JavaScript is required for this website to work.
post

DE NIEUWE BURGERLIJKHEID

Mag het mag iets meer zijn? vraagt onze slager

Guido Lauwaert11/8/2016Leestijd 5 minuten

of nee, hij vraagt dat niet, hij eist dat

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

 

Naar aanleiding van mijn boekbespreking, De puberjaren van Hugo Claus, mailde een vriend: ‘Prachtige metafoor van het leven van vrij velen, de oorlog. Misschien zijn daardoor jongere generaties “oorlogsmoe” geworden en laten dit liever schieten.’

Het gooide een al lang sluimerend gevoel in een hogere versnelling, namelijk dat de generatie geboren in de jaren negentig, uiteraard van de vorige eeuw, zo braaf is en nauwelijks de maatschappij in beroering brengt, op welk gebied ook. Een aantal zie ik al steigeren. Dat ze opveren kan ik aanvaarden, want er zijn er heel wat die zeer bedrijvig zijn en daar ook de media mee halen. Hun gedoe heeft echter weinig sociale context. Wat ze presteren is ten bate van hun eigen portemonnee en een cultureel of politiek risico is er niet aan verbonden. Er is ook geen maatschappelijk plateau waarin hun engagement wortelt, uitschiet en bloeit. Het wordt niet overgenomen door anderen, zodat we al een kwart eeuw geen culturele revolutie meer hebben gehad.

Beginnen we aan het eind van de 19de eeuw, dan heb je de Tachtigers die het puriteinse karakter van Nederland frontaal aanvallen, ongetwijfeld geïnspireerd door wat er in Rusland gebeurde – het protest tegen het tsaristisch regime – en in Frankrijk, door de naweeën van het Tweede Franse Keizerrijk, en in België, dat in zijn jonge jaren, tot aan de dood van massamoordenaar Leopold II in 1909, het toevluchtsoord was van alle Europese zotten en malcontenten.
De Oude Wereld vernieuwde zichzelf begin 20ste eeuw. Parijs werd de culturele hoofdstad van de wereld, zoals later Berlijn dat werd in het interbellum. Na de Tweede Wereldoorlog had je de Vijftigers en Cobra, om een paar voor de hand liggende voorbeelden te vernoemen, en in de jaren zestig vorige eeuw had je de laatste culturele revolutie, die wereldwijd zo sterk was mede onder invloed van de Nieuwe Wereld, waar zij als uitvalsbasis de universiteit van Berkeley, Californië had, en daarbij de Beat Generation.

Met mijn nochtans botte mes, ben ik nu gegleden door goed anderhalve eeuw sociaal/culturele invloed. Details vindt men in vele boeken, en een pracht van een voorbeeld is Naar levend model [De opkomst van Amerikaanse kunstenaars Parijs 1867-New York 1948] van Annie Cohen-Solal. Wat opvalt als je boeken over de tijdgeest van 1860-1970 leest, is dat de aanstokers van de sociale en culturele renovatie jonge mensen waren. De ene renovatie was nog maar goed bezig of ze werd al aangevallen door een andere. Er was geen stilstand; het was een rolling stone. Hij kwam pas tot stilstand door te botsen op de nieuwe generatie, de kinderen geboren uit de flowerpowergeneratie.

Zijn die kinderen dan verantwoordelijk voor de Nieuwe Burgerlijkheid? Neen! De flowerpowergeneratie heeft carrière gemaakt, heeft kinderen verwekt en ze meegesleurd in hun eigen huis met tuin en – door erfenissen – pied-à-terre avec piscine, ergens in Zuid-Europa. De bloemen zijn intussen verwelkt, de energie heeft aan kracht ingeboet, maar ze hebben hun kleinkinderen die, gewend aan luxe verbeelding, ontwend zijn. Hun verbeelding bestaat slechts uit het in stand houden van hun luxeleventje.
Ze kunnen daarom niet maatschappelijk functioneren. De enige keren dat ze nog en bloc de straat op komen is bij een emotionele stoornis van formaat, zoals een aanslag op de goede zeden of de westerse cultuur. Na afloop spoeden ze zich weer naar hun eigen oost-west, eigen nest best.
Een voorbeeld? Drie dagen nadat ik een maand in Parijs had gezeten, was er de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo, en weer vier dagen daarop een manifestatie in de universiteit onder de benaming Nous sommes tous Charlie. Studentenleiders, professoren hielden toespraken, er werd gescandeerd. Na het slotwoord stroomde de aula snel leeg en een kwartier later was in het gebouw geen student of prof meer te zien. De kuisploeg veegde alle pamfletten op een hoop en gooide ze in een container.

Zelfs de cultuurliefhebbers van die drie generaties hebben geen zelfstandig functioneren meer. Ze verplaatsen zich op bevel van reclamecampagnes met de indoctrinatietechnieken van Barnum, Goebbels en Mao. De media spelen het spelletje mee als sponsors met extra bijlagen, radio-spots en televisieclips. Geen enkel festival dat zonder de massa en macht [met dank aan Elias Canetti] van de mediasponsor overleeft.
Begrijpelijk is het wel. Een mens schudt het eeuwenlange cultureel gedrag niet zomaar van zich af. De festivals en de Dag van Klara en de Museumnacht, Valentijnsdag, Rock-Werchter vervangen de feestdagen die tot de jaren zestig heilig waren: Kerstdag, Nieuwjaar, Paasdag, Allerheiligen, de Dag van de Arbeid, Hemelvaartsdag. Dat ouderen er gevoelig voor zijn valt te begrijpen, maar dat jongeren in de val trappen is verontrustend.

Je zou mogen verwachten dat jongeren voor een cultuurschok zorgen en los van de reclamecampagnes kunnen functioneren. Het tegendeel blijkt echter het geval te zijn. Nog meer dan vroeger blijkt de jeugd vatbaar voor indoctrinatie. Niet meer op politiek maar op artistiek gebied, zolang er een sociaal aspect bij komt kijken: een familiegevoel. Welnu, dat gevoel heeft geen gram filosofisch kruit en kruid. Het focust zich op de Feel-Good Mentality. Aanhalen wat ons bevalt en afstoten wat tegenvalt, of wat mogelijk een stoornis in ons paradijselijke leven zou kunnen veroorzaken. De grote meerderheid van de jeugd 21steeeuw is daardoor saaier geworden. Althans 99%, waardoor de 1% als idioten beschouwd worden.
En de artiesten zijn geen haar beter. De zangers maken ego-liedjes waarin het gemoed centraal staat, de auteurs schrijven romans over familiegeluk en -drama’s en cineasten verfilmen ze, de beeldende kunstenaars tatoeëren varkens, stallen dode paarden uit, schilderen zwembaden, theaterregisseurs maken de zoveelste versie van Hamlet met videoprojecties om de tijdgeest niet te missen. Jazeker, er zijn kunstenaars die een maatschappelijk-sociaal aspect inbouwen, vertrekken vanuit een historisch gegeven, maar waar is de nieuwe Citizen Cane, de Guernica, de Woyzeck, de Dreigroschenoper? De artiesten zijn dandy’s geworden, salonhelden die zich teruggetrokken hebben op het erfgoed van hun voorouders en er zwakke imitaties van maken. De vrije keuze is leeggebloed, op sterven na dood, zowel bij de kunstenaars als de kunstconsumenten.

Is het dus verwonderlijk dat de koppigaards van de laatste sociale revolutie, in het geheugen blijven plakken als de meidagen van ‘68, de verzetsstrijders die zich ver hielden van de Nieuwe Burgerlijkheid, nog steeds actief zijn? Ze zijn echter zo oud geworden dat ze hun eigen herdenkingsmomenten en -monumenten oprichten, elk naar hun voorkeur en vermogen.
Twee voorbeelden van Onverwerkt Cultureel Verleden: de restauratie van de Roma in Antwerpen onder de driftige leiding van Paul Schyvens – zijn voltooiing naderend, en het feest van de Gentse Studio Skoop in 2017, dat momenteel in de steigers staat. Dat Gent de meest vrije stad van België én Nederland is, heeft het te danken aan mensen als Roland, Alain Platel, Dirk Pauwels en Josse de Pauw [met hun gezelschap Radeis], Pjeroo Roobjee, Eric De Volder, Dees De Bruyne, Stefan Hertmans en Arne Sierens. Fotografen als Michiel Hendryckx hebben er hun aangeboren verzetsdrang Through the Looking Glass gevonden. Journalisten Agnes Goyvaerts, Guido Van Meir, Rudy Vandendaele, Karel Vankeymeulen, Patrick Duynslaeger [momenteel artistiek directeur Film Fest Gent] werden er volwassen.

Studio Skoop was dus niet zomaar een art house cinema maar, naast de legendarische Zwarte Zaal, door het bijhorend café het broeinest van vele initiatieven, zoals de Vooruit en de Gentse Feesten, en voor heel wat kunstenaars in wording hun Malpertuus, hun burcht.
Dat het vijftigjarig bestaan gevierd zal worden – als alles naar wens verloopt in kunstencentrum Zebrastraat – heeft drie redenen. Sehnsucht, reünie en protest.
Dat laatste tegen de saaiheid en braafheid van de hedendaagse jeugd. Niemand verwacht dat de nieuwe woelwaters hun voorgangers imiteren. Maar af en toe, hier en daar, moet er getoond worden dat de Straatwet boven de Wetstraat staat en dat culturele revoluties noodzakelijk zijn.
Kortom, de generatie puberend in de late jaren zestig en momenteel struikelend, vallend in de richting van de dood, blijft op de figuurlijke barricaden staan en schreeuwt: Jonge mensen! Word wakker! Doe eindelijk iets nuttigs! In los groepsverband! Verzet je tegen de luiheid! Verras de jongeren en ons, de oudjes! Want, het leven is en blijft, om met Remco Campert te spreken, Vurrukkulluk… als je in actie schiet!
Maar nu is het de beurt aan jullie. Laat die niet voorbijgaan of jullie gaan de geschiedenis in als non-valeurs, nietelingen en nulliteiten.

En als laatste por, ter waarschuwing, een fragment uit Voyage au bout de la nuit:

‘Eigenlijk is de straat het enige belangrijke. Dat staat vast. Zij wacht op ons. Eens zullen we de straat op moeten, het zal er toch moeten van komen, niet in ons eentje, of met tweeën of drieën, maar allemaal. We staan er wel omheen te draaien en ons aan te stellen, maar eens zal het zover zijn.
In huis is het waardeloos. Zodra een mens binnenkomt en de deur achter zich dicht gaat, begint hij op slag te ruiken, en alles wat hij bij zich heeft, ruikt ook. Hij takelt er af, geestelijk en lichamelijk. Hij rot weg.
Als de mensen stinken, dan hebben we ’t er zelf naar gemaakt. Dan hadden we ze naar buiten moeten jagen, eruit gooien, luchten. Alles wat stinkt, bevindt zich binnenskamers, en ze kunnen zich wel mooi opdirken, de mensen, maar ze blijven toch stinken.’

Louis-Ferdinand Céline.

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties