JavaScript is required for this website to work.
post

‘De auto mijn vrijheid’?

Neen, maar met rekeningrijden alleen komen we er niet

ColumnJohan Sanctorum9/4/2019Leestijd 5 minuten

foto © Reporters

Herdenken van maatschappij, mobiliteit, wonen/werken/leven en levensstijl: het grotere plaatje ontbreekt vooralsnog.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Gisteren nog eens Jean-Marie Dedecker aan het werk gezien in Terzake, over het rekeningrijden. In een debat met mobiliteitsexpert Stef Proost (KULeuven) kon Jean-Marie nog eens flink foeteren dat de auto de eeuwige melkkoe is en dat het om puur pestgedrag gaat jegens de automobilist. Dat van die melkkoe klopt natuurlijk, de overheid verdient een pak aan brandstofaccijnzen, verkeersbelasting en dies meer, en rekeningrijden doet er nog een schepje bovenop. Zo zegt het Vlaamse buikgevoel. Interessanter was de filosofische bedenking die Dedecker tussen neus en lippen blies: ‘We hebben de auto nodig: het behoort tot onze cultuur, het is een stuk van onze vrijheid.’

De mythe van de jager/ruiter

Zou dat echt zo zijn? Hebben we de auto nodig, gewoon als cultureel erfgoed én voorwaarde om de vrijheid te beleven? Het is maar hoe je dat bekijkt. Jean-Marie reed zonder morren 130 km, van Middelkerke naar de Reyerslaan, zo gaf hij zelf aan, om Kathleen Cools een kwartier te woord te staan. Hij moet een flink stuk in de avondfile gestaan hebben. Naar het schijnt met een BMW en een goede geluidsinstallatie, dat scheelt wel, maar toch. Bestaat er dan geen mogelijkheid om te streamen en videogewijs van mening te wisselen zonder dat iemand in de auto moet stappen?

Ja, dat bestaat zeker, maar gewezen judoka Jean-Marie wil Kathleen in de ogen kijken, ruiken, en dat is een eerbare ambitie, mits voldoende make-up moet dat meevallen. Voor de kijker maakt het geen verschil, ik zou alvast bedanken: gesteld dat Kathleen of Phara me zouden vragen, zou ik nooit naar die VRT-studio rijden. Dat versterkt alleen maar het bubbelgevoel van de openbare omroep dat de wereld rond hem draait, en dat iedereen op afroep daar moet verschijnen. Zou een opiniemaker ooit wel eens zeggen: ‘Sorry Kathleen, het past me niet, en ik ga voor jou niet urenlang in de file staan’? Neen dus, want het kenmerk van opiniemakers is net dat ze op afroep beschikbaar zijn om de scenario’s te spelen die in de redactielokalen zijn uitgewerkt.

Maar die vrijheidsbeleving op vier wielen dus. Nog altijd tonen alle autoreclames ongerepte landschappen, weidse vergezichten en lege asfaltwegen waarop een bolide zich helemaal kan uitleven. Dit appèl aan de jager/ruiter in de automobilist, ook terugkerend bij de obligate babes in het autosalon, is op mannenmaat gemaakt, echte mannen dan zoals Jean-Marie Dedecker. Jammer genoeg is die jagersmythe al lang vastgelopen in de blubber van de 21ste eeuwse verkeerscongestie: de auto is vandaag iets dat grotendeels tuffend aanschuift in een kilometers lange trein, maar de reclame toont nog steeds een andere wereld. Het summum van belachelijkheid is dan de stoere SUV, bijna een tank die helemaal klaar is om de wilde natuur in te gaan en het zand eens goed te doen stuiven terwijl, helaas, ook dit stalen superros gedoemd is om stil te staan en af en toe eens tien meter vooruit te geraken. Met dubbele uitlaat weliswaar.

Het blijkt een hachelijke zaak om dat dwanggedrag te doorbreken, afgezien van het feit dat mensen een auto nodig hebben om op hun werk te geraken omdat het openbaar vervoer niet deugt. Maar volgens Jean-Marie Dedecker zit het dus in onze cultuur en zijn we gedoemd om alsmaar meer asfalt en beton te gieten teneinde van onze vrijheid te kunnen genieten. De vrijheid om stil te staan, want bredere wegen trekken nog meer auto’s aan, het is een straatje zonder eind.

Anders gaan werken en leven

Reporters

Wat ons weer op het rekeningrijden brengt. Eerst even in eigen boezem kijken alvorens we kwaad worden op Ben Weyts. We willen allemaal een degelijke auto die toch al snel 20000 euro kost, we dokken met de glimlach af voor de jaarlijkse verzekering, de periodieke keuring, tachtig euro voor een volle tank, we betalen zonder morren de garagist voor het periodiek onderhoud, we gaan er ook mee op vakantie en staan aan te schuiven aan de Franse péages,.. maar betalen voor het gebruik van ons wegennet (mits afschaffing verkeersbelasting)? Neen, dat willen we niet, dat is ‘pestgedrag’.

Terwijl in alle eerlijkheid de logica zelf zegt –en ook daar zijn experts eenstemmig over-: 1) rekeningrijden moet zoveel mogelijk mensen uit de pieken halen die er niet horen en 2) de opbrengst moet volledig gaan naar een echte uitbouw van een betrouwbaar, kwaliteitsvol en voordelig openbaar vervoer. Zonder dat laatste is het boter aan de galg, dat tonen alle voorbeelden in het buitenland. Als randbewoner geraak ik op een half uur in hartje Brussel door tot aan het metrostation in Oudergem te rijden en vandaar gaat het vliegensvlug. Jammer genoeg is de bereikbaarheid vanuit Overijse zelf naar dat metrostation ondermaats, en is het dus een tijdje bumperen op de E-411. Het zou een politieke reden hebben, men wil de Vlaamse rand niet teveel ‘verbrusselen’ door bijvoorbeeld een metrolijn of een expressnet per spoor uit te bouwen (het fameuze Gewestelijk ExpressNet dat er maar niet komt). Fout gedacht: de E-411 zit toch elke morgen vol, want Brussel is nu eenmaal de plek waar een hoop mensen die er niet wonen een job hebben.

Maar wat de vrijheidscultuur van Jean-Marie betreft: er is geen enkele objectieve reden (meer) om die met de auto te verbinden. Om de vijf minuten een snelle verbinding kunnen nemen van de ene kant van een stad naar de andere, en om het half uur een sneltrein van de ene stad naar de andere, dat noem ik pas vrijheid. Wat is er nu ‘vrij’ aan uren in een file staan? Mensen die vier uur per dag aan woon-werkverkeer doen (dat is geen uitzondering), hebben per jaar, na aftrek van vakanties, zo’n vijftig (!) dagen in de auto doorgebracht, grotendeels bumperend. Dat is absurd. Rekeningrijden alleen zal daar echter weinig aan veranderen voor wie sowieso om 9u ter plekke moet zijn. Dus moeten we onze mobiliteit herorganiseren en is, naast openbaar vervoer, decentralisatie en het verregaand herdenken van woon/werkverkeer de boodschap. Dat houdt bijvoorbeeld in dat een stad als Brussel ‘ontvet’ wordt en allerlei diensten in de provincie worden gehuisvest waar werknemers dichterbij kunnen wonen.

Wonen in Ieper en gaan werken in Brussel is gewoon absurd, met welk vervoermiddel ook. De modernistische visie op de stad als enorm landelijk aanzuigpunt van economische activiteit (vooral dienstensector) is achterhaald. De stad van de toekomst is een ‘stille’ stad waar zelfs micro-agrarische activiteit plaats grijpt en het woon-werkverkeer vooral lokaal is. Bedrijven dicht bij de mensen dus, en omgekeerd. Met zin voor flexibiliteit, thuiswerk, digitale communicatie. Met als einddoel: een nieuwe, meer harmonieuze relatie opbouwen tussen werken en leven, weg van de rat race waarin we vandaag willens nillens rondjes draaien.

Tijd voor groen-rechts?

Reporters

Ben Weyts is de pineut van het verhaal

Jammer dat een partij als de N-VA daar geen breder verhaal over heeft, en nu maar snel bakzeil haalt over die kwestie van het rekeningrijden. Een bredere visie op maatschappij, cultuur en mobiliteit is politiek echt nodig, en niet alleen vanuit een links maakbaarheidsdenken. De vergroening is aan een grote inhaalbeweging toe bij rechts, waar nog teveel Vlaamse kruidenierslogica de overhand heeft. De manier waarop men het ‘klimaatalarmisme’ en de bezorgdheid van de jeugd omtrent een planetaire catastrofe ridiculiseert, is typerend voor het chagrijn van de oude man. Edoch, men hoeft het monopolie op duurzaamheid en milieubewustzijn niet aan links over te laten. Tegenover het ecologisme van de regelneverij en het verboden vuurtje-stook moet een positief verhaal groeien van zorgzaamheid, levenskwaliteit en langetermijndenken omtrent wat we onze kinderen en kleinkinderen nalaten.

Een jaar geleden kaartte Bart De Wever het rekeningrijden zelf aan op een VOKA-debat. Vandaag wordt het idee gedumpt, vermoedelijk na het vaststellen van te weinig ‘draagvlak’. Deze bocht is zonder meer een affront voor Vlaams verkeersminister Ben Weyts, de eigenlijke pleitbezorger en de enige N-VA-‘groene’ naast de aftredende Jan Peumans. Helaas, als de N-VA de ecologische bocht niet maakt, voorzie ik binnen korte tijd de oprichting van een groen-rechtse formatie, waar kiezers een onderdak vinden die met natuur, welzijn, milieu en duurzaamheid begaan zijn, zonder er het multiculturele Calvonisme hoeven bij te nemen. Het leeft bij jongeren, dat weet ik zeker. Niet bij krokodillen als Jean-Marie, met alle sympathie: voor zo’n ego moet er een plek, desnoods een hele strook voorbehouden blijven op de E40, in naam van de vrijheid, en liefst zonder één enkele flitspaal. Al was het maar om de VRT-studio’s bereikbaar te houden.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties