JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

De maat is vol

Volksopstand in de DDR 60 jaar geleden

Dirk Rochtus17/6/2013Leestijd 5 minuten

Pretenderen dat je het volk vertegenwoordigt en dan moeten meemaken dat datzelfde volk zich tegen jou keert: het overkwam de leiders van de Duitse Democratische Republiek (DDR)  precies zestig jaar geleden. De arbeidersopstand van ‘der 17. Juni’ bleef een levenslang trauma voor de marxisten-leninisten die ervan droomden de DDR tot een arbeidersparadijs om te vormen. De gebeurtenis wordt ook in het Europees Parlement herdacht met een tentoonstelling [http://www.bundesstiftung-aufarbeitung.de/17juniausstellung].  

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

17 juni 1953 was de dag waarop de bevolking van de Oost-Duitse communistische staat in opstand kwam tegen de heerschappij van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED). Het begrip ‘Einheit’ in de partijnaam sloeg overigens niet op een of ander streven om de opdeling van Duitsland in twee staten weer op te heffen. De SED was in 1946, één jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, ontstaan uit de versmelting van de twee traditionele arbeiderspartijen, de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) en de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) in wat toen nog de Sowjetische Besatzungszone (SBZ) heette. De fusie onder impuls van de sovjetbezetter was niet bedoeld om de twee stromingen van de arbeidersbeweging gelijkwaardig te laten opgaan in een ‘partij van het nieuwe type’. Er ging een machiavellistische redenering achter schuil. De communisten wilden de sociaaldemocratische concurrentie door verwatering –  in wezen onderdrukking –  binnen een eenheidspartij uitschakelen. De SED moest als zuiver marxistisch-leninistische partij de ‘opbouw van het socialisme’ in de SBZ en – vanaf 1949 – in de DDR mogelijk maken. Ze beschouwde zichzelf als de voorhoede, de avant-garde van de arbeidersklasse. Oppositie tegen haar beleid kon niet want stond volgens de SED gelijk met oppositie tegen de belangen van het volk. Zo zeer ‘geloofde’ de leiding van de SED in haar eigen sprookje over de eenheid van partij en volk dat ze stomverbaasd opkeek toen de mensen op die mooie junidag het werk neerlegden en aan het betogen sloegen. Maar hoe kon het zover komen?

Wonden

In 1952 proclameerde de SED officieel de ‘Aufbau des Sozialismus’ als nieuwe etappe in de historische ontwikkeling van de maatschappij. Om die opbouw te verwerkelijken moest de arbeidende klasse een tandje bijsteken want amper zeven jaar na de overwinning op het naziregime likten de mensen nog altijd de wonden van de oorlog. Er heerste nog woningschaarste. Honderdduizenden woningen waren zowel in West- als in Oost-Duitsland  in de vlammen van de geallieerde bombardementen opgegaan, terwijl miljoenen Duitsers na hun verdrijving uit de oostelijke provincies Silezië, Pommeren en Oost-Pruisen een onderkomen zochten in wat er nog overbleef van Duitsland. Er heerste in de DDR ook een gebrek aan consumptiegoederen omdat de industriële productie van machines en investeringsgoederen er voorrang had. Terwijl zich het Wirtschaftswunder, het ‘economisch wonder’, aandiende in West-Duitsland, kampte de DDR met de gevolgen van een strakke planeconomie. Ondanks de slechte economische toestand die al her en der tot korte stakingen had geleid verkondigde de ministerraad van de DDR op 28 mei 1953 de verhoging van de arbeidsnormen in de productie met tien procent, zonder dat daar navenante loonsstijging tegenover stond. Dat economisch beleid voltrok zich niet in het politiek luchtledige. Sovjetleider Stalin was op 5 maart 1953 overleden. De nieuwe Sovjetleiding ontbood in juni de kopstukken van de SED naar Moskou en gaf hen te verstaan dat een verscherpte koers richting ‘Aufbau des Sozialismus’ gezien de ontevredenheid van de mensen verkeerd was. Terug thuis in Oost-Berlijn zorgde Walter Ulbricht, de secretaris-generaal van de SED, dat het Politbüro op 9 juni een communiqué over de ‘nieuwe koers’ uitvaardigde met een aantal maatregelen ter verbetering van de levensstandaard. Maar de SED kwam niet terug op de verhoging van de arbeidsnormen waaraan de bevriezing van de lonen gekoppeld was. De arbeiders begonnen begrijpelijkerwijze te morren omdat ze altijd maar meer en harder moesten werken zonder dat het loonzakje voller werd.

‘Het volk ontbinden’

Op 16 juni rukten de bouwvakkers in Oost-Berlijn op naar het Haus der Ministerien om er het ontslag van de regering en vrije verkiezingen te eisen. Op 17 juni bereikte de opstand zijn hoogtepunt.  Een miljoen mensen verspreid over de hele DDR demonstreerde voor meer vrijheid. De SED verkeerde in paniek. Gelukkig kon ze nog rekenen op de Sovjet-Russische troepen die in het land waren gekazerneerd. De pantsers rukten uit om de opstand neer te slaan. Er vielen vijftig doden en honderden gewonden; tienduizend mensen werden gearresteerd, een aantal van hen werd later na een politiek proces geëxecuteerd en honderden kregen langjarige gevangenisstraffen. Het regime was gered. De SED-leiding reageerde haar woede af op de betogers door de volksopstand af te schilderen als een ‘faschistischer Putschversuch’ die bovendien aangewakkerd werd door ‘provocateurs’ uit West-Berlijn. De ‘ontgoocheling’ van de partijtop in de eigen bevolking inspireerde de dichter Bertolt Brecht tot het gedicht Die Lösung (De oplossing) dat eindigt met de verzen:  ‘Wäre es da / Nicht doch einfacher, die Regierung / Löste das Volk auf und / Wählte ein anderes?’ (vrij vertaald: ‘zou het niet gemakkelijker zijn als de regering het volk zou ontbinden en een nieuw volk zou kiezen?’). Het regime was gered, ja, maar meer nog het vel van Ulbricht. De Sovjetleiding had met de idee rondgelopen de starre dogmaticus aan de dijk te zetten. Dat kon na de opstand van 17 juni niet meer. Het zou overgekomen zijn als een toegeving aan de opstandelingen die gescandeerd hadden: ‘Spitzbart, Bauch und Brille sind nicht des Volkes Wille’ (respectievelijk SED-chef Walter Ulbricht, staatspresident Wilhelm Pieck en minister-president Otto Grotewohl).

Interpretaties

Rond de 17de juni zijn heel wat mythen geweven. Bepaalde verschijnselen van de opstand hebben de kijk van elk van beide Duitse staten gekleurd en zijn tot wezenskenmerk van het geheel geworden. De aanwezigheid van West-Berlijners tijdens de rellen in Oost-Berlijn en de berichtgeving van de Amerikaanse zender RIAS werden door de SED aangewend om de opstand als Westerse provocatie af te doen. Het zwaaien met de Duitse vlag door de demonstranten was voor de Bondsrepubliek dan weer een reden te meer om de revolte als de uitdrukking van het verlangen naar Duitse eenheid te beschouwen. In West-Duitsland werd 17 juni als ‘Dag van de Duitse Eenheid’ herdacht (tot de aflossing ervan als nationale feestdag door ‘3 oktober’, de dag waarop in 1990 de DDR toetrad tot de Bondsrepubliek).

Was de opstand van 17 juni dan niets van dit alles? Volgens de historicus Arnulf Baring hadden de stakingsleiders de controle over de gebeurtenissen verloren en was er vanaf dan geen duidelijke lijn meer te bespeuren in de opstand. De historica Wilfriede Otto denkt dat de eisen en de beweegredenen van de opstandige arbeiders te zoeken vallen in de sociaaldemocratische tradities die kenmerkend waren voor de Middenduitse industriegebieden (Sachsen en Sachsen-Anhalt), zoals de toelating van partijen en de vorming van bedrijfsraden en van onafhankelijke vakbonden. Deze eisen zouden niet zozeer gericht geweest zijn tegen de DDR als staat dan wel tegen de dictatoriale machtsverhoudingen. Met het neerslaan van de opstand zou volgens haar de hoop op een ‘Sozialismus von unten’ (van beneden) verzwonden zijn. Historici zoals Armin Mitter en Stefan Wolle wijzen dan weer op slogans die kort voor en tijdens de opstand opdoken zoals ‘Vrijheid’ en ‘Weg met het socialisme’. Volgens de publicist Karl Wilhelm Fricke lag de oorzaak van de opstand in de ‘doelbewuste oprichting van een regime (…) dat alle politieke vrijheden en burgerrechten inclusief het recht op zelfbeschikking door vrije verkiezingen afwees.’

De verschillende interpretaties weerspiegelen de ideologische kijk van de historici. Wie de nadruk legt op ‘vrijheid’, ziet in de opstand van 17 juni 1953 letterlijk een ‘opstand van de arbeiders tegen de eerste republiek van arbeiders en landbouwers’ (zoals de politicoloog Ludger Kühnhardt schreef in zijn boek Revolutionszeiten. Das Umbruchjahr 1989 im geschichtlichen Zusammenhang, München 1994). Historici die meer ‘concrete materiële eisen’ ontwaren, dichten de opstandige massa eerder een verlangen naar een eigen weg voor het socialisme toe die aanknoopte bij de sociaaldemocratische tradities die door de SED waren onderdrukt.

Spook

Na 1953 roerde de massa zich niet meer in de DDR. Verzet smeulde verder, maar ging dan uit van intellectuelen, van denkers en dichters zoals Wolfgang Harich, Robert Havemann en Wolf Biermann om er maar een paar te noemen, en in de jaren ’80 van burgerrechtenbewegingen. De weigering van de DDR-regering om zich te laten inspireren door perestrojka en glasnost, – de hervormingen in de Sovjet-Unie – stempelde de machthebbers tot Betonköpfe, figuren die niet wilden inzien dat de wereld aan het veranderen was. In de zomer van 1989 stak de onvrede onder de DDR-burgers de kop op. Tienduizenden vluchtten via Hongarije en Tsjecho-Slowakije naar het Westen. Op de vlucht sloegen niet die mensen die de DDR van binnenuit wilden veranderen. Het kwam tot schermutselingen tussen politie en opstandige burgers. Erich Mielke, chef van het Ministerium für Staatssicherheit (Stasi), zag het spook van ’17 juni’ al opdoemen. Op 9 oktober 1989 trokken tienduizenden manifestanten over de ring van Leipzig en scandeerden ‘Wir sind das Volk’. De gewapende organen wachtten op een signaal van de SED-leiding om in te grijpen. Maar de Sovjet-Unie onder Michaël Gorbatsjov duldde geen bloedig neerslaan zoals 26 jaar daarvoor. De SED boog het hoofd voor de burgers. Een maand later viel de Muur.

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties