/8/2017Leestijd 4 minuten
Oogstfeest 1937

Oogstfeest 1937

foto ©

Bart Maddens houdt wel van een vleugje Cyriel Verschaeve, of de naar hem genoemde straten nu op de schop zullen gaan of niet.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Begin 2014 ontstond er in de media beroering over een gedicht op de website van Herman Van Rompuy. Het ging om De Meeuw van Cyriel Verschaeve. Kan het wel dat de voorzitter van de Europese Raad uitpakt met een gedicht van een nazi, vroeg men zich af. Prompt verdween het gedicht van de website. Van Rompuy bleek zich van geen kwaad bewust. Hij had de tekst gewoon op zijn persoonlijke website geplaatst omdat die herinneringen opriep aan wijlen zijn schoonmoeder. Die hield van het gedicht en kende het zelfs helemaal uit het hoofd.

De dichter en essayist

Dat bewijst alvast dat de schoonmoeder van Herman Van Rompuy goede smaak had. Want ik houd ook wel van het gedicht, dat begint met het iconische vers ‘waar men geen kleinheid kan ontwaren’. Overigens vind ik nog andere teksten van Verschaeve best genietbaar. De plastische en meeslepende wijze waarop hij in Uren bewondering voor grote kunstwerken een aantal Wagner-opera’s beschrijft kan me wel bekoren. Ook het drama Judas vind ik iets hebben, met zijn beklemmende sfeer en zijn indringende karakterschets van het titelpersonage.

Ik weet het wel, het is niet bepaald politiek correct om zo positief over Verschaeve te schrijven. Maar stel nu eens dat de priester-dichter vlak vóór de Tweede Wereldoorlog gestorven was. Hoe zouden we hem nu herinneren? Als ‘denker en dichter, genieter van Gods schoonheid onder alle vormen, als drager van sensus humanitatis’, zoals het luidde in de laudatio bij zijn eredoctoraat aan de KU Leuven in 1937? Als spilfiguur en bezieler van de Frontbeweging? Als de man die al vroeg vlijmscherpe en zelfs profetische anti-Belgische analyses maakte? Zou Verschaeve gecanoniseerd zijn als een groot neoromantisch letterkundige? Zouden de schoolkinderen vandaag nog, net als Van Rompuy’s schoonmoeder, De Meeuw uit het hoofd kennen? Zou dat gedicht in alle schoolboeken terecht gekomen zijn, naast Dien avond en die roze van Guido Gezelle, en Melopee van Paul van Ostaijen?

Dat alles lijkt me eerlijk gezegd zeer twijfelachtig. Het literaire talent van Verschaeve was nu ook weer niet zo groot dat zijn werk de tand des tijds had kunnen weerstaan. Wellicht zou niemand zijn vaak bombastische en weerbarstige teksten nu nog lezen. Enkel een klein kransje van gespecialiseerde historici zou vandaag nog weten wie Cyriel Verschaeve was. Dat we hem vandaag nog kennen, dat hij nog relevant is en geregeld in de media opduikt, dat heeft natuurlijk alles te maken met zijn collaboratie. Het is juist daarom dat de figuur van Verschaeve ons vandaag nog zo fascineert. Wat heeft die priester toch bezield om zo radicaal samen te werken met de Duitse bezetter?

De collaborateur

Maar dat was voor Verschaeve natuurlijk geen bezetter, maar wel een bevrijder. Verschaeve verfoeide België, en had al vanaf zijn jeugd een sterke emotionele band met Duitsland. Bovendien was er een onmiskenbare verwantschap tussen zijn mystiek-nationalistische ideeënwereld en de nationaalsocialistische ideologie. In feite kan men zich amper voorstellen dat Verschaeve niet zou gecollaboreerd hebben. Moeilijker te verklaren is dat hij daarin zo fanatiek was en gaandeweg openlijk partij koos voor de meest extreme strekking binnen de collaboratie. Dat is des te verbazender omdat hij voor de oorlog altijd veel voorzichtiger was geweest, vaak schreef onder pseudoniem, en zich het liefst buiten het politieke gekrakeel hield.

Vandaag zien we Verschaeve vooral als een ontspoorde Vlaams-nationalist. Nochtans is hij altijd in de eerste plaats een priester geweest. Zijn Vlaams-nationalisme was onverbrekelijk verbonden met zijn geloof. Wie zich verdiept in zijn leven (bijvoorbeeld op basis van Romain Vanlandschoot’s indrukwekkende biografie), die zal verrast zijn dat Verschaeve zich het meest bezighield met religieuze thema’s. Bijbelexegese, christelijke kunst, de kerkvaders, de mystieke auteurs: daarmee vooral vulde hij zijn eenzame dagen in de kapelanij van Alveringem.

Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde zijn geloof een belangrijke rol. Het was vooral nadat de Duitsers in de zomer van 1941 de Sovjetunie waren binnengevallen dat bij Verschaeve alle remmen losgingen. Vanaf dan gooide hij zich onvoorwaardelijk in de strijd tegen het ‘goddeloze communisme’. Dat ging zelfs zover dat hij de oorlog haast zag als een apocalyptische eindstrijd tussen God en de duivel. ‘Het gaat om alles tegen alles,’ zo schreef hij in maart 1945, ‘Satan rijst in ’t Oosten. Drijft gij hem niet terug, dan blijft er van u niets over.’

De ambitieuze, naïeve denker

Cyriel Verschaeve was geobsedeerd door het idee om een synthese tot stand te brengen tussen het nationaalsocialisme en het christendom. Hij was eigenlijk de meest ambitieuze van alle collaborateurs. Het was hem niet louter te doen om de plaats van Vlaanderen of Dietsland in een Groot-Germaans rijk. Hij wilde niets minder dan het religieuze fundament leggen voor dat rijk. Dat was natuurlijk hopeloos naïef. Maar anderzijds was zijn morele gezag in Duitsland zo groot dat hij het oor had van sommige nazileiders. In de hectische dagen vlak na de mislukte aanslag op Hitler in juli 1944 maakte Heinrich Himmler zelfs twee en een half uur tijd vrij voor een gesprek met de kapelaan van Alveringem.

Dat levert een van de meest bevreemdende passages op in Verschaeves Oorlogsgedenkschriften. Daarin verschijnt massamoordenaar Himmler als een vriendelijke en innemende man. Hij wisselt cadeautjes uit met Verschaeve. Hij ontkent dat de SS goddeloos is, maar belooft daar strenger op toe te zien. Hij vertelt ronduit over zijn katholieke jeugd. Hij toont zich uitermate geïnteresseerd in Verschaeve’s ideeën over een ‘harmonisatie tussen christendom en germanendom’. Hij zegt toe om Verschaeve’s memorandum daarover aan Hitler te bezorgen. ‘Wat achtte, ja wat minde ik die mens’, zo besluit de priester-dichter zijn relaas. De zin werd geschrapt in de eerste uitgave van het boek, in 1961, net als heel wat andere compromitterende stukken.

Met de wetenschappelijke en ongecensureerde uitgave van de Oorlogsgedenkschriften, in 1990, werd definitief een punt gezet achter de Verschaevecultus in Vlaanderen. De man die een haast mythische status had tijdens het interbellum, die geroemd werd tot in Nederland en Duitsland, waarmee zeker tot en met de jaren zeventig werd gedweept in de Vlaamse Beweging, die wordt nu algemeen verguisd als ei zo na een oorlogsmisdadiger. Of men dat nu terecht vindt of niet, het heeft iets diep tragisch.

Vandaag blijken er in Vlaanderen nog vijf straten te zijn die zijn naam dragen. Maar de controverse daarover neemt toe. In Breendonk werd onlangs aan de inwoners van de Verschaevestraat gevraagd of ze geen andere naam zouden verkiezen. De overgrote meerderheid houdt het liever bij de huidige naam, allicht vooral omwille van praktische overwegingen. Toch lijkt het, gezien de reputatie van Verschaeve, onvermijdelijk dat de vijf straatnamen vroeg of laat op de schop zullen gaan.

Anderzijds heb ik een stil vermoeden dat Cyriel Verschaeve zelf niet echt gemaald zou hebben om vijf straten. Hij, wiens geest altijd zweefde op een ijle hoogte boven Vlaanderen, vanwaar ‘men geen kleinheid kan ontwaren’.

Dit artikel verscheen eerder in Tertio van 19 april 2017.

 

De auteur is hoogleraar sociale wetenschappen aan de KU Leuven

Commentaren en reacties