JavaScript is required for this website to work.
Communautair

De kaakslag voorbij

Pleidooi voor rationeel nationalisme

Freek Niesten14/7/2018Leestijd 5 minuten
Freek Niesten

Freek Niesten

Vlaams-nationalisten moeten leren zichzelf te relativeren, een kwinkslag te hanteren, in plaats van zich zo ernstig te nemen, vindt N-VA’er Freek Niesten.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Eergisteren las ik het opiniestuk ‘Mag ik nog een Vlaming zijn? En wil ik dat nog wel zijn?’ van Anouk Torbeyns op VRT.be, waarin ze zich de vraag stelde of ze zich nog wel Vlaming mocht voelen, maar ook of ze zich Vlaming wilde voelen. Ik voelde me in ieder geval onmiddellijk aangesproken: De aangehaalde anekdotes, zoals de terughoudendheid ten aanzien van alles wat enigszins met flamingantisme geassocieerd kan worden, maar ook hoe het woord ‘Flamand’ te pas en te onpas pejoratief wordt gebruikt waren opvallend herkenbaar, ondanks onze verschillende achtergronden. Naar aanleiding van dit artikel kruip ik in mijn pen om mijn eigen ervaringen en de antwoorden die ik vond toen ik met dezelfde valide vragen worstelde te delen, maar ook met de bedoeling om ideeën te formuleren die mensen van goede wil kunnen betrekken.

Wallonië

Om mijn zoektocht naar het plaatsen van mijn ‘Vlaming-zijn’ te illustreren, moet ik teruggrijpen naar mijn kindertijd. Aan het einde van mijn vijfde leerjaar kozen mijn ouders ervoor om naar Wallonië te verhuizen in de hoop bepaalde professionele ambities te verzilveren. Met open blik en zonder vooroordelen ging de tienjarige ik uit het niets naar een exclusief Franstalige school in het gehucht Oleye. Al snel bleek het een uiterst vermoeiende ervaring: de vereiste inspanning om in een anderstalige klas te kunnen volgen was groot. Het jaar erna ging ik naar het atheneum in Tongeren, waar er tweetalige klassen waren, om de laatste vijf jaren van m’n schoolse carrière dichter bij het ouderlijk huis in het college van Waremme te vervolledigen. Als enige Vlaming en niet bijster sociaal capabele jongen waren die jaren een beproeving met veel frustraties, niet het minst door m’n afkomst: de kloof tussen mij en mijn leeftijdsgenoten wat culturele achtergrond en overtuigingen betrof was immers groot.

Ik ben hierdoor op een zeer ‘organische’ manier bewust geworden van mijn Vlaamse identiteit. Er zijn heel wat kleine verschillen die opvallen in het dagelijkse leven. Wist u dat Walen gemiddeld (veel) later eten en belang hechten aan het vieruurtje, vaak met veel liefde bereid? Of dat hun humor een pak explicieter is dan de Vlaamse, waarbij degene die het meest luidruchtig is als grappigste wordt ervaren? Dit zijn voorbeelden van overkomelijke, onbelangrijke verschillen. Fundamenteler zijn de vele vooroordelen die er bij onze Franstalige buren ingebakken zitten en die te pas en te onpas worden bovengehaald: het Nederlands wordt niet in Vlaanderen gesproken, wel verschillende lokale dialecten waardoor Vlamingen elkaar niet verstaan, het is een barbaarse taal die toch nergens ter wereld wordt gesproken. Maar ook: Vlamingen hebben massaal gecollaboreerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, Vlamingen moeten dankbaar zijn voor de transfers die ooit van Wallonië naar Vlaanderen stroomden en de reden waarom het Vlaams Belang in Antwerpen ooit veel stemmen haalde was door het racisme dat tegen Wallonië was gericht.

Kaakslagflamingantisme

Mijn gevoel van afwijzing werd jaar na jaar groter. Ik voelde me niet gerespecteerd, zelfs gekleineerd. De berichtgeving over Vlaanderen in Wallonië was daarenboven bijzonder gekleurd en zelfs vervormd, met de bedoeling om de vooroordelen te bevestigen en te versterken. Kwatongen zouden er zowaar een politieke sturing in kunnen lezen, maar ik wijk af.

Mijn initiële reactie was een negatieve. Ik moest en zou me afzetten tegen Wallonië. Mijn opgekropte frustratie was mijn drijfveer voor mijn flamingante gevoelens. Als ze zo naar Vlaanderen kijken, dat ze dan zelf eens opdraaien voor hun uitgaven! Als ze zich zoveel beter voelen dan Vlamingen, dan moeten ze het maar ‘ns bewijzen! Ik was met andere woorden een rasechte kaakslagflamingant, één die vooral tegeniets was in plaats van vooreen project. Daar heb ik ook een prijs voor mogen betalen: ik werd persona non grata bij sommige Waalse vrienden en hun familie, er is zelfs een relatie door stukgesprongen en is medeverantwoordelijk voor het uit elkaar vallen van mijn toenmalig muziekbandje.

‘Rationeel’ flamingantisme

‘Mais ça, c’était avant’. Door mijn hogere studies in Antwerpen heb ik m’n ervaringen in Wallonië kunnen laten rusten. Mijn kaakslagflamingantisme heeft plaatsgemaakt voor wat ik ‘rationeel’ flamingantisme noem. Voor mij is dat rationele nationalisme een combinatie van het subjectieve identificeren met Vlaanderen in combinatie met een assertieve (politieke) analyse.

Er zijn wat mij betreft enkele evidenties: ik ben een Vlaming. Ik spreek de Vlaamse variant van de Nederlandse taal, ik voel veel liefde voor die taal. Ik woon in Vlaanderen, ik baad dagelijks in de Vlaamse cultuur en de Vlaamse mentaliteit en geloof dat Vlaanderen welvarend is door diezelfde mentaliteit. Dat wil ik koesteren. Ik ben dankbaar voor de kansen die Vlaanderen mij gunde en nog steeds gunt: mensen die in me geloven en mijn persoonlijke groeiproces faciliteren en stimuleren. Daar wil ik graag iets voor in de plaats zetten, vandaar mijn politiek engagement in de N-VA.

Toch begrijp ik de weerstand die mensen als Anouk Torbeyns spontaan ervaren. Extreemrechts kaapte de Vlaamse identiteit en problematiseerde het, wat linkse partijen met hun bangmakerij verder aanwakkerden. En mea culpa, waarschijnlijk houdt de soms te forse taal van mij en andere mensen van mijn partij het beeld van de gecrispeerde en rigide overtuigde Vlaming mee in stand. Ik heb in de tussenfase van het kaakslagflamingantisme naar het rationeel flamingantisme ettelijke malen dezelfde weerstand ervaren.

Wát temmen?

De eerste keer dat ik naar een barbecue ging van de N-VA, nu zo’n tweetal jaren geleden, kregen we een envelop toegestopt waarin we de tekst van de Vlaamse Leeuwterugvonden. Toen de muziek uiteindelijk begon te spelen ben ik als enige blijven zitten. Ik vond het zo’n geforceerd gegeven: ‘Ze zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw’. Ik kon alleen maar denken: wat valt er nu niet te temmen? Als ik één zaak heb geleerd in Wallonië, dan is het wel hoe subassertief Vlamingen zijn ten opzichte van onze Franstalige buren. De verfransing van en rond Brussel is daar een perfect voorbeeld van: Franstaligen verwachten inderdaad dat iedereen zich aanpast aan het Frans, maar is die verfransing daarom hun fout? Natuurlijk zijn overtredingen van de taalwetten schandalig, maar de te gebruiken taal tijdens interacties tussen individuen wordt niet opgelegd door vadertje staat (gelukkig!). Een Nederlandstalige kiest er al snel voor om te schakelen naar het Frans. Geen taalwet zal de Vlaming redden van zijn minderwaardigheidscomplexof in ieder geval die subassertiviteit. Met andere woorden: het zingen van de Vlaamse Leeuw voelde onnatuurlijk, ongefundeerd.

Symboliek kan mensen verenigen. Voetbal is daar een prachtig voorbeeld van. De Vlaamse Leeuw kan dat ook, indien we hem uit de extreemrechtse hoek kunnen trekken. De enige manier om dat te doen, is de kloof tussen dat rationeel flamingantisme en het kaakslagflamingantisme aan te tonen en te benadrukken.

Lachen, u wordt gefilmd!

De toekomst van ons nationalisme hangt af van de basisattitude van overtuigde, zelfbewuste Vlamingen. Willen we dat mensen die in Vlaanderen geboren worden zich als Vlaming identificeren, dan moeten we assertief zijn in onze communicatie, niet agressief. Er zijn twee zaken die ik consequent mis in het discours van trotse Vlamingen en flaminganten: zelfrelativering en zelfkritiek. Voor heel wat mensen lijkt het alsof de draak met jezelf of het volk waarmee je je identificeert steken een vorm van ‘afvalligheid’ is, quod non. Het is belangrijk om toe te geven dat Vlaanderen een regio is waar een mentaliteit heerst die heel wat vruchten afwerpt, maar waar er ook goed wat plaats is voor verbetering. Zo vind ik het jammer dat sterke en zelfbewuste vrouwen die in de media verschijnen vaak met de grond gelijk worden gemaakt of dat Vlamingen nog altijd moeite hebben met praten over intieme zaken, zoals seksualiteit en gevoelens. Want ja, ook dat is typerend voor het noorden van dit land. Loyaliteit mag dus nooit een blinde vorm aannemen of onvoorwaardelijk zijn. Onze Vlaamse identiteit is een constant evoluerend gegeven dat niet in steen gebeiteld staat. Het gebruik van humor en een kwinkslag zijn essentieel om niet te verkrampen, maar ook om het taboe op het affirmeren van die identiteit te doorbreken. Het is bijzonder onsympathiek om alles als een aanval te interpreteren en om Vlaanderen altijd en overal op een voetstuk te zetten.

Laten we dus vóór Vlaanderen zijn in plaats van tégen iets. En laten we dat op een assertieve en overtuigde manier doen, al lachend met onze kleine kantjes, zodat ons samenhorigheidsgevoel niet kan terugvallen op navelstaren.

Freek Niesten is ombudsman van de N-VA en voorzitter van Jong N-VA Antwerpen.

Commentaren en reacties