JavaScript is required for this website to work.
post

De maskers van de vakbonden vallen af

Klaas Cobbaut27/10/2015Leestijd 4 minuten

In het debat over een modernisering van de vakorganisaties, verraden de vakbonden zichzelf. Het is de bonden vooral te doen om macht.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Er bestaan ouders die bang worden van hun puberende kinderen. Het huis wordt een oorlogszone, waar het altijd op eieren lopen is, want zoon- of dochterlief is nukkig en licht ontvlambaar. Welke buien het kind ook heeft: de ouders durven het vooral niet meer tegen te spreken, want dan gaat het hek pas helemaal van de dam. Zoiets zie je ook bij de vakbonden in België. Als de bonden weer eens op hun achterse poten staan, is het blijkbaar verboden om ze eens flink tegen de schenen te schoppen. In artikels over de polemieken tussen N-VA en de vakbonden lees je dan ook opvallend vaak de uitdrukking ‘olie op het vuur gooien’. Het is de Vlaamse journalisten goed ingepeperd dat de vakbonden recht hebben op fluwelen handschoentjes. 

Als er iemand in België meer tegenspraak verdient, dan is het wel de vakbond. De dodelijke slachtoffers van de syndicale wegblokkades laten zich niet onder de mat vegen, hoe graag sommige vakbondsvrienden dat ook zouden willen, zogezegd onder het mom van hoofse terughoudendheid. De huidige positie van de vakorganisaties herinnert nog altijd aan het tijdperk van de verzuiling – een hoofdstuk van de Belgische politieke geschiedenis dat iedereen toch graag zou willen afsluiten. Modernisering en vernieuwing zullen niet komen van de vakbonden zelf, en dus is het aan de rest van de samenleving – inclusief de politiek – om werk te maken van een duidelijke visie over een vakbond 2.0. – tenslotte is het welvaren van onze hele economie er mee gemoeid. 

Vastklampen aan privileges

Er zijn twee onderwerpen die zich steeds meer opdringen in het debat over een modernisering van de syndicaten: recht op werken, en een genormaliseerde positie van de vakbonden binnen ons sociaal weefsel. In elk van die discussies nemen de vakbonden (of ze zich nu in rood, groen of blauw hullen) posities in die verraden waar het hen echt om te doen is: zelf zoveel mogelijk macht en invloed behouden, koste wat het kost. In elk van de discussies beweren de vakbonden trouwens ook dat al hun critici uit zijn op de totale vernietiging van de vakbonden, als baby-Tatchers die bloed willen zien. Dit slappe weerwerk verraadt de zenuwachtigheid in vakbondsrangen. 

Ten eerste het recht op werken. Zelfs rabiate beroepsstakers beginnen stilaan te beseffen dat wegblokkades niet meer uit te leggen zijn (opvallend: ook de communistische partijvoorzitter Peter Mertens deed in De Zevende Dag geen moeite meer om het blokkeren van de openbare weg goed te praten). De echte inzet van de discussie draait om de stakingspikketen, die officieel slechts informatiepunten zijn waar stakers hun collega’s kunnen sensibiliseren. In realiteit is een piket al te vaak een blokkade, om werkwilligen af te schrikken of actief de toegang tot de werkplek te ontzeggen. Dit is veelzeggend: de vakbonden voelen zich genoodzaakt om naar (soms fysieke) intimidatie van werkwilligen te grijpen. Als alleen de beroepsstakers het werk neerleggen, gaat het land nog geen beetje plat. Een syndicale actie kan alleen maar omvang en impact krijgen als ook de werkwilligen tegen wil en dank worden meegetrokken in het stakersbad. De vakbonden houden dan ook stevig vast aan de piketten zoals de vandaag bestaan, soms met hallucinante schijnargumenten, zoals de oude Leninistische gedachte dat arbeiders eigenlijk een voorhoede nodig hebben, die voor hen denkt en voor hen handelt. 

Ten tweede een normalisering van de maatschappelijke positie van de vakbonden. De vakbonden hebben zich op dit moment helemaal ingegraven in ons arbeidsrecht, in bedrijven en in onze samenleving. De hele operatie heeft zich voltrekken in (en dankzij) het tijdperk van de verzuiling, en heeft vooral te maken met macht voor de vakorganisaties zelf. Dat vakbonden nog altijd uitkeringen uitdelen, is bijvoorbeeld in de eerste plaats een kwestie van klantenbinding. Vakbonden beseffen dat ze in de 21ste eeuw alleen nog leden kunnen werven als er gezwaaid kan worden met een aantrekkelijk boeket van veelzijdige dienstverlening, met inbegrip van fiscale en andere voordelen. Via bevriende partijen hebben de vakorganisaties zich verzekerd van een ijzersterk uitgangspunt, en ze reageren (logischerwijs) allergisch op elke poging om hun geprivilegeerde positie af te zwakken. Tegelijkertijd zijn de vakbonden er wonderwel in geslaagd om elke juridische aansprakelijkheid af te houden. Ook vandaag blijven ACV, ABVV en ACLVB elke rechtspersoonlijkheid afwijzen, als waren zij verheven boven elke verantwoordelijkheid. Tiens, allerlei privileges en geen aansprakelijkheid: is dat niet ook alles wat vakbonden hekelen in de door hen zo gehate multinationals? 

Met de billen bloot

Veel noodzakelijke hervormingen zullen ook in de komende jaren niet gerealiseerd kunnen worden. Met dank aan CD&V, waar ze nog steeds kiezers bedienen die al lang voor een andere partij stemmen. De Vlaamse christendemocraten hebben nog amper een syndicale achterban, maar wel een syndicale reflex, als een geamputeerde veteraan die kampt met fantoompijn. Zo een Kris Peeters, die een modernisering van de stakingsgebruiken nog het liefst begraaft in het sociaal overleg, kan je eigenlijk niet meer “minister van Werk” noemen. Al wie een stokje wil steken voor elke poging om de rechten van werkwilligen te vrijwaren, is een minister van werkweigeraars. Maar hoe het ook zij: CD&V blijft voorlopig strikt verzuild redeneren en zal binnen de regering elke ernstige poging om de vakbonden de 21ste eeuw in te sleuren blijven blokkeren. 

Toch is zelfs een impotente discussie over de vakbonden een goede zaak. Hoe meer mensen bewust zijn van de privileges en de tacktieken van de bonden, hoe beter. Bij elke wegblokkade, bij elke ontsporing aan een piket, bij elke spoorsabotage, bij elke berichtgeving over alweer een anachronistisch voordeeltje dat de vakbonden voor zichzelf hebben versierd, staan de Rudy De Leeuw’en en Marc Leemansen van deze wereld met de billen bloot. Langzaam maar zeker rijpen de geesten als het gaat over de brutaliteit en de arrogantie van de vakbond. Zelfs als traditionele partijen zoals CD&V het syndicaal belang op dit ogenblik boven het algemeen belang plaatsen, is de richting van de geschiedenis duidelijk: weg van verzuiling. In de toekomst zullen vakbonden nog steeds bestaan, maar als normale middenveldorganisaties, die niet langer halfvergroeid zijn met de overheid en allerlei vreemde voorrechten genieten. Misschien zullen die vakbonden van morgen minder directe macht hebben, maar ze zullen ook meer vrijheid hebben om zich voluit toe te leggen op wat ze altijd hadden moeten zijn: pleitbezorgers van alle werknemers.

Klaas Cobbaut (1979) is ambtenaar. Hij heeft weleens gehoord dat zijn thuisstad Aalst niet de mooiste plek ter wereld is, maar dat doet hij af als laster van jaloerse kwatongen. Vanuit zijn ajuinenstad overschouwt hij lokale en vaderlandse politiek.

Commentaren en reacties