JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

De persoonlijke wil creëert kansen voor het indivdu en de samenleving

Reeks diversiteit in Vlaanderen

Abied Alsulaiman5/1/2015Leestijd 7 minuten

Abied Alsulaiman is docent Arabisch, cultuurgeschiedenis en vertaalvakken aan de KU Leuven, campus Sint-Andries in Antwerpen, en juridisch en literair vertaler. Hij werd in 2006 opgenomen in de Orde van den Prince.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Ten geleide

Ik ben geboren en opgegroeid in Syrië, een land in regio waar meer dan twintig verschillende religieuze gemeenschappen en etnische groepen leven. Ik groeide op in een stad met een grote diversiteit. Naast Arabische moslims en Arabische christenen, woonden in onze wijk ook Armeense christenen die begin twintigste eeuw asiel in Syrië zochten, Grieks-Orthodoxe christenen met Griekse roots, Koerden, Turkmenen, Kaukasiërs en Circassiërs. Mijn ouders vertelden me ook over joden die er sinds de Oudheid woonden en na de stichting van de staat Israël in 1948 naar Palestina werden overgebracht. Die gemeenschappen leven er met elkaar. Tot de dictatuur na de Tweede Wereldoorlog zich in die regio manifesteerde en de grote rijkdom in die regio bedreigde. De Iraanse revolutie, de Afghaanse oorlog en de gevolgen van het Camp Davidakkoord, – allemaal gebeurtenissen die op het einde van de jaren zeventig plaatsvonden, droegen bij tot de verankering van de traditionele dictatuur en leidden op den duur tot het ontstaan van een nieuwe, gevaarlijkere vorm van dictatuur, nl. de religieuze dictatuur.  

Oppositiegedachten, deelname aan schoolprotesten en pleidooi voor een betere wereld hadden tot gevolg dat ik Syrië, noodgedwongen, moest verlaten. Dertig jaar geleden kwam ik naar Vlaanderen. Ik studeerde en promoveerde aan de UGent. Na mijn studie in Gent verhuisde ik begin jaren negentig definitief naar Antwerpen, waar ik sindsdien woon en werk. Eerst doceerde ik Arabisch in het avondonderwijs (Encora), daarna werkte ik als coördinator van de Stedelijke Migrantenraad, de voorloper van de stedelijke integratiediensten. In 1994, twintig jaar geleden, begon ik deeltijds Arabisch te doceren aan de toenmalige Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vertalers en Tolken (het latere Lessius, nu KU Leuven Campus Sint-Andries in Antwerpen). In het academiejaar 2003-204 mocht ik de opleiding Arabisch aan het toenmalige Lessius hervormen en de Bachelor- en Masteropleiding Arabisch oprichten. Dat deed ik samen met mijn collega wijlen Herman Talloen.

Diversiteit in Vlaanderen

Diversiteit in Vlaanderen is een realiteit, maar de diversiteitsgedachte wordt onvoldoende belicht en erkend. Dat is te wijten aan maatschappelijke problemen die, ten dele, het gevolg zijn van een non-beleid in het verleden (tot begin jaren negentig), vooral wat betreft het onthaal en begeleiding van nieuwkomers. Tijdens mijn werk in de Migrantenraad (1992-1997) trachtte ik zoveel mogelijk een dialoog tussen de verschillende gemeenschappen tot stand te brengen. Met wisselend succes. In 2005 maakte de Vlaamse Regering, onder toedoen van Minister Marino Keulen, bevoegd voor inburgering, werk van een onthaalbeleid. Als lid van de Commissie Bossuyt die Minister Marino Keulen in het leven riep, heb ik (samen met de commissieleden: Marc  Bossuyt, voorzitter; Rik Torfs, Marie-Claire Foblets, Etienne Vermeersch, Naima Charkaoui en  Ludo Abicht,), bijgedragen tot de ontwikkeling van een efficiënt onthaal- en inburgeringsbeleid dat afgedwongen kon worden. Want vanaf 2005 voldoet het overheidsaanbod aan o.a. Nederlandse taallessen aan de toenemende vraag van anderstaligen om Nederlands te leren, zodat een inburgeringsbeleid met een stevig pakket Nederlands en een efficiënte cursus maatschappelijke oriëntatie afgedwongen kon worden. Dat was een positieve maatregel, want wie geen Nederlands in Vlaanderen kent en daardoor zijn of haar weg in de samenleving niet vindt, benadeelt in eerste instantie zichzelf, en kan tot normoverschrijdende conflicten bijdragen die de diversiteitsgedachte ondermijnen.

De pijnpunten en de genotsplekken                           

Inburgering voor mij is moeilijk in te beelden zonder economische welstand. Economische welstand vergt een goede opleiding. Hiermee doel ik niet alleen op academische opleiding, maar op opleiding in het algemeen. Inburgering en positieve diversiteit hangen, mijns inziens, in eerste en laatste instantie van twee randvoorwaarden af: de wil van het (allochtone) individu tot integratie, en de politieke en sociologische ruimte die de (autochtone) samenleving hiervoor creëert. Zonder aan deze twee randvoorwaarden te voldoen, kunnen we moeilijk van positieve  diversiteit spreken. Een individu dat niet wil participeren, sluit zichzelf uit. Hij of zij moet hiervoor de schuld niet bij de samenleving steken. De samenleving die niet accepteert, sluit eveneens uit en kan de verantwoordelijkheid niet steeds bij groepen plaatsen die hun weg naar inburgering niet of moeilijk vinden. De implementatie van deze twee randvoorwaarden kan een groot deel van maatschappelijke problemen oplossen, want positieve diversiteit is niets anders dan rijkdom!  

Diversiteit in Vlaanderen vanop mijn plaats in de samenleving

Vanuit mijn persoonlijke ervaring stel ik vast dat een vreemde achtergrond van een persoon die zijn weg in de samenleving vindt niet a priori een nadeel is, integendeel.  Ik moedig mijn studenten van Arabische roots die een master in het vertalen, het tolken of meertalige communicatie willen halen, aan om hun achtergrond op een positieve en zelfs economisch rendabele wijze te benutten. Vrijwel alle afgestudeerden werken nu voor grote Vlaamse, Belgische en Europese bedrijven die dagdagelijks met de Arabische wereld communiceren.

Persoonlijk heb ik de Vlaamse samenleving altijd als een open en een gastvrije samenleving ervaren. Reeds tijdens mijn studie in Gent werd ik aangezocht om les te geven. Na het afstuderen ging ik aan de slag als vertaler, als  leraar, dan als ambtenaar en tot slot als prof. en vertaler. Ik was ook jarenlang lid van de Rotary Club, en sinds 2006 ben ik ook lid van de Orde van den Prince. Ik ben de eerste ‘nieuwe Vlaming’ die ooit lid van de Orde van den Prince werd. Mijn toetreding tot de Orde bracht een interessant debat met zich mee, dat de weg effende voor andere nieuwe Vlamingen – van welke origine, achtergrond of levensbeschouwing ook – die de Europese grondwaarden aanvaarden.

Het maatschappelijke debat over diversiteit

Ik geloof, nogmaals, dat de persoonlijke wil van het individu en de politieke en sociologische ruimte van de samenleving tot inburgering, kansen voor het individu en de samenleving creëren. Niemand krijgt zomaar alles in de schoot geworpen. Om de kansen te grijpen, moeten die aangeboden worden. In Vlaanderen is het onderwijs binnen iedereens bereik. Er zijn weinige landen in de wereld waar studies aan topuniversiteiten binnen iedereens bereik is. Dit is een zeer grote kans voor wie vooruit wil, en daarop moet het debat zich focussen, niet op een theoretisch integratiedebat dat niets oplevert. Ik geloof dat er binnen de verschillende allochtone gemeenschappen zwakkere personen zijn die een duwtje in de rug nodig hebben, en dat kan door een tijdelijke, categoriale aanpak gebeuren. Ik geloof ook dat sommige verenigingen van nieuwe Vlamingen goed werk verrichten. Maar een integratiesector en een groot aantal zelforganisaties heb ik altijd overbodig gevonden, zeker als de toegankelijkheid tot de bestaande sectoren en culturele activiteiten groter wordt. Naar cultuur vertaald: het aanbod van grote Vlaamse en Belgische kunstcentra is de laatste twee decennia divers geworden. Dat is beter en natuurlijker dan het beperken van divers cultureel aanbod tot culturele centra bestemd voor ‘wereldcultuur’.

De valkuilen en de kansen in het debat

Het in hokjes blijven denken – en dat geldt voor alle gemeenschappen – ondermijnt het debat over diversiteit. Internationale politiek, conflicten in de moslimwereld en radicalisering en verrechtsing in bepaalde kringen werken een negatieve denkwijze verder in de hand. Dat creëert een belangrijke kans voor een dialoog binnen de gemeenschappen en tussen de burgers. Dialoog relativeert het wij-en-zij-verhaal nagenoeg geheel.  

Binnen de verschillende allochtone gemeenschappen dient een openhartige dialoog ontwikkeld te worden waarin men contraproductieve mechanismen in de eigen middens blootlegt en tot strategieën komt om die mechanismen te stoppen. De sociaal-culturele verenigingen van nieuwe Vlamingen en de moskeeën hebben in het tot stand brengen van zo’n dialoog een beslissende rol te spelen – een rol die ze, naar ik meen, nooit hebben willen of durven spelen. Misschien omdat ze rond die genoemde contraproductieve mechanismen geen kleur willen bekennen.  

Ook de allochtone intelligentsia dient zich in ieder geval positiever te manifesteren dan nu het geval is. Zij heeft als eminente taak om de jongeren die zich aan de rand bevinden tussen het normale en het criminele milieu, trachten te redden door het geven van betere voorbeelden. Zij kan de emancipatie van de allochtone vrouw ondersteunen. Zij kan de ouders helpen bij de problemen die het gevolg zijn van hun onwetendheid van de samenleving waarin ze leven. Zij kan de laaggeschoolde moeders helpen bijscholen opdat ze hun kinderen beter kunnen bijstaan in hun schoolloopbaan. Zij kan allochtone scholieren helpen bij het verrichten van hun huiswerk. En zij kan de inzet van democratische politici, allochtoon of autochtoon, steunen in plaats van hen voortdurend af te breken.. Dit alles kost geen geld, maar alleen wat burgerzin, inzet en maatschappelijke betrokkenheid.

Naast de samenleving, dient de overheid zich serieus te bezinnen over het beleid dat ze rond de islam wil voeren. De Syriëstrijders hebben het debat over inburgering niet alleen noodzakelijk gemaakt, ze hebben bovendien duidelijk aangegeven dat een non-beleid inzake islamitische instellingen in Vlaanderen en België nefaste gevolgen kan hebben. Want radicalisering is niet alleen het gevolg van ideologische overtuiging die beperkt blijft, het is echter het gevolg van maatschappelijke  problemen die zich op gezinssituatie, onderwijs en werk manifesteren. De meerderheid van de moslimgemeenschap in Vlaanderen is traditioneel en apolitiek. Daarnaast heb je een groeiende vorm van open, liberale en Nederlandstalige islam die het seculiere pluralisme als een grote deugd erkent, en een orthodoxe islam die zich terug op het eigen wereldbeeld plooit. De traditionele meerderheid is passief en niet maatschappelijk nauwelijks betrokken. Het zou een roeping voor de overheid moeten zijn om de progressieve tendensen binnen de moslimgemeenschap te steunen. De in dit academiejaar gestarte Master in Islamitische Wetenschappen aan de KUL, en de samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen en de Raad van Moslimtheologen in Antwerpen, zijn in deze context zeer waardevolle initiatieven waarvoor ik sinds meer dan vijftien jaar pleit, omdat er een grote behoefte bestaat aan imams opgeleid in Vlaanderen. Academisch onderzoek wijst uit dat radicalisering achter een computerscherm gebeurt, en niet in de moskee. Jongeren kunnen niet terecht bij imams die hun leefwereld kennen. Daarom zoeken ze verder op het internet en zodoende worden ze een makkelijk prooi voor dweepzieke fanatici die op het web rekruteren. In dit geval herhaal ik een oud pleidooi om Nederlandstalige moskeeën te erkennen en te steunen, en om misschien een grote, centrale moskee in Antwerpen te bouwen, waarin de voertaal het Nederlands is en die vorm aan de open, liberale en Europese islam kan geven. Een islam die de ruimte biedt voor meer dan eredienst en religieuze beleving, maar een die zich ook zorgen maakt over de samenleving als geheel; een die bruggen wil maken met anderen, gelovig of niet.     

Toekomstvisie

In grote steden waar diversiteit een feit is, groeien de kinderen al op in een context van diversiteit. De school is een ontmoetingsplaats, een vormingsinstelling en een smeltkroes. Leerlingen leren elkaar er kennen, leren samen en groeien samen met elkaar op. Meer aandacht aan diversiteit in de beginfase van de schoolloopbaan is nodig om de diversiteitsgedachte te verankeren. De komende generaties zullen hier ongetwijfeld de vruchten van plukken.

 

 

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties