JavaScript is required for this website to work.
post

Enter: Introibo ad altare Illuminationis

De doodstraf. Waarover men niet spreekt (1)

Wim van Rooy18/3/2018Leestijd 6 minuten

In deel één van een zesdelig essay beschrijft Wim van Rooy enkele gevolgen van de hedendaagse, doorgeschoten politieke correctheid.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Was het misschien sinds de Britse historicus Jonathan Israel in het begin van deze eeuw zijn bekendste en erg succesrijke werk in drie delen over de Verlichting liet verschijnen dat het hek van de dam was? Zowat iedereen begon over die periode te reflecteren, ook al had bij mijn weten niemand de drie studieuze delen vol interessante details en de vaak kritische commentaren erop gelezen. Laat staan zijn uitgangspunt over de radicale Verlichting.

Enkele interessante overzichten

Al veel vroeger echter waren er steengoede werken over die periode in het licht gegeven. Ik noem er, naast Jonathan Israel, vier erg lezenswaardige, maar vooral: fundamentele. Ik ben ervan overtuigd dat het de invalshoeken van deze vier werken zijn die ons het hoogstnoodzakelijke inzicht moeten bezorgen dat vandaag in bijna ieder debat ontbreekt. Immers, als het over de Verlichting gaat, vliegen de clichés je om de oren, samen met de domme ideés reçues en de modieuze aftreksels die erover gepubliceerd worden (en nog bekroond worden ook!). Want over de Verlichting hebben de meeste opiniemakers helaas geen idee.

De Duitse filosoof Ernst Cassirer schreef Die Philosophie der Aufklärung (1932). Het is een heldere en relatief makkelijk te lezen beschrijving van de Wirksamkeit van de Verlichtingsideeën op elk belangrijk gebied, eerder dan een afzonderlijke analyse van de filosofie van de Verlichters. Er is het erudiete en lekker weglezende La pensée européenne au XVIIIe siècle: de Montesquieu à Lessing van Paul Hazard uit 1946. David Sorkin publiceerde in 2008 het merkwaardige en wat recalcitrante The Religious Enlightenment, een werk dat probeert via een aantal minder bekende auteurs (William Warburton, Jacob Vernet, Siegmund Jacob Baumgarten, Moses Mendelssohn, Adrien Lamourette) aan te tonen dat de Verlichting ook een religieuze inslag had, en er is ten slotte het werk The Enlightenment (twee delen, 1966 en 1969) van Peter Gay dat een mooie en erg leesbare inkijk geeft in zowat alle aspecten van de Verlichting, een begrip dat vandaag wel erg lichtzinnig gehanteerd wordt en dat, zoals nagenoeg alle filosofische of ethische aspecten, door links gemonopoliseerd wordt.

Vernieuwde belangstelling

Of is men dermate intensief bezig met die periode omdat het tribalisme, het islamisme, het identitaire denken en het multiculturalisme ons nopen opnieuw bescherming te zoeken bij rationele denkers van wie, tussen twee haakjes, de meesten toch nog een bepaald godsbegrip hadden? Mysterieus blijft het antwoord op de vraag waarom het progressieve smaldeel van de natie de Verlichting eigenlijk heeft opgegeven (ofschoon men het als verdedigingswal nog altijd opwerpt tegen zogenaamd rechts, door links volgens een bepaald maoïstisch ritueel steevast extreemrechts genoemd) en waarom het zich in de armen van het cultuurrelativisme heeft geworpen.

Het is een vraag die bijna onbeantwoord moet blijven want een zinnige uitleg is er uiteindelijk niet. Enkel de ordinaire argumenten die we allen al zo lang kennen en die elke dag weer tegengesproken worden. De tijdgeest die al zo lang door links wordt gedomineerd brokkelt echter af. Die tijdgeest heeft elke rationaliteit en elk gezond verstand ter zake uitgeschakeld en leeft alleen nog op hyperhumanistisch-sentimentalistische steroïden.

Maar er is nog iets anders. De algemene idee van de Verlichting kwam erop neer alles in vraag te mogen stellen, het eigen verstand te durven gebruiken (sapere aude!), ook de héél ongemakkelijke vragen niet uit de weg te gaan, taboes te doorbreken en zeker geen nieuwe te creëren. Nog anders geformuleerd: de Verlichting was een oproep om een vrije geest te worden. Zo gaat immers de mantra, zo wordt ons aangeleerd (tot in de eindtermen toe!). We moeten dus kritisch zijn, maar het resultaat van dat vrije nadenken, dat rare species waarvan de zinnen vrij zijn, moet men vandaag met een vergrootglas zoeken, want er is in de leegte van de postmoderniteit maar één rede toegelaten: die van de progressistische vulgaat. We leven vandaag immers in de politiek correcte contra-Verlichting, de tegen-rede, de contrarevolutie tegen de rede, zoals het destijds geformuleerd werd door de Nederlandse wiskundige, fysicus en ethicus Wim Rietdijk, die in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw als vrije geest door de mainstream media elke dag gedemoniseerd werd. Toen al.

Jan Campert, de slavernij, plaasmoorde, IQ

De Nederlandse dichter Jan Campert (in 1943 in concentratiekamp Neuengamme gestorven, vader van dichter Remco Campert) schreef aan het eind van zijn bekende gedicht Verzet begint niet met grote woorden: ‘Jezelf een vraag stellen/daarmee begint verzet/en dan die vraag aan een ander stellen.’ Dat advies is men vandaag een beetje vergeten.

Stel dat men vandaag iets over de slavernij zou willen vragen en men niet pavloviaans (slaafs!) zou refereren aan de VOC of aan de Amerikaanse of Braziliaanse plantageslavernij, maar wel aan de Afrikaans-Arabische slavernij, het onderonsje tussen de leider van de stam en de Arabische slavenhandelaars, aan datgene wat de Frans-Senegalese antropoloog Tidiane N’Diaye ‘le génocide voilé’ noemt; stel dat men wat ongemakkelijke waarheden wil zeggen over de Amerikaanse burgeroorlog, bijvoorbeeld dat de Amerikaanse slavernij in het Noorden begon en de beweging tot afschaffing ervan in het Zuiden.

Stel dat men het over het zwarte racisme in Afrika zou willen hebben en de vele afgrijselijke moorden (plaasmoorde) op blanke boeren (voor de Nederlandse policorbobo’s: witte boeren); stel dat men zich afvraagt of de absolute gelijkwaardigheid van mensen vol te houden is omdat in dat geval Hitler en de gekke Desmond Tutu evenveel waarde zouden incarneren. En bedenk even dat men zich de ongemakkelijke vraag zou stellen of het IQ niet alleen persoonsgebonden maar misschien ook gerelateerd aan volkeren of continenten zou kunnen zijn en of het dan niet zou kunnen dat Aziaten en Joden een gemiddeld hoger IQ hebben dan blanken (witten dus), of dat het Boasiaanse dogma dat uitgaat van minimale genetische verschillen tussen ‘rassen’ misschien toch niet zo solide is. De rest van de vraag mag u zelf invullen.

Links-liberaal fascisme

Stel dat u makkelijk zou kunnen aantonen dat het eertijdse fascisme zich heeft gemuteerd in links-liberaal fascisme, zoals de Amerikaanse politicoloog Jonah Goldberg met verve aantoonde. Stel dat de Black Panthers (over wie pas een film gemaakt werd en over wie Tom Wolfe in 1970 zo heerlijk vilein en profetisch schreef in zijn Radical Chic & Mau-Mauing the Flak Catchers, een must read voor alle gelovigen in het multiculturalisme, want alle perverse multiculti-mechanismen staan er al in beschreven) nu eens gewoon ordinaire fascisten waren en geen vrijheidsstrijders, zoals ze onder anderen door Obama geportretteerd werden. Stel dat men aantoont hoeveel Amerikaanse en Europese progressieven door alle decennia van de twintigste eeuw heen gefascineerd waren door het fascisme (zie de pas ontdekte bewondering van de linkse Nederlandse dichter Lucebert voor het nazisme; vandaag noemt men dat echter een jeugdzonde als het van links komt) en hoe een caudillo als Castro er alle trekken van vertoont.

Stel dat men zich afvraagt of het fascisme niet eerder van linkse signatuur is. Stel dat men volhoudt dat het autoritarisme, dat in de sixties en seventies zo fanatiek door het progressieve denken bekampt werd, vandaag door datzelfde linkse denken — met betrekking tot zowat alle maatschappelijke thema’s — con brio geïmplementeerd wordt, waardoor het in zijn tegendeel is verkeerd: dat progressistische denken is vandaag fascistisch geworden.

Stel dat men aan de linkerzijde eens de ongemakkelijke bedenking zou maken dat het concept ‘populisme’ eerder op de progressistische kunstbobo’s van toepassing is dan op de obligate inquisitieslachtoffers die men voor het gemak populisten noemt, omdat die patserige creatievelingen en hun conceptueel taaltje met hun amechtige en opzichtige kunst gretig willen aansluiten bij het ‘lage’ (vulgaire rap of kakmachine bijvoorbeeld), of bij de doorzichtige postmoderne radical chic: het dramaturgisch verkleden van klassieke personages naar obligaat-progressief bijvoorbeeld (Schubert in tennis- of George Sand in strandkledij). Dat artistieke populisme wordt nooit in vraag gesteld. Stel dat men aan de vrijmetselarij eindelijk eens zou vragen waarom ze zo bedeesd blijft ten opzichte van de islam terwijl ze dat vroeger nooit was ten opzichte van het katholicisme.

Kolonialisme

Stel dat men zich afvraagt of het latere kolonialisme (dus niet het misdadige kolonialisme van de negentiende en een stuk van twintigste eeuw) misschien toch niet meer heeft gebracht aan voorspoed en werkbare instituties dan wat we nu aan lamentabels zien in vooral Afrikaanse landen, en stel dat men voorzichtig zou voorstellen ze opnieuw en ten dele met dat werkzame en fatsoenlijke kolonialisme te injecteren in plaats van de omgekeerde beweging te maken en Europa te ‘afrikaniseren’ (dixit Finkielkraut). Dat soort blanke kolonialisme bracht ze namelijk meer voorspoed en stabiliteit dan de permanente malaise en moordzucht waarin ze nu al decennia vertoeven — zoals hoogleraar Bruce Gilley van Portland State University in Oregon voorstelt in zijn klemmende artikel The Case for Colonialism, een wetenschappelijke paper die door zijn uitgever na heftige aanvallen van het politiek correcte fascisme werd teruggetrokken.

Wie het kolonialisme in zekere zin nabootste, zoals Singapore of Botswana, ging er immers danig op vooruit. Wie het antikolonialisme omarmde, zeker in Afrika, verwoestte zijn land omdat nationalistische elites en derdewerelddespoten een beroep deden op ongeletterden, die uiteindelijk elk rationeel denken, elk goed bestuur, alle pluralistische instituties en de hele economie ruïneerden, met miljoenen tribale slachtoffers tot gevolg. Belangrijke coryfeeën als de Nigeriaanse schrijver Chinua Achebe, de Keniaanse auteur van kinderboeken Charity Waciuma, de Zuid-Soedanese dichter Taban Lo Liyong, de Tanzaniaanse sociaalwetenschapper Godfrey Mwakikagile, Nobelprijswinnaar literatuur Woyle Soyinka spraken zich allen gunstig uit voor een of meer aspecten van het kolonialisme en vroegen expressis verbis het kind niet met het badwater weg te gooien.

Mogen we nog ongemakkelijke vragen stellen?

Afrikaanse studenten noemden de backlash tegen Gilley anti-intellectualistisch en zagen in de vileine campagnes tegen zijn persoon een aanval op de academische vrijheid. Die staat zowel in de VS als in Europa danig onder druk, wonderlijk genoeg ook, en misschien wel in de eerste plaats, in academische gremia die ooit als bakermat van de freedom of speech golden, zoals Berkeley en Oxford, waar een hoogleraar als Nigal Biggar, een absolute autoriteit inzake ‘the ethics of empire’, aandacht vroeg voor enkele positieve facetten van het Engelse imperialisme en daardoor direct een heksenjacht op zijn persoon ontketende. Het geeft wel de enorme kracht aan van het nieuwe fascisme, dat zich als antifascisme heeft vermomd en dat in een aanval van politiek correcte hysterie zelfs zaken als voeding, gezondheidszorg of (witte!) cursussen wil ‘dekoloniseren’!

Zeker is echter, dat degene die ongemakkelijke vragen oprecht stelt, de vigerende orthodoxie ter zake in vraag stelt of morrelt aan de conventional wisdom, een morele paria wordt of met de dood bedreigd wordt, of zijn artikel moet intrekken – en we kennen de moord- en censuurlust van het politiek correcte denken. De kogel en het moorddadig gehuil van de laatste decennia, kortom het fascisme, kwamen immers altijd van links.

Wim van Rooy (1947) is publicist en essayist. Hij is licentiaat Letteren en Wijsbegeerte afdeling Germaanse Filologie en licentiaat Zweedse Taal- en Letterkunde (RUGent, 1971) - bijkomende specialisatie: godsdienstwetenschap. Hij is auteur van o.a. ‘De malaise van de multiculturaliteit’ en ‘Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam’.

Commentaren en reacties