In het debat over het gebruik van tussentaal kwamen veel meningen aan bod, maar niet die van de zogenaamde daders, of eigenlijk de slachtoffers. Als erevoorzitter van de 'Stichting sociolinguïstische werkgroep voor kinderen van ABN-moeders' wil ik een lans breken voor die slachtoffers. Misschien dat het iets bijdraagt aan het debat. Sociale promotie Mijn zeer lieve onlangs overleden moeder was naast een groot literatuurliefhebber en veellezer ook een fervent aanhangster van het Algemeen Beschaafde Nederlands (ABN) als middel tot sociale…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
In het debat over het gebruik van tussentaal kwamen veel meningen aan bod, maar niet die van de zogenaamde daders, of eigenlijk de slachtoffers. Als erevoorzitter van de ‘Stichting sociolinguïstische werkgroep voor kinderen van ABN-moeders’ wil ik een lans breken voor die slachtoffers. Misschien dat het iets bijdraagt aan het debat.
Sociale promotie
Mijn zeer lieve onlangs overleden moeder was naast een groot literatuurliefhebber en veellezer ook een fervent aanhangster van het Algemeen Beschaafde Nederlands (ABN) als middel tot sociale promotie. Geen gemakkelijke keuze in Antwerpen. Ik geef het niet graag toe. Als kind schaamde ik me daar soms voor. (Volgens mama moest dat allicht schamen ‘over’ of ‘om’ zijn.) Dat begon al als kleuter, vooral wanneer ik met mijn zusje en broertje mee moest gaan winkelen.
Het begon steevast in de groentewinkel ‘De Soep’. Daar bestelde ze dan ‘één kilogram wortelen’. De groenteboer keek haar verbaasd aan en vroeg: ‘Watte?’ Ze herhaalde hoffelijk, maar met het accent op de eerste lettergreep: ‘Eén kilo wórtelen.’ De man keek dan alsof hij het in Keulen hoorde donderen. Ik begon op zo’n moment al te vrezen dat dit nefast voor me zou uitdraaien.
Als ik met mijn grootmoeder winkelde, kreeg ik van die man steeds een worteltje. ‘Moede gij een peke hebben jongen?’ Waarop ik altijd gretig knikte. Nadat moeder dan parmantig naar de wortelen had gewezen, zei de groenteboer: ‘Ha, pekes, zegt da dan.’ Dan moest ze nog haar aardappelen, uien of prei bestellen. De lezer begrijpt allicht de ampleur van zo’n traumatische ervaring als kind. Die conversatie voerde ze elke keer, want ze verdomde het om wortelen ‘peentjes’ te noemen.
Voet bij stuk
Een winkel verder bij de slager begon die pantomime opnieuw. ‘Een halve kilogram gehakt alstublieft’, en telkens opnieuw vreesde ik voor mijn ‘schelleke weust’ dat de slager steeds gaf terwijl hij bediende. De slager bleek gelukkig meertalig en die vroeg dan: ‘Gij zijt zeker niet vanhier?’. Waarop moeder dan gevat antwoordde dat ze om de hoek woonde. Andere winkeliers vroegen of ze ‘van over het water was’ of het summum van alle vernederingen: ‘Gij zijt zeker uit de Limburg?’.
Moeder hield voet bij stuk. Eén keer per week klaagde ze al wandelend over de viswinkel van de broer van voetballegende Rik Coppens. Dat vis zo ‘vies’ klonk in Antwerps dialect.
Elitescholen
Moeder stuurde haar kinderen natuurlijk naar ‘elitescholen’. Bij de Dames Chrétiennes vond ze merkwaardigerwijs ABN-sekteleden bij de francofiele nonnen, maar op het Sint-Jan Berchmanscollege liep het fout. Op een dag stapte ze op de bestuurder af. Het kon toch niet dat haar zoon op het college in het Antwerps leerde lezen en godbetert zelfs rekenen. Ik liep ernaast en schaamde me diep, ondanks mijn uniformpje en het door mama kordaat gekamde haar, alvorens de schoolpoort te mogen doorlopen.
Het liep al hopeloos fout toen de bestuurder haar vriendelijk ontving in zijn bureau: ‘Dag Madame Goekens.’ Ik wist het dit kon nooit goed aflopen. ‘Het is Goukens, meneer. In het Nederlands.’ Ze deed haar beklag. De man antwoordde begripvol: ‘Natuurlijk, madame, hier klappen we allemaal beschaafd.’
Strijd
Ze heeft haar ABN-strijd nog jaren gevoerd. Op elk oudercontact en af en toe tegen de prefect, de bestuurder of de directeur. Soms zelfs met felle medestandsters onder moeders afkomstig uit het verre West-Vlaanderen. Mijn schaamte veranderde stilaan in bewondering voor haar vasthoudendheid en vastberadenheid. Haar vier zonen spreken uiteraard ABN, met (zware) Antwerpse tongval. Bij de twee dochters kwam het goed, al kon ééntje verbluffend spelen met wisselen tussen taalregisters: plat als een viswijf omwille van het komisch effect of bekakt als een schooljuffrouw bij de nonnen.
Uiteindelijk heeft mama gewonnen. Haar kleinkinderen spreken allemaal Algemeen Nederlands, de standaardtaal. Een kleindochtertje had op zeer jonge leeftijd zelfs de stoutmoedigheid om haar grootvader te verbeteren. U weet wel van die appel en die boom. Mama triomfeerde. De ironie van het lot was dat, toen ze na enkele hersenbloedingen terug moest leren spreken en nadien begon te dementeren, ze plots een gedateerd dialect sprak.