JavaScript is required for this website to work.
post

De onzin van fusies van gemeenten

Peter Reekmans19/9/2016Leestijd 7 minuten

Gemeentelijke fusies zijn peperduur en maken de afstand tussen de burger en de politiek alleen maar groter, stelt Peter Reekmans.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Gemeenten zoals Kruishouten en Zingem (allebei Oost-Vlaanderen) denken na over een fusie, kondigden hun burgemeesters afgelopen weekend aan. Nochtans is de Dorpstraat helemaal geen vragende partij voor fusies van gemeenten. In het grote gemeenteonderzoek dat Het Nieuwsblad eind 2015 voerde in de 308 Vlaamse gemeenten blijkt nogmaals duidelijk dat er totaal geen draagvlak is bij de bevolking voor gemeentefusies. In bijna alle gemeenten is steevast 59% van de bevolking er radicaal tegen en is gemiddeld slechts 18% voor.

Een vaak gehoord argument is dat door fusies gemeenten opnieuw meer taken zouden kunnen uitvoeren die ze nu vaak overlaten aan overkoepelende intercommunales. Gemeenten zouden dus opnieuw groot genoeg worden om hun bevoegdheden zelf uit te oefenen. In één klap zouden ze dan efficiënter en goedkoper kunnen werken. Maar er zijn meer dan voldoende bewijzen dat net het omgekeerde waar is. Denk maar aan wat de Wetstraat een grondige brandweerhervorming durft te noemen. Geen enkele gemeente vroeg erom, maar de in 2014 hervormde brandweer kost de meeste, vooral kleine gemeenten 30 tot 50% meer. De brandweerzones werden wat groter, maar het aanbod werd niet uitgebreid. Integendeel, de dienstverlening is gedaald en de werkomstandigheden voor de brandweermannen zijn zelfs verslechterd.

Ik ben dus absoluut geen voorstander van gemeentelijke fusies, maar van meer samenwerking tussen gemeenten zonder hiervoor nieuwe en dure bestuursvormen in het leven te roepen. Vandaag gebeurt dit al in Glabbeek: met buurgemeente Kortenaken kopen we soms samen machines aan. Met buurgemeente Bekkevoort delen we samen de kosten voor de dienst ruimtelijke ordening en we doen dat ook met de cultuurfunctionaris. We zijn allebei kleine gemeentes met dezelfde ruimtelijke ordening en culturele activiteiten, dan kan je perfect dat personeel delen. Door onze krachten te bundelen kunnen we bovendien een betere expertise binnenhalen door een ambtenaar van A-niveau in de plaats van B-niveau in dienst te nemen. Zo doen we aan schaalvergroting die voor beide gemeentes een besparing oplevert.

Ondertussen blijven de federale en Vlaamse regeringen facturen doorschuiven naar de lokale besturen, zodat ze binnenkort kunnen argumenteren dat kleinere gemeenten niet financieel leefbaar zijn. Niets is echter minder waar: het zijn vooral de grotere gemeenten en steden die het financieel niet meer aankunnen, terwijl uitgerekend zij al jaren veel meer middelen uit het Gemeenten- en Stedenfonds ontvangen dan de kleinere gemeenten. Het zijn grotendeels ook deze grotere gemeenten en steden die elke dag nieuwe (verdoken) gemeentebelastingen uitvinden op de kap van hun inwoners. En dan nog slagen ze er niet in om een degelijk financieel beleid te voeren. Het zijn net de grotere gemeenten en steden die de voorbije jaren het ene na het andere prestigeproject lanceerden en nu in tijden van crisis in zwaar stormweer beland zijn. In plaats van tijdens jaren van hoogconjunctuur financiële buffers aan te leggen voor de toekomst, deden ze toen al meer op dan ze hadden. Deze gemeenten doen het vandaag veel slechter dan de talrijke plattelandsgemeenten die steeds bescheiden en voorzichtig met de publieke financiën omsprongen. Grote steden zoals Antwerpen en Gent besteden ruim 3.000 euro per inwoner per jaar aan hun exploitatie, terwijl de kleine en middelgrote besturen dit met slechts 1.000 euro per inwoner doen. Deze beide steden kunnen dit enkel doordat ze 1.300 euro per inwoner ontvangen uit het Gemeenten- en Stedenfonds. De kleinere gemeenten moeten het stellen met 100 à 200 euro per inwoner uit ditzelfde fonds. Ik durf zelfs te stellen dat een inwoner van mijn gemeente Glabbeek, ondanks de grote verschillen in financiële steun van de Wetstraat, vandaag zeker niet minder dienstverlening krijgt dan een inwoner van een grotere gemeente. Integendeel, in een kleine gemeente als de onze krijgt een inwoner zelfs nog meer en snellere dienstverlening op maat omdat een kleine gemeente een veel flexibelere en toegankelijkere administratie en vaak ook makkelijker bereikbare mandatarissen heeft.

Voorstanders van fusies beperken zich voornamelijk tot de voorbeelden van Nederland, waar een gemeente gemiddeld 40.000 inwoners telt en Denemarken, waar een gemeente gemiddeld 56.000 inwoners telt. Steeds wordt er gezwegen over bijvoorbeeld het Duitse en Franse model die deze stelling volledig overhoopgooiden. Onze gemeenten zijn ook helemaal niet zo klein. Van alle EU-landen zijn er maar negen die gemiddeld grotere gemeenten hebben dan Vlaanderen. België behoort nu al tot de landen met een relatief groot inwonersaantal per gemeente. Duitsland, Oostenrijk en Noorwegen hebben veel meer kleine gemeenten dan Vlaanderen. Duitsland heeft gemiddeld slechts 6.700 inwoners per gemeente en 77% van de Duitse gemeenten heeft minder dan 5.000 inwoners, terwijl dit in Vlaanderen maar 4% is. Als we dan toch over efficiëntie en slagkracht spreken, dan staat Duitsland op de eerste plaats in Europa. Er zijn maar twee Europese landen waar de gemeenten het met minder middelen (in % bnp) doen dan in Vlaanderen. Dat zijn Luxemburg en Griekenland. Binnen Vlaanderen is er dan nog eens een groot verschil tussen de kleinere plattelandsgemeenten en grootsteden zoals Antwerpen en Gent.

Intussen bewijzen studies in Nederland en Denemarken dat hun fusies het overheidsbeslag niet konden terugdringen, integendeel. Gemeentelijke fusies in Nederland zorgden niet voor lagere uitgaven en al zeker niet voor betere voorzieningen voor de inwoners. De Nederlandse regering wilde met haar gemeentelijke fusies maar liefst één miljard euro per jaar besparen. Uit een studie in 2014 van Maarten Allers en Bieuwe Geertsema van het onderzoekinstituut COELO (Centrum voor onderzoek van de economie van de lagere overheden) van de Rijksuniversiteit Groningen blijkt echter dat gemeentelijke fusies om financiële redenen zinloos zijn. De gemeentelijke voorzieningen blijken er bovendien niet beter van te worden. In de periode dat het onderzoek liep, van 2001 tot 2012, zijn 197 gemeenten heringedeeld. Zij werden omgevormd tot 75 nieuwe gemeenten. De gemiddelde gemeente heeft in Nederland nu 40.000 inwoners en de voorziene besparing van een miljard euro werd een gigantische meerkost voor de Nederlandse begroting. Allers en Geertsema vergeleken de uitgaven per inwoner in de periode 2012-2013 tussen gemeenten die wel en niet heringedeeld werden na een fusie. Daarbij werd gecorrigeerd voor bevolkingsgroei, bevolkingsdichtheid en tal van andere factoren. Uit de resultaten blijkt dat de gemeentelijke uitgaven in gefuseerde en heringedeelde gemeenten niet meer of minder stijgen dan in niet gefuseerde gemeenten. Op lange termijn wordt de werkingskost van gefuseerde gemeenten zelfs groter. Uit de fusies van de afgelopen tien jaar blijkt dat zonder uitzondering de nieuwe grotere gemeenten meer kosten dan de gemeenten waar ze uit voortkomen. Voorafgaand aan de fusie gaven deze gemeenten meer geld uit om aanpassingen te doen. Vlak na de fusie gaan de uitgaven weer naar een normaal niveau, maar na een paar jaar stijgen de uitgaven structureel naar een hoger niveau dan voor de fusie (10 tot 20% hoger).

De bestuurs– en slagkracht van een gemeente heeft dan ook absoluut niets te maken met de grootte van een gemeente. Belangrijker is de visie, inzet, zuinigheid, daadkracht en bestuurskwaliteit van de lokale bestuurders. Een gemeente besturen als burgemeester en schepen is al lang niet enkel meer een betaald bijbaantje. De sleutel ligt voornamelijk bij het politieke personeel en veel minder bij de grootte van de gemeente. Wat de Wetstraat de burgers vandaag wil doen geloven klopt dus niet. Om een goed werkende democratie op het lokale niveau te verkrijgen en de bestuurskracht in sommige gemeenten te verhogen moeten de partijen investeren in het aantrekken en opleiden van degelijke lokale politici.

En laat het nu net daar zijn dat het schoentje wringt. Verkiezing na verkiezing wordt het personeelsprobleem van de meeste traditionele partijen in kleine gemeenten groter. In mijn gemeente Glabbeek zijn er vandaag slechts drie van de zes partijen nog in staat om een volledige en degelijke verkiezingslijst tegen 2018 samen te stellen. In Glabbeek zijn er traditionele partijen actief met een partijbestuur van amper twee à drie bestuursleden. Net voor de verkiezingen worden ze wakker en boksen ze een lijst in elkaar. Met deze lijst trekken ze dan naar de kiezer en hopen ze op stemmen uit gewoonte. Het is dan ook geen toeval dat de Dorpspartij de verkiezingen in 2012 overtuigend gewonnen heeft. Het was de enige partij met een financieel berekend verkiezingsprogramma én een sterke lijst. In Glabbeek had de kiezer met de komst van de Dorpspartij een volwaardig alternatief voor het vorige beleid en de traditionele partijen. Spijtig genoeg hebben de kiezers in vele gemeenten deze optie niet en stemmen ze dan maar op mensen die ze kennen of voor wie ze sympathie hebben.

Omdat kleine gemeenten met in verhouding minder kiezers niet zo interessant zijn voor de grote partijen in de Wetstraat, willen de traditionele partijen liever overschakelen naar grotere kieskringen. Daarvoor moeten ze minder bekwaam politiek personeel inzetten. Zo willen ze hun greep op de Dorpstraat behouden en meteen hun politieke probleem oplossen. Dat dergelijke fusies peperduur zijn en de afstand tussen de burger en de politiek groter zullen maken, daar ligt niemand in de Wetstraat wakker van. Over deze nadelen van fuseren wordt dus zedig gezwegen, net zoals over de extra kosten die de operatie met zich meebrengt.

Neem nu de reorganisatiekost van het ambtelijke apparaat en de bouw of uitbreiding van gemeentehuizen. De schaalvergroting zal effectief leiden tot een grotere afstand tussen burger en bestuur. Het gaat dan niet alleen om de afstand tot het nieuwe centrale gemeentehuis, maar ook om de verminderde aanspreekbaarheid en het toenemende bureaucratische karakter van de gemeentelijke administratie en het beleid. Bovendien zorgt deze schaalvergroting wel voor minder directe dienstverlening, maar niet voor lagere kosten. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat bij grotere gemeenten het aantal ambtenaren per duizend inwoners veel hoger ligt en de personeelskost bijgevolg dus hoger is. En laat het nu net deze gigantische personeelskost zijn die vele gemeenten vandaag proberen te verminderen. Bij alle besparingen in gemeenten en steden de voorbije jaren werd eerst fors gesnoeid in personeel. Fusies tussen meerdere kleinere gemeenten zullen ervoor zorgen dat de personeelsformaties overal net uitgebreid worden door de vele vastbenoemde ambtenaren. Zo staan gemeentelijke fusies lijnrecht tegenover fusies in het bedrijfsleven. De efficiëntiewinst die fusies van ondernemingen dikwijls opleveren kan je dus zeker niet vergelijken met fusies van lokale besturen.

Veel kleine gemeenten die vandaag wel goed functioneren, zullen hun dynamiek verliezen. De directe betrokkenheid van de lokale sterkhouders zoals burgemeester, schepenen en gemeenteraadsleden zal verdwijnen. Schaalvergrotingen vormen eerder een bedreiging voor de lokale democratie. De afstand tussen burger en bestuur neemt immers vooral toe dankzij de politici in de Wetstraat en in veel mindere mate door de politici uit de Dorpstraat. De vrees is dan ook terecht dat de stem van de inwoners van een kleinere gemeente veel minder gehoord zal worden na een fusie. De toegankelijkheid van de gemeentelijke dienstverlening zal afnemen, zeker wanneer de dienstverlening op een centrale plaats terechtkomt. Ik kan maar niet begrijpen dat Vlaanderen het openbaar vervoer, vooral in plattelandsgemeenten, afbouwt en tegelijk daar alles wil centraliseren, zonder dus de mobiliteit te verhogen. Zo geraken oudere mensen nog meer geïsoleerd.

Het is opvallend dat het vaak politici zijn van gemeenten die diep in de rode cijfers zitten die trouwens pleiten voor een fusie met andere gemeenten. Geef diezelfde politici in een grotere gefuseerde gemeente dan maar eens de financiële teugels in handen. Zullen zij het dan plots beter doen? In plaats van de eigen gemeente terug financieel op de rails te krijgen, is een fusie voor sommigen blijkbaar een makkelijkere uitweg. Ik weiger echter in een fusietraject te stappen waarbij mijn inwoners geld moeten ophoesten om de putten van andere gemeenten te vullen. En waarom zouden (kleine) gemeenten die er al jaren wel in slagen een goed en gezond financieel beleid te voeren, die hun kerntaken vervullen en continu inzetten op dienstverlening moeten fuseren tot grotere entiteiten?

Peter Reekmans is burgemeester van Glabbeek en gewezen LDD-fractievoorzitter in het Vlaams Parlement. 

Peter Reekmans (1975) is burgemeester van Glabbeek, nationaal ondervoorzitter LDD en gewezen volksvertegenwoordiger en fractievoorzitter in het Vlaams Parlement.

Commentaren en reacties