JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

De groene mens als eeuwige adolescent

Deel 4 van een vierdelig essay over de 'groene' stad

Wim van Rooy13/10/2017Leestijd 3 minuten

In het slotdeel van zijn essay fileert Wim van Rooy de groene mens die op zijn eigen paradox reageert met een fascististische modus operandi.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De groene mens als eeuwige adolescent laboreert aan vele paradoxen: hij wil de ‘kleinheid’ maar hij wil ook graag baden in het kosmopolitisme van de grootstad en van de hele wereld, waar hij dan vreemd genoeg opnieuw het ‘small is beautiful’ en het nabije verkiest. Hij is een oikofoob met een klein hart. Met zijn grote hart oreert hij over vluchtelingen maar zijn échte hart neemt de vermeende sukkelaar toch liever niet in huis. Er zijn blijkbaar twee kamers in zijn hart, zoals Faust optekende over de twee zielen in zijn borst. Zijn universalisme beperkt zich tot de preekstoel, want in de eigen biotoop heerst het libertaire (plezante) individualisme. Zijn universalisme is een uitvergroot nationalisme, zoals ook bijvoorbeeld de EU haar eigen bureaucratische en erg directieve nationalisme creëert.

Totale broederschap

De groene mens bedreigt Europa omdat zijn wil tot zelfbevestiging enorm verzwakt is. Hij houdt zich immers nog slechts bezig met het zwakke denken en met kokette randverschijnselen waarvan hij denkt dat ze wezenlijk zijn. Zijn humanisme komt neer op een totalitaire broederschap: und willst du nicht mein Bruder sein, so schlag ich dir den Schädel ein, zoiets (antifa’s hebben inderdaad vaak knuppels bij zich). Het zogenaamde humanisme van de groenen gaat vandaag door zijn laatste stadium: dat van moreel nihilisme dat zich vermomt als uitzonderlijk betrokken. Nihilisme als laatste stadium van het groendenken, om Lenin te parafraseren.

Neofascistisch vrijetijdskapitalisme

Maatschappelijk beschouwd viert groen, ondanks de schijn van het tegendeel, het libertair-liberale, de uitlaatklep van de ‘68’ers, maar tegelijk ook van het amechtige kapitalisme dat op die manier een nieuwe markt kon aanboren. Samen organiseerden ze het ‘vrijetijdskapitalisme’: algehele permissiviteit qua leisure time met zijn ‘conspicuous consumption’ (Thorstein Veblen) en zijn levensdesign, maar repressiviteit, miserie en burn-out in en via de arbeidsverhoudingen. De nu helaas vergeten Franse marxist Michel Clouscard schreef er destijds heel rake dingen over in zijn Néo-fascisme et idéologie du désir (1973). Dat neofascisme beperkt zich helaas niet tot de psychologische sfeer van het verbruik (ook groenen verplaatsen zich graag met het vliegtuig en hun profeet Al Gore is een grootverbruiker van energie) maar strekt zich vandaag uit tot het vrije woord, dat al langer hoe meer onvrij en gekneveld wordt (vooral door organisaties die er hun hobby van maken, zoals de Arkprijs van het Vrije Woord, waarvan het comité alleen nog degenen bekroont wier woord juist héél vrij is). Daarbij worden ze flink geholpen door de arrogante quislings van Google. En weer is er die paradox: onze groene universalisten, die uiteraard geen enkele kennis hebben van het ware kosmopolitisme van de antieke Stoa, zijn eigenlijk globalistjes sui generis voor wie de wereld een kokette speeltuin is en die en passant het vrije woord graag voor zichzelf reserveren. Ook zij zijn volgers van Stalin: hun tegenstrevers moeten in een nieuwe heksenjacht worden weggeretoucheerd, monumenten moeten worden neergehaald (Orwell in 1984: ‘…. Every record has been destroyed or falsified, every book rewritten, (…), every statue has been renamed…’). En zoals Stalin brandmerken ze iedereen die niet denkt zoals zij met het ergste scheldwoord denkbaar: fascist, nazi, racist – de keus is wel beperkt.

Het laatste stadium

Het is nu wachten op het laatste stadium: de boekverbrandingen. En mochten deze reactionaire beeldenstormers klimaatsceptici de mond kunnen snoeren, dan deden ze het met fanatieke verbetenheid, wat helaas al vaak gebeurt aan westerse universiteiten via het soort geweld dat eigen is aan het fascisme. Islamcritici noemen ze zonder enig fatsoenlijk argument graag islamofoben, een concept dat we gelukkig nog niet terugvinden in het grote naslagwerk van de psychiatrie, de DSM met zijn ‘mental disorders’…

Fascistische modus operandi

Belangrijke segmenten van groen en rood hanteren vandaag de modus operandi van het fascisme: intimidatie, blinde terreur en bruut geweld, censuur en Berufsverbot. Het zijn vermomde (vaak letterlijk!) neostalinisten, averechtse fascisten, fascisten vermomd als antifascisten. Alexandr Solzjenitsyn, Jean Raspail, George Orwell, Michel Houellebecq, Alain Finkielkraut, Rachid Kaci, Chantal Delsol, Pascal Bruckner, Boualem Sansal, Wafa Sultan, Ibn Warraq, Malika Sorel, Hamed Abdel-Samad, Bassam Tibi en andere ervaringsexperten zijn ieder op zijn of haar wijze de Cassandra’s van deze lichtzinnig-apolitieke tijd, maar deze trouble-fêtes worden niet aangehoord, laat staan begrepen. Ze worden eerder verraden. De nieuwe samizdat is tot nog toe het enige verweer gebleken tegen de leugenpers – zolang Zuckerberg en het pervers-infernale trio Facebook, YouTube, Google het toelaten tenminste, want het ziet ernaar uit dat de deugmensen die het internet organiseren ‘hate speech’ alleen maar bij rechts (meestal extreemrechts genoemd; het is immers de taal van het vierde rijk) kunnen vinden en nooit bij links of de islam. Zo wordt uiteindelijk ook het digitale gedhimmiseerd en dichtgetimmerd.

Groene tuin vol censuur

Il faut cultiver notre jardin, schreef Voltaire, maar de manier waarop de groenen deze uitspraak zonder enige tegenspraak in praktijk proberen te brengen is eerder catastrofaal dan probleemoplossend; voor de Stoa was de tuin ‘a sanctuary’, maar wat de gonzo-groenen uitvreten, hadden de stoïsche filosofen zelfs in hun stoutste dromen niet kunnen bedenken. Voor de epicureeërs was de tuin het oord waar de paressia kon bloeien, de vrijmoedige en eerlijke taal, maar juist die taal wordt door groen gecensureerd. Eigenlijk is de tuin of het groen hun ding niet, maar ze beseffen het nog niet.

Wim van Rooy (1947) is publicist en essayist. Hij is licentiaat Letteren en Wijsbegeerte afdeling Germaanse Filologie en licentiaat Zweedse Taal- en Letterkunde (RUGent, 1971) - bijkomende specialisatie: godsdienstwetenschap. Hij is auteur van o.a. ‘De malaise van de multiculturaliteit’ en ‘Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam’.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Dit is een tijd voor mensen die over grenzen durven nadenken, die grenzen durven stellen en grenzen bewaken’, pent Mark Elchardus in ‘Over grenzen’. Het werk is ons boek van de week.