JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

De culturele elite en de democratie

Weimar, de les die niet werd geleerd

Miel Swillens20/3/2016Leestijd 3 minuten

Het buikgevoel en de voeten van de elite

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De machtsovername door Hitler maakte een einde aan het korte bestaan van de Weimarrepubliek (1919-1933). De nazi’s verafschuwden de Weimarrepubliek, wat geen verwondering mag wekken. Ook de communisten haatten de republiek, wat al evenmin verwondert. Maar wat verbaast is de virulentie waarmee schrijvers en kunstenaars zich tegen Weimar keerden. Hoe valt die te verklaren?

De gruwel van de Eerste Wereldoorlog had bij de culturele elite een psychologische ravage aangericht. Dat leidde bij de enen tot narcistisch nihilisme, bij de anderen tot geloof in de communistische utopie. Sommigen slaagden er zelfs in beide te combineren. Maar over één ding waren ze het allen eens: de Weimarrepubliek was een verachtelijke ‘bourgeoisdictatuur’.

Schrijvers en kunstenaars verlustigden zich in een niets of niemand ontziende aanval op de prille republiek. Politici en vakbondsleiders werden op de korrel genomen, en alle democratische instellingen met de grond gelijkgemaakt. Vooral het leger en de militairen moesten het ontgelden. ‘Soldaten zijn moordenaars’ verkondigde de satiricus Kurt Tucholsky, en ‘er is geen enkel militair geheim dat ik niet bereid ben aan het buitenland te verraden’. Geen enkele politieke partij vond genade in hun ogen behalve de KPD, de Kommunistische Partei Deutschlands.De sociaaldemocraten werden uitgespuwd om hun compromisbereidheid, en afgeschilderd als bekrompen ‘kleinburgers’. Dat Stalin hen als ‘sociaalfascisten’ bestempelde speelde ook mee.

Vanwaar die afschuw voor de Weimarrepubliek? Schrijvers en kunstenaars koesterden een obsessieve haat voor de bourgeoisie, de klasse waar – op weinig uitzonderingen na – zijzelf toe behoorden. Die haat had iets pathologisch, en ging samen met een troebel schuldgevoel en een hunkering naar zelfkastijding. Maar wat zeker ook een rol speelde was de romantische mythe van de fijnbesnaarde kunstenaar met zijn verheven idealen, tegenover de onbehouwen bourgeois met alleen maar cijfers in zijn hoofd. Voor velen was épater le bourgeois een welhaast zinnelijk genoegen. De breuk met de eigen klasse werd meestal bezegeld met een engagement aan de zijde van het wereldcommunisme.

Maar wanneer het erop aankwam de daad bij het revolutionaire woord te voegen, leden heel wat literaire coryfeeën aan een bevreemdende schizofrenie, blijkt uit hun levensloop. Na Hitlers machtsgreep namen tal van auteurs begrijpelijkerwijs de wijk naar het buitenland. Maar wat minder te begrijpen valt, is dat diegenen die de Sovjet-Unie hadden opgehemeld als het land van de toekomst en de ‘ware’ vrijheid, toch niet die richting uit vluchtten.

Romancier en toneelauteur Lion Feuchtwanger, die had verkondigd dat de vrijheid in het Westen alleen maar schijn was, en de echte vrijheid in Rusland te vinden was, vluchtte in 1940 via Spanje en Portugal naar de Verenigde Staten en vestigde zich in Californië (Los Angeles).

Heinrich Mann, broer van Thomas en zelf ook schrijver, die in lyrische bewoordingen zijn liefde voor de Sovjet-Unie en Jozef Stalin had uitgedrukt, vluchtte in 1940 via Spanje en Portugal naar de Verenigde Staten en vestigde zich eveneens in Californië (Santa Monica).

Bertolt Brecht, de grootmeester van het marxistische leertheater reisde na een omzwerving door Europa van Moskou naar Vladivostok, en nam daar de boot naar, alweer Californië (Santa Monica).

Dat zijn enkele voorbeelden uit een lange rij. Om Lenin te parafraseren: wanneer de nood aan de man kwam, stemden die links geëngageerde literatoren met hun voeten voor de grootste westerse democratie en niet voor Stalins paradijs. Het was alsof ze visceraal iets wisten dat ze in hun hoofd niet durfden denken. Laten we zeggen dat hun buikgevoel – vandaag ten onrechte verguisd – het bij het rechte eind had. Maar eens ze zich in de Verenigde Staten opnieuw veilig voelden, keerde hun ideologische waan samen met hun niet geringe eigendunk prompt weer terug.

Feit is dat de Duitse culturele elite in haar afwijzing van de Weimarrepubliek de ‘objectieve bondgenoot’ werd van zowel communisten als nationaalsocialisten. De Weimardemocratie bracht een in Duitsland nooit eerder geziene vrijheid, maar schrijvers en kunstenaars hadden het moedwillig over een ‘dictatuur’ die nauwelijks van het fascisme te onderscheiden viel. Hoe konden zij zich zo ‘vergissen’? In feite waren ze het slachtoffer van hun eigen retoriek en hun ideologische waanvoorstellingen. Die hadden de werkelijkheid uitgewist en een virtuele realiteit geschapen.

De culturele elite was in hetzelfde bedje ziek als de intelligentsia. Beide begrippen overlappen elkaar grotendeels, al is niet elke kunstenaar een intellectueel. Maar schrijvers zijn dat meestal wel en beschouwen zichzelf ook als dusdanig. In hun ijver een utopisch ideaal af te dwingen (zie mijn artikel De intelligentsia en de democratie) hielpen ze mee aan de vernietiging van de jonge republiek en verleenden ze hand-en-spandiensten aan het totalitarisme van links en van rechts.

In Before the Deluge, een fascinerend portret van Berlijn in de jaren 1920, laat de Amerikaanse journalist en historicus Otto Friedrich een gelouterde ex-communistische intellectueel aan het woord: ‘De culturele elite, Bertolt Brecht bijvoorbeeld, snapte echt niet wat er aan het gebeuren was. Wat het meest frappante was aan gans die Weimarperiode, was de kloof tussen de kleine minderheid van intellectuelen en de algemene stemming in het land.’

Met historische vergelijkingen moet je uitkijken, maar zijn er geen parallellen te trekken met vandaag?

Miel Swillens is een Vlaamse columnist en oud-medewerker van het weekblad Tertio. Hij studeerde Germaanse filologie aan de RUG en is een oud-leraar van het Sint-Jozef-Klein-Seminarie in Sint-Niklaas en ook van de Vrije Handelsschool Sint Joris in Gent. Hij schreef in het verleden teksten voor Miek en Roel, zoals Het Verdronken Land Van Saeftinge (1970) en Het Land Van Nod (1970). Miel overleed in augustus 2017.

Meer van Miel Swillens

De auteur van dit essay Jan-Werner Müller is hoogleraar politiek aan Princeton University, maar werkt momenteel als onderzoeker rond het thema populisme aan de universiteit van Wenen. Wat is populisme? is gebaseerd op lezingen die Müller gaf aan het Weense Institut für die Wissenschaften vom Menschen en draagt daar ook de sporen van. Een vlot leesbare tekst kan je het niet echt noemen. Daarvoor is de toon en de aanpak te academisch. Of wat dacht je van volgende zin?

Commentaren en reacties