JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

De ‘Oost-Duitse Lente’ gefnuikt

Vijftig jaar geleden stierf DDR-hervormer Erich Apel een mysterieuze dood.

Dirk Rochtus20/12/2015Leestijd 4 minuten

De DDR mocht zich niet emanciperen van Moskou. De mysterieuze dood van hervormer Apel maakte dat duidelijk.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De wereld zou er vandaag misschien anders hebben uitgezien, had de DDR, de socialistische Oost-Duitse staat, zich in 1965 kunnen emanciperen van de Sovjet-Unie. Het blijft voer voor speculatie of ze dan samen met Tsjecho-Slowakije het experiment van een ‘socialisme met een menselijk gezicht’ tegen de zin van Moskou in erdoor had kunnen drukken. Maar die hoop stierf op 3 december 1965 toen Erich Apel, de hervormingsgezinde leider van de Staatliche Plankommission van de DDR, dood teruggevonden werd in zijn bureau in het Haus der Ministerien in Oost-Berlijn. De officiële versie luidde dat Apel met zijn pistool zelfmoord had gepleegd in een bui van neerslachtigheid. Volgens sommigen zou hij zich voor het hoofd hebben geschoten omdat hij zijn levenswerk, een efficiëntere economie, bedreigd zag door een handelsverdrag dat de DDR enkele uren later tegen voor haar ongunstige voorwaarden zou ondertekenen met de Sovjet-Unie. Er zijn echter heel wat aanwijzingen dat die zelfmoord wel eens een ‘gecamoufleerde’ moord zou kunnen geweest zijn. In ieder geval had Apel heel wat vijanden onder die bonzen van de SED, de leidende communistische partij van de DDR, die alles bij het oude wensten te laten.

DDR-Lente

Wat was er allemaal voorafgegaan aan die tragische decemberdag in 1965? De bouw van de Muur in 1961 had de leegloop van de DDR gestopt. De mensen moesten zich nu wel ‘arrangeren’ met het regime en hun beste krachten wijden aan de ‘Aufbau’ van de socialistische staat. Zelfs een oude stalinist als Walter Ulbricht (1893-1973), Eerste Secretaris van de SED en voorzitter van de Staatsraad, besefte dat hij de gebreken van de Oost-Duitse economie niet meer in de schoenen van het Westen kon schuiven. Het was tijd om de hand in eigen boezem te steken. De aanstoot voor een debat over noodzakelijk geworden hervormingen op economisch vlak kwam uit Moskou, meer bepaald uit de koker van de Sovjet-Russische econoom Evsei Libermann, die verklaarde: ‘Wat nuttig is voor de maatschappij, moet ook nuttig zijn voor elk bedrijf, en omgekeerd, wat niet voordelig is voor de maatschappij, moet uiterst nadelig zijn voor het personeel van een bedrijf.’ (1) De zogenaamde ‘Aufbaugeneration’ plaatste haar schouders onder het grootste hervormingsproject dat de DDR tot dan toe had gekend. Het ging hier om intellectuelen die uitgaand van de uitdagingen die de nieuwe technologieën stelden en met gebruikmaking van moderne wetenschappen zoals de cybernetica (zelfregulering van systemen) aan het werk togen om de maatschappij te verbeteren. Ulbricht gaf de economen Günter Mittag en Erich Apel de opdracht het zogenaamde ‘Neues Ökonomisches System (later met de genitief ‘der Planung und Leitung’ aangevuld), NÖS (later NÖSPL) uit te werken dat een ‘zelfregulering’ van de economie op basis van het Plan in verbinding met de Markt en economische hefbomen zoals winst en rentabiliteit voorzag. Bedoeling was een ‘derde weg’ in te slaan in de vorm van een ‘geregelde markteconomie’. De DDR moest loskomen van de zogenaamde ‘Tonnenideologie’ waarbij ze massaal grondstoffen uit de Sovjet-Unie importeerde. Die verwerkte ze tot industrieproducten die dan weer aan de ‘grote Sovjetbroer’ werden verkocht tegen lagere prijzen dan wat ze hiervoor in het Westen had kunnen krijgen. Binnen de SED heerste misnoegdheid over deze ‘uitbuiting’ van de DDR door de Sovjet-Unie. Op haar Zesde Partijcongres in januari 1963 keurde de SED het NÖS goed. Een tijd van experimenteren in de richting van meer economische vrijheid en efficiëntie brak aan. De ingenieur Erich Apel (1917-1965) was de man die omwille van zijn organisatietalent het nieuwe systeem in goede banen moest leiden. Ook op cultuurpolitiek vlak kwam er ietwat meer ademruimte. Er leek wel een ‘Oost-Duitse Lente’ te ontluiken.

Oppositiefront

Maar sommige partijbonzen zagen de bui al hangen. Had Ulbricht niet in december 1962 gezegd dat het ‘primaat van de politiek’ door het ‘primaat van de economie’ moest vervangen worden? Meer vrijheid in het economische systeem en meer zeggingskracht voor wetenschapslui en experts bedreigden de positie van op de zuiverheid van de leer ingestelde partijfunctionarissen. Een van hen, Erich Honecker, lid van het Politbureau, begon een oppositiefront op te bouwen tegen Ulbricht en het NÖS. Rugdekking kreeg hij daarbij vanuit Moskou, waar Leonid Breznjev in oktober 1964 Chroesjtsjov was opgevolgd. Breznjev was een man van het militair-industrieel complex en had er dus alle belang bij dat de DDR ingebonden bleef in het bestaande systeem. De nieuwe baas in het Kremlin gooide de lijnen uit voor een nieuw handelsverdrag dat de boven geschetste ‘uitbuiting’ vastschreef: de DDR kocht grondstoffen in de Sovjet-Unie boven en verkocht afgewerkte waren aan haar onder de wereldmarktprijs. Daarmee verzwond voor de DDR de hoop om meer deviezen voor die producten in het Westen te verkrijgen.

Duivels

Op 3 december 1965, één dag nadat hem in een vergadering van het Politbureau ‘Westorientierung’ was verweten en de dag waarop dat handelsverdrag zou worden ondertekend, pleegde Apel zelfmoord. Of was het moord? Met Apel verloor de DDR alvast een vurig voorstander van hervormingen. Twee weken na zijn mysterieuze dood ontbonden de tegenstanders van het NÖS hun duivels tijdens de Elfde Plenaire Vergadering van het Centrale Comité (de partijraad) van de SED. De grenzen van het gangbare socialistische model mochten niet worden overschreden, niet door intellectuelen die om meer geestelijke vrijheid riepen, en ook niet door ’technocraten’ die in hun competentie het gezag van de partij op de helling zetten. Honecker woedde in zijn redevoering tegen Ulbrichts oriëntatie op het ‘wereldniveau op economisch gebied’ met de woorden: ‘Bij enkele wetenschappers, technici en ook leiders in de staat is de neiging nog niet overwonnen, zich in alle kwesties van de nieuwe techniek eenzijdig te oriënteren op het “Westniveau”, zonder geprobeerd te hebben, zich te informeren over de stand van zaken in de Sovjet-Unie (….)’ (2)

Praagse Lente

Het NÖS kon niet lukken, ook en vooral omdat het niet te rijmen viel met politieke hervormingen die voor de partijleiding zelfmoord zouden betekend hebben. Dat bewees ook het binnenrukken van Sovjet-Russische troepen in Praag in augustus 1968. De Praagse Lente toonde volgens de behoudsgezinde krachten in het Oostblok aan dat hervormingen op economisch en cultuurpolitiek vlak tot liberalisering en dus verlies van het machtsmonopolie van de partij zouden leiden. Zelfs Ulbricht moest de Praagse hervormers veroordelen, uit vrees dat hij anders zelf voor de bijl zou gaan. Maar het mocht niet baten. Op het Achtste Partijcongres van de SED in juni 1971 werd Ulbricht stilletjes aan de dijk gezet en opgevolgd door Honecker. Het NÖS werd summier afgedaan met de woorden dat het ‘al te vele “buiten het Plan vallende wonderen” (…) niet kon verwerken.’ (3). Honecker had zijn slag thuisgehaald vanuit zijn geloof in de onvoorwaardelijke binding van de DDR aan de Sovjet-Unie. Achttien jaar later zou Gorbatschow, de architect van de Perestrojka, hem aan de wand nagelen met de legendarisch geworden uitspraak: ‘Wer zu spät kommt, den bestraft das Leben’ (Wie te laat komt, wordt afgestraft door het Leven).

 

foto van Erich Apel © www.hdg.de

(1) Vertaald en geciteerd naar Jörg Roesler, Geschichte der DDR. Keulen 2012, p. 59

(2) Norbert Podewin, Walter Ulbricht. Eine neue Biographie. Berlin 1995, p. 392

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Sick’ is een relevante en hilarische roman waarin Bavo Dhooge alle humoristische registers opentrekt, zonder daarbij ook maar een moment de vinger van de pols van de maatschappij te halen.