
foto: ©WikiMedia Commons
Poitiers is een voorname stad in de Poitou, in het noordwesten van de aloude provincie Aquitaine. Weinig bezoekers weten dat het oudste monument van de stad een hunebed is. De Verhoogde Steen, zo heet deze steen, is al vanouds populair in de plaatselijke traditie, de volksverhalen en het studentenleven. De beroemde Franse schrijver François Rabelais, die in de zestiende eeuw leefde, gebruikte het hunebed als achtergrond voor zijn roman Gargantua en Pantagruel ('Pantagruel'). Ook namen van bekende cartografen en illustratoren…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Poitiers is een voorname stad in de Poitou, in het noordwesten van de aloude provincie Aquitaine. Weinig bezoekers weten dat het oudste monument van de stad een hunebed is. De Verhoogde Steen, zo heet deze steen, is al vanouds populair in de plaatselijke traditie, de volksverhalen en het studentenleven.
De beroemde Franse schrijver François Rabelais, die in de zestiende eeuw leefde, gebruikte het hunebed als achtergrond voor zijn roman Gargantua en Pantagruel (‘Pantagruel‘). Ook namen van bekende cartografen en illustratoren uit onze Lage Landen duiken op in de mysterieuze geschiedenis van deze aloude steen.
Een monument uit het neolithicum
De Verhoogde Steen oftewel de dolmen de la Pierre-Levée, staat, je raadt het, in de rue du Dolmen, in de wijk quartier des Dunes in Poitiers. We bevinden ons hier in de nabijheid van een belangrijke Romeinse heirbaan die liep van Lemonum (Poitiers) naar Lugdunum (Lyon) via Avaricum (Bourges). Het hunebed, 4.500 à 5.000 jaar oud, dateert uit het neolithicum. Het bestaat uit een grote platte steen, een megaliet uit kalkgesteente van zes meter lang op drie meter breed, berustend op vijf pilaren. Het werk van reuzen, volgens de plaatselijke legende. De steen brak in de achttiende eeuw waardoor het hunebed nu deels is ingezakt.
Sint-Radegonde
Het hunebed moet ooit de plaats zijn geweest voor voorchristelijke rituelen. Niet verwonderlijk dat de plaatselijke Sint-Radegonde bij de steen werd vereerd om het heidense karakter van de plek te doen vergeten. Radegonde was een Frankische koning die in de zesde eeuw leefde en in Poitiers werd geëerd en begraven. De traditie wil dat Radegonde de grote platte steen op haar hoofd droeg en de kleine, dragende stenen in haar schort meenam. Ze nam dus even de functie van de reuzen van de legende over na het kerstenen van de site.
Rabelais
De Universiteit van Poitiers, reeds opgericht in 1421, was in heel Europa befaamd. De schrijver en humanist François Rabelais (1483-1553) studeerde er Grieks, Latijn, filologie, rechtsgeleerdheid en geneeskunde. Om hier te kunnen studeren bestond voor de studenten een ongeschreven ritueel. Eerst moesten ze op bedevaart naar de Verhoogde Steen, de platte steen beklimmen en daar eten en drinken.
Wilde bras- en studentikoze drinkpartijen waren wel eens het gevolg. Ongetwijfeld een overblijfsel van voorchristelijke offers ter ere van geliefde overledenen. Want zo’n hunebed markeerde wellicht de plaats van een massagraf. Nog steeds behoren deze rituelen tot de jaarlijkse traditie van de studentenverenigingen in Poitiers.
De reus Pantagruel
De bijzondere plek en de verhalen die er leefden maakten duidelijk indruk op Rabelais. Hij liet zich hierdoor inspireren voor het decor van zijn roman Pantagruel. Het is dus niet de heilige Radegonde maar Pantagruel die het hunebed bouwde, aldus Rabelais. Hij beschrijft hoe de reus Pantagruel een grote rots vastneemt en deze plaatste op steunpilaren midden in een veld. Hij vertelt over scholieren die op het hunebed klimmen en hun naam in de steen kerven. Het is mede dankzij Rabelais dat de Pierre-Levée in heel Frankrijk en elders bekend werd.
Opvallend is dat Rabelais, in de tijd dat hij Pantagruel schreef, in contact stond met studenten afkomstig uit de Lage Landen. Rabelais moet enige notie gehad hebben van onze taal. In hoofdstuk negen van zijn Pantagruel laat hij zijn gezel Panurge in allerlei talen, waaronder het Nederlands, op zijn vragen antwoorden. In de recente Franse uitgave van La Pléiade is dat Nederlands door een slordige Franse zetter een beetje geradbraakt. Maar in de uitgave van de Encyclopedia Brittanica staat het Nederlands van Rabelais heel keurig en verstaanbaar weergegeven:
“Heere, ik ken spreeke anders geen tael dan kersten taele: my dunkt noghtans, al en seg ik u niet een wordt, mynen noot verklaert genoegh wat ik begeere: geef my uyt bermhertigheyt yets, waar van ik gevoet magh zyn.”
Namen op een prent
Niet alleen het werk van Rabelais getuigt dat studenten en docenten uit de Lage Landen aan de universiteit van Poitiers studeerden en het hunebed bezochten. Ook een mooie, zestiende-eeuwse gekleurde gravure van de Verhoogde Steen van Poitiers, illustreert dit. De prent werd gepubliceerd in de stedenatlas van Braun en Hogenberg.

Prent van Joris Hoefnagels met namen van Vlamingen en Nederlandse teksten in het hunebed gekerfd.
Voor de liefhebbers: de uitgave draagt als titel Civitates orbis terrarum en is 1596/97 in Keulen uitgegeven. Het is van de hand van de talentvolle Antwerpse schilder en illustrator Joris Hoefnagels (1542-1600). Zij toont drie personen die hun namen kerven in het hunebed terwijl twee andere wijzen in de richting van de stad Poitiers.
Naast de melding van jaargang 1651 zijn de volgende namen van studenten te lezen: Guillaume Mostaert uit Antwerpen, Jan van Bloemendaal uit Vianen en ook Robert van Haeften en Hubert Jansz. Van Giffen. Wellicht later werden de namen van Mathias Quad en Johan Sadeler nog toegevoegd. Enkele namen op de tekening zijn deels of helemaal onleesbaar. Men weet dat deze studenten van bij ons niet in Poitiers maar in Bourges studeerden. De excursie naar het hunebed van Poitiers was dus ook een traditie voor de studenten vanuit andere universiteiten.
Cartografen uit de Lage Landen
Nog meer sprekend zijn, naast de naam van Hoefnagels, de patroniemen van bekende cartografen, illustratoren en uitgevers uit onze Lage Landen: Frans Hogenberg uit Mechelen (1535-1590), Abraham Ortelius uit Antwerpen (1527-1598), Gerard Mercator uit Rupelmonde (1512-1594), en Filips Galle uit Haarlem (1537-1612).
Blijkbaar brachten onze meest getalenteerde cartografen in 1560 een bezoek aan het hunebed van Poitiers. Bezochten ze de universiteit van Poitiers om er lessen te volgen en/of te geven? Men weet het niet met zekerheid maar het is waarschijnlijk. 563 jaren later zijn de inkervingen met hun namen verdwenen. Franse specialisten beweren dan nogal makkelijk dat deze graffiti nooit hebben bestaan. Joris Hoefnagels zou deze namen op zijn tekening hebben gefantaseerd. Maar waarom zou hij dat gedaan hebben, precies op deze prent? Vreemd standpunt van de Fransen als men leest dat het inkerven van namen op het hunebed een traditie was. En dat ook Rabelais er melding van maakt. Het antwoord zal er wellicht niet meer komen, maar het zoeken ernaar maakt het vak geschiedenis zo spannend.