JavaScript is required for this website to work.
post

Dat ist nicht mien Sook. Van Helmut Schmidt via Kant naar Merkel

In memoriam Helmut Schmidt

Jean-Pierre Rondas12/11/2015Leestijd 5 minuten

Een politicus die zijn klassieken ernstig nam

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In 1983, een jaar na zijn aftreden als Duits bondskanselier, kreeg Helmut Schmidt een eredoctoraat aan de KU Leuven. Van hogerhand blijkbaar, want de Leuvense hoogleraar die zijn ‘promotor’ moest worden, kwam me vragen wat hij in zijn laudatio moest vertellen. Ik waarschuwde hem voor één ding: hoe verleidelijk het ook moge wezen, noem de kanselier alles, maar niet ‘der Macher’ – de maker, de politieke loodgieter. Daar heeft de kanselier namelijk een hekel aan. Maar de hoogleraar deed het toch. Tenslotte gedragen hoogleraars zich, als ze in de openbaarheid komen, ook maar als frasen herhalende journalisten. Ik heb Schmidt na de plechtigheid met de noorderzon zien verdwijnen, omringd door zijn persoonlijke lijfwacht. Een machtsmens.

‘Der Macher’, die alles gedaan kreeg. Dat was de armzalige kritiek van de toenmalige buitenparlementaire en linkse oppositie tegen ‘hun’ socialistische kanselier. Ze moesten hem niet, hun links boegbeeld. De afstand was te groot. En hij verstond er wat van, van het scheppen van afstand. Ook vandaag zouden de huidige linksen hem niet verdragen, met zijn principes en maximes, zijn plicht en zijn Pruisische deugden. Met plichtsgevoel, berekenbaarheid, ‘Machbarkeit’ en standvastigheid, daarmee kan je toch ook een concentratiekamp runnen? Zo luidden de frasen die in de jaren tachtig circuleerden – niet zoveel verschillend van die van vandaag. De jaren dertig, weet u wel.

Helmut Schmidt had in elke partij kunnen functioneren. Vooral tijdens zijn kanselierschap (1974-1982) bleek hoezeer het instituut van de SPD-partij en het fenomeen Schmidt elkaar niet meer dekten – een beetje zoals binnenkort zal blijken over de verhouding van Angela Merkel tot haar partij, de CDU.

Seismografen van de maatschappij

Het waren vooral de linkse opiniemakers en ‘de’ auteurs die hem zijn ratio verweten. Het moest allemaal wat socialistisch warmer, en het zou veel warmer kunnen als de kanselier maar naar zijn literatoren zou willen luisteren. Hadden zij immers niet zijn kant gekozen? Hadden zij niet massaal voor hem campagne gevoerd, zoals bijvoorbeeld Günter Grass, die tussen twee romans door van het campagnevoeren zo’n beetje zijn beroep had gemaakt? Vandaar dat ze hem als wederdienst ook openlijk hadden gevraagd om met zijn gezag ook persoonlijk aandacht aan de Kunst en aan Goede Doelen te besteden. In een gezamenlijk interview in Die Zeit van 22 augustus 1980 drongen Fritz Raddatz, Siegfried Lenz en Günter Grass erop aan dat Schmidt meer geestelijk leiderschap op zich zou nemen. Tot dan toe, zegden ze, had hij zijn licht onder de korenmaat gezet; erger nog, er was niets dan korenmaat overgebleven. Hij moest ’tekens zetten’ voor de sociaaldemocratische ontwikkeling van de maatschappij in haar geheel. En met al het morele gezag waarover hij beschikte, moest hij openlijk de schrijvers erkennen als de seismografen van de maatschappelijke ontwikkeling. Daar was het hen natuurlijk om te doen.

Maar Helmut Schmidt gaf geen krimp. Helemaal alleen gaf hij zijn drie beruchte medestanders te kennen dat ze zich als volwassen kinderen gedroegen die van politiek geen kaas hadden gegeten. Hen erkennen als seismografen was het laatste van zijn gedachten. Koud legde hij hen uit dat linkse cultuurpolitiek prediken niet tot zijn bevoegdheden behoorde. Dat waren zijn affaires niet. Speciaal om hen dit diets te maken gebruikte hij zijn beste Hamburgs Platduits: dat ist nicht mien Sook, ‘dat zijn mijn zakens niet’, voegde hij hen toe. Waarna alle tegenstand stilviel.

Helmut Schmidt reflecteerde wel degelijk over politiek. Hij deed dat echter niet als politiek theoretiserend intellectueel, maar wel als intellectueel nadenkend politicus. Hij deed daartoe een beroep op twee inspiratiebronnen, twee beroemde geschriften in de politieke filosofie: Immanuel Kants In de eeuwige vrede, en Max Webers Politiek als beroep.

De categorische imperatief

Kants Zum ewigen Frieden had Schmidt gelezen als Kriegsheimkehrer, als terugkerend krijgsgevangene uit Britse gevangenschap in Jabbeke, waar allerlei voordrachten werden gehouden om de jonge Duitse officieren (26 jaar!) tot de democratie te bekeren. Kant noemde zijn geschrift naar een denkbeeldig herbergschild dat een kerkhof vol kruisen voorstelde: de mensen die daar begraven lagen genoten van de ‘eeuwige vrede’. Kant heeft in dat opstel concrete volkenrechtelijke vredespolitieke stappen voorgesteld, want de eeuwige vrede is een taak die slechts stapsgewijze kan vervuld worden. Schmidt heeft daar tot op het einde van zijn leven naar verwezen.

Maar van Kant onthield hij nog meer de twee formuleringen van de categorische imperatief die hij tot zijn richtlijn had gemaakt. De eerste formulering luidt: ‘Handel slechts volgens dat maxime waardoor je tegelijk kan willen dat het tot een algemene wet wordt.’ De tweede formulering: ‘Handel zo, dat het maxime van je handelen ook altijd het principe van een algemene wetgeving zou kunnen worden.’

Zoals Dirk Rochtus in een vorig artikel beschreef, heeft Schmidt vaak de kans gehad om zijn handelen aan deze imperatief te toetsen: de overstromingen in Hamburg (die hij als het ware indijkte door de wet te overtreden), de Mogadishu affaire (waar hij mensen vrij kreeg door één ander mens ‘farizeïsch’ op te offeren), en de plaatsing van de raketten (waar hij inging tegen de meerderheid van de bevolking, maar ondertussen wel het Sovjetregime de doodsteek toebracht). Het is juist dat hij in staat was ook deze rakettenkwestie met behulp van Kants categorische imperatief te beslechten. En toch mag hij volgens mij niet van politieke gewetenloosheid beschuldigd worden. Of misschien beschuldigd, maar dan misschien wel vrijgesproken. Hier zijn de gegevens.

Kant, Schmidt en Merkel

In een geschrift over Immanuel Kant probeerde Helmut Schmidt uit diens categorische imperatief zeven politieke maximes van het politieke handelen af te leiden. Ik som ze op – en kan het tegelijkertijd niet nalaten deze maximes toe te passen op het politieke handelen van de huidige bondskanselier, Angela Merkel.
1. ‘Ten eerste’, schreef Schmidt, ‘is het de plicht van de handelende politicus om vooruit te denken en de gevolgen van zijn handelen kritisch af te wegen.’ Het is onmogelijk dat een verstandige politica als Merkel dat met haar ‘Wir schaffen das’ gedaan heeft. Mocht de Schmidt van toen vandaag geconfronteerd worden met een politica die dit aan de bevolking durft te decreteren, dan zou hij koud en schnauzig deze politica vragen om dit ‘das’ even te definiëren. ‘Exact wat gaan we schaffen, mevrouw Merkel?’
2. Schmidt: ‘Het is de plicht van de handelende politicus, alle belangen kritisch af te wegen.’ Ook dit kan Merkel onmogelijk gedaan hebben. Zij zet immers de belangen van het Europese continent, en van elke staat apart op het spel.
3. Schmidt: ‘Het is zijn plicht, niet alleen de moraliteit van de doelstellingen, maar ook de moraliteit van de middelen in het oog te houden.’ Angela Merkel heeft alleen de eerste moraliteit willen zien. Ook de middelen moeten ‘moreel’ zijn. Met de huidige vloed wordt niemand geholpen.
4. Schmidt: ‘In de democratie moet de handelende politicus zijn argumenten en principes transparant maken voor anderen, om die anderen te overtuigen – omdat hij tenslotte meerderheden nodig heeft.’ Geen enkele voorstander van de huidige ongecontroleerde en massale immigratie is ooit in staat geweest dit te doen. Ze durven de bevolkingen niet te vragen wat ze van deze immigratie denken. Politici (ook Vlaamse en goedbedoelende ministers) hebben hier gefaald. Dit is namelijk niet uit te leggen.
5. Schmidt: ‘De handelende politicus moet niet alleen verantwoording afleggen voor de nagestreefde gevolgen van zijn handelen, maar evenzeer voor de ongewenste gevolgen ervan.’ Vandaag beseffen Merkel en de groen-linkse politici deze ongewenste gevolgen wel, maar het is ondenkbaar dat ze er ooit verantwoording voor afleggen. De schade, zo beseffen ze, is namelijk groter dan inschatbaar. Toch gaan ze door.
6. Schmidt: ‘De handelende politicus moet zich niet alleen voortdurend bewust zijn van zijn eigen feilbaarheid, maar evenzeer van de feilbaarheid van de democratische beslissingen zelf.’ Deze zin alleen al toont aan dat Schmidt een moedig politicus was, die zelfs de democratie in vraag durfde te stellen.
7. Schmidt: ‘Het is ten slotte de plicht van de handelende politicus, elke stap op een lange weg met de ogenmaat van het politiek inzicht juist af te meten.’

Deze beruchte ogenmaat, afkomstig van Max Weber, is natuurlijk een inschatting en een oordeel. Weber had het over deze Augenmass in zijn geschrift over ‘Politiek als beroep‘. Het is in dit opstel dat Weber politiek ook definieert als ‘het boren van harde planken’, das Bohren harter Bretter.* Dat moet je doen, zegt hij (en dat herhaalt Schmidt) met aandacht en ogenmaat. En dat is nu eenmaal niet wat de Duitse politici die de leiding van Europa hebben overgenomen, vandaag aan het doen zijn. Zij volgen een zogenaamd ‘linkse’ politiek.

Met Schmidt en dit soort ‘links’ (of het nu afkomstig is van christendemocraten, groen of socialisten) is het nooit iets geweest. En zal het ook nooit meer iets worden. De rest, bij de uitvaart en in de weekendkranten, is hypocrisie. Gelukkig is hij der Macher geweest. God sture ons opnieuw zo’n Macher!

______________

* Alludeert op de uitdrukking ‘das Brett bohren, wo es am dünnsten ist’: het zich makkelijk maken, de weg van de minste weerstand kiezen. (nvdr)

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.

Commentaren en reacties