JavaScript is required for this website to work.
Religie

De kaarsen van Freilich

Zijn religieuzen nog welkom in onze parlementen?

Roan A. Asselman1/1/2020Leestijd 4 minuten
Michael Freilich

Michael Freilich

foto © ATV

Begin 2019 was de auteur nog voorstander van het ‘neutraliteitsbeginsel’. Nu niet meer.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Oud op nieuw is een uitstekend moment om aan wat zelfreflectie te doen. Nagaan of de eigen denkbeelden en politieke standpunten het laatste jaar wijzigden is bijzonder interessant. Al bij al blijkt dat ik vrij consistent was het voorbije jaar. Een uitzondering springt evenwel in het oog: het levensbeschouwelijk neutraliteitsbeginsel binnen overheidsorganen. De capriolen van N-VA kamerlid Michael Freilich bieden een uitstekende kans om een en ander toe te lichten: de vermeende superioriteit van het secularisme, het belang van religie, de onterechte discriminatie tussen religieuze denkbeelden en wereldlijke ideologieën en de misvatting rond de scheiding tussen Kerk en Staat.

Seculiere superioriteit?

Een eerste houding die blijkt uit de vele reacties op Freilichs handelen is de zelf aangemeten superioriteit van de ‘seculieren’. Waar kerkleiders vroeger neerkeken op de ketters die zich niet onderwierpen aan het enige juiste Woord, zijn de rollen vandaag omgedraaid. Secularisten zijn tot het besluit gekomen dat religies in feite niet meer zijn dan riedeltjes waarin u binnen de muren van uw eigen huis – zeg maar in schaamte – mag geloven, maar die geen plaats hebben in de ‘grote mensen-wereld’. Tegenover deze fabeltjes poneren zij de positief-wetenschappelijke aanpak. Men moet niet langer in iets geloven, men moet het bewijzen.

Er werd al voldoende geschreven over het feit dat ook de wetenschap geenszins absolute waarheidsclaims kan leggen – iets wat de meeste wetenschappers ook zullen erkennen. Onderbelicht is de aanvullende rol die een coherente levensbeschouwing kan spelen. Zo zal de wetenschappelijke methode weinig zinnigs te vertellen hebben over een van de meest belangrijke aspecten van ieder sociaal verband: een gedeelde moraliteit. Het gaat om het o zo belangrijke onderscheid tussen objectieve, verifieerbare kennis enerzijds en normen en waarden anderzijds. Het zijn de absolute fundamenten van een samenleving – en net als de meeste fundamenten zijn ze niet zichtbaar, maar steunt het gehele bouwwerk er op. Wanneer vandaag evenwel het belang van het ‘joods-christelijk waardenpatroon’ voor de vorming van de Westerse cultuur wordt aangestipt, wordt dit meteen in een slecht daglicht geplaatst als een extreemrechts ‘hondenfluitje’.

Religie en wetenschap hoeven geen wederzijds uitsluitend verhaal te zijn. Er is een reden waarom sommige van de meest belangrijke middeleeuwse wetenschappers overtuigde christenen waren. Zij zagen de wetenschap als een manier om de door God voorziene logica in het universum te achterhalen. En zelfs  een overtuigd atheïst moet aanvaarden dat bepaalde kernovertuigingen, zoals mensenrechten, moeilijk te rationaliseren zijn zonder dieperliggend gevoel van Goed en Kwaad. En dit is – opnieuw volgens mij – een brug die enkel gemaakt kan worden door een gevoel dat er meer is dan het hier en nu.

Ideologie zonder geloof

Sommigen zijn evenwel genuanceerder. Zij ontkennen de superioriteit van het secularisme, doch stellen met dezelfde adem dat enkel het seculier gedachtegoed verdedigd kan worden door onze volksvertegenwoordigers. Een andere vraag die niemand zich stelde, is waarom een politieke ideologie, bijvoorbeeld het liberalisme, ecologisme of socialisme, wel toegelaten is in het parlement maar een religie niet. Meer nog dan de wetenschappelijke methode steunen ideologieën op denkbeelden waarvan de feitelijke correctheid in het beste geval onbewezen is, en in het slechtste geval door het beschikbare bewijsmateriaal wordt weerlegd.

Zo is het rotsvaste geloof van een ethische liberaal dat het beëindigen van ongeboren leven iets is dat vanop de bühne moet worden aangemoedigd, terwijl een overtuigd christen die, kruisje rond de nek, weerstand biedt, zal als een theocraat in de dop worden afgeschilderd. Een ecologist die hulde brengt aan de klimaatmeisjes en zijn volgelingen aanraadt hen trouw te volgen richting de redding van de planeet krijgt in het parlement – terecht – een podium, terwijl veel klimaatwetenschap – net als iedere voorspelling die met extrapolatie werkt – wel heel wat marge neemt wanneer ze de gevolgen van de klimaatverandering uiteenzet. En zowel economisch liberalen als socialisten menen de waarheid in pacht te hebben wat betreft een correcte fiscaliteit en herverdelingspolitiek – het debat tussen Keynes en Hayek is nochtans nog lang niet beslecht.

Maar op basis van ideologische verschillen delen we wel onze politieke families en fracties in. Het parlement is de plaats bij uitstek waar deze inhoudelijke onenigheden geventileerd worden. Maar blijkbaar is er een afwijkend mens -en maatschappijbeeld dat niet welkom is in het meest democratische halfrond van ons land: het religieuze. Nochtans doet een (moderne) levensbeschouwing iets wat de doorsnee politieke ideologie niet doet: erkennen dat haar opvattingen (minstens deels) gebaseerd zijn op het onbewijsbare, een louter geloof in de juistheid van haar opvattingen.

Kerk en Staat

Het is dan ook nuttig na te gaan wat nu net de draagwijdte is van de scheiding tussen Kerk en Staat. Een ‘sec’ antwoord zou zijn: ‘niet wat Twitter denkt dat het is’.

Volgens velen lijkt deze scheiding neer te komen op een totale verbanning van ieder spoor van religie in het parlement. Een duidelijk onderscheid tussen het wereldlijke en spirituele gezag gaat over het opdelen van de invloedssferen van beide instituties, zonder een invloed van de ene op het andere uit te sluiten. De scheiding tussen Kerk en Staat werkt in het voordeel van religieuze instanties in die zin dat een seculiere overheidsinstantie geen staatsgodsdienst kan opleggen, noch bepaalde godsdienstige strekkingen kan verbieden.

Ze is voordelig voor de Staat in die zin dat de Kerk zich geen wereldlijke macht kan toe-eigenen, zoals het claimen van soevereiniteit over grondgebied, primaire loyauteit van burgers eisen of een beslissende invloed op de politieke koers van een land opeisen. Waar de scheiding tussen Kerk en Staat zich over uitlaat is de invloed van de Kerk, niet van religie.

Keppeltjespolitiek

Uit de vele reacties op de Freilich-controverse meen ik dan ook op te maken dat de vermeende bezorgdheid om het vrijwaren van een seculiere overheid slechts een voorwendsel is. Mijns inziens is de bekommernis van velen niet zozeer pro-neutraliteit, maar wel anti-religie. Vanuit een misplaatst gevoel van superioriteit menen Freilichs criticasters dat een religieuze levensvisie een unieke visering waard is die geen ander denksysteem verdient.

Maar wat het N-VA kamerlid doet, is openlijk uitkomen voor de levensvisie die hij uitdraagt. En tenzij iemand een coherent antwoord kan geven op de vraag waarom de joodse filosofie inferieur is aan haar wereldlijke tegenhangers, stel ik voor dat Michael Freilich zijn kaarsen mag laten branden. En als er wel degelijk iets schort aan religie in het parlement, dan vraagt u zich best af of het überhaupt mogelijk is voor religieuzen om te zetelen in de verschillende parlementen die ons land rijk is. Want keppeltje of niet, Freilich is een conservatieve jood. Keppeltje en kandelaar zijn slechts veruitwendigingen daarvan. Het enige wat u bewerkstelligt door hem verbieden het ene aan te steken en het andere te dragen, is dat u uzelf kan wijsmaken dat hij zijn religieuze opvattingen tijdens de zittingen en stemmingen opbergt. U draait zichzelf  –  helaas voor u – een rad voor de ogen.

Roan Asselman (1996) is de Forumredacteur en Amerikacolumnist van Doorbraak. In 2023 verscheen van zijn hand 'Amerika Ontrafeld. Over de cultuurstrijd die een natie verscheurt', uitgegeven door Doorbraak Uitgeverij.

Commentaren en reacties