JavaScript is required for this website to work.
post

De roemloze aftocht van Arne Quinze uit Mons 2015

ColumnJohan Sanctorum22/1/2015Leestijd 4 minuten

Waarom de gehypete marketingkunst op haar retour is.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Terwijl tot de tanden bewapende paracommando’s onze vrouwen en haarden behoeden tegen de inval van de Moren, wordt er nu met stille trom een gammele constructie opgeruimd die op kerstavond 2014 al begon te kraken. Niet door een terreuraanslag, zelfs niet door kwajongensstreken, maar gewoon: onder het gewicht van zijn eigen ondraaglijke lichtheid.

Het betreft de installatie genoemd The Passenger van Arne Quinze. Het werk, zoals alles van deze Vlaamse kunstenaar bestaande uit een aantal tegen elkaar gekwakte houten latten, moest het artistiek pronkstuk worden van Mons, culturele hoofdstad van Europa 2015. Zoals bekend het absoluut prestigeproject van burgemeester Elio di Rupo, waar vooral sterarchitecten zoals Libeskind en Calatrava beter van worden. De 37 miljoen euro, oorspronkelijk begroot voor het nieuwe station, zijn er ondertussen al 155 miljoen, en het staat er nog niet.

Aan Quinzes meesterwerk, door de bewoners spottend ‘le micado’ genoemd, hing een prijskaartje van 400.000 Euro. Maar nu moet het dus definitief weg, wegens levensgevaarlijk voor wie er onder loopt. Hopelijk recupereerbaar tot kachelhout. 

Plankenmonopolie 

Dat is uiteraard een grappig contrapunt tegenover het actuele anti-terreur-theater: wij maar lamenteren tegen het terrorisme, terwijl een goedmenende, hardwerkende Vlaming hier in Wallonië ‘kunstwerken’ neerpoot waar zelfs een passenger-met-veiligheidshelm niet zonder levensgevaar onder door loopt.

Maar de symboliek zit dieper. Arne Quinze is het type van de marketingkunstenaar die zijn eigen methode gepatenteerd heeft: ooit maakte iemand zo’n lattenconstructie in zijn voortuin, waarna Quinze terstond een proces inspande wegens plagiaat.

Deze kunst draait rond een plankenmonopolie. Niet de inspiratie, niet de creativiteit, zelfs niet het ambacht staan bij hem vooraan, wel het merk en zijn communicatie. Gebakken lucht dus. Van Shangai tot New York staan ze, die meestal in fluorood beschilderde Gamma-latten die schreeuwen om aandacht. Bij ons in Boom sieren ze de site van het DJ-festival Tomorrowland, in wat voorheen een natuurgebied en kalmtezone was. Het kunstwerk werd betaald door de provincie, hoewel Tomorrowland dé parel is van de poenscheppende decibelindustrie en helemaal geen subsidies nodig heeft.

Op de zeedijk van Oostende staan dan weer zijn Rock Strangers, namaakrotsen, ook weer in fluo rood, door bewoners én toeristen beschouwd als visuele vervuiling. Maar het is duur, dus zal het wel kunst zijn. Overal waar het geld is, is Quinze, en, overal waar Quinze is, ruikt het naar dezelfde holy shit.

Dat uitgerekend nu het universum van Arne Quinze letterlijk in elkaar zakt, zie ik echter als een teken van de hemel. Want als er één sociale groep in deze bewogen januari 2015 oorverdovend zweeg, dan was het wel het artistiek establishment. De penseelridders, stokjesartiesten, fabrikanten van kakmachines en andere grootinstallateurs. Hebben zijn niets te zeggen, geen boodschap, geen statement? Of wachten ze tot de storm voorbijgeraasd is, om hun handel in peis en vree voort te zetten? Neen dus, The Passenger is aan zijn irrelevantie bezweken. 

Op zoek naar een nieuw verhaal 

Persoonlijk denk ik, en laat dit een geluk bij een ongeluk zijn, dat de dagen van de trend- en hypekunst geteld zijn. Fabre (de schrik van de Antwerpse katten), Delvoye (strontproducent, kasteelheer en Vlamingenhater), Tuymans (nu zelf veroordeeld wegens plagiaat), het geregistreerd merk Quinze, ze mogen inpakken. Het verhaal van Arne Quinze en zijn Passenger gaat overigens evenzeer over machtsvertoon, usurpatie en intellectueel cynisme. Het is tijd voor iets anders, dieper, authentieker.

Toevallig las ik iets over de Spaanse kunstenaar Fernando Garcia-Dory. Hij was academisch gevormd, maar had helemaal geen zin om museumkunst te maken, l’art-pour-l’art waarmee dan stevig kon gecasht worden. Neen, hij trok het Spaanse binnenland in en zette een coöperatieve op om groenten te kweken en die lokaal te verkopen. Landbouw, creativiteit, ambacht en economie vloeiden zo organisch in elkaar. We krijgen dan een kunstwerk van een heel andere orde, namelijk een zinnige structuur die ‘werkt’.

Dat kan een coöperatie zijn, een installatie, een wandelpad, een herbebossingsproject, zelfs een politieke beweging. Het ultieme kunstwerk dat Fernando Garcia-Dory nalaat, als object dan, is…. een mobiele kaasmachine. Het staat nu in een museum maar het was daar helemaal niet voor bestemd. Het diende gewoon om kaas te maken, uitleenbaar binnen dat netwerk, en laat dat nu zijn ‘schoonheid’ zijn.

Dit is uiteraard iets helemaal anders dan een hoop dure planken, het past in een groter, uitdijend verhaal. Net daarom gaat om het méér dan functionaliteit en nuttigheid, het gaat ook om generositeit en liefde voor het geheel, zelfs een soort heiliging van de natuur, de mens en het leven, door amateurs en dilettanten, uitvinders en knutselaars. Het gaat niet enkel om de output, het product, het rendement op zich, maar ook over de manier hoe iets tot stand komt. De kunstenaar Joseph Beuys voorzag al in de jaren ’70 van vorige eeuw dat dit moest gebeuren: een implosie van de effectkunst, en een opstuw van zinnige, duurzame organismen waar de wereld mee verder kan, rondom en buiten de apocalyptische hysterie. 

Plots begreep ik dat het onnozel elektrisch back-up systeempje dat ik had gemaakt, verbonden aan een paar zonnepanelen, en op wieltjes, ook een kunstwerk is. Plots zie ik waarom een vriendin die in stilte schilderijtjes met bijenwas maakt, als geschenk aan haar omgeving, meer van kunst snapt dan Arne Quinze. En plots begrijp ik ook waarom andere kleinschalige structuren, die ogenschijnlijk futiel zijn, een schoonheid krijgen door hun geloofskracht en verbondenheid met het grote geheel.

In Doel verzet een actiecomité zich al jaren tegen de sloping van het polderdorp voor een havendok dat er helemaal niet nodig is. Het is een biotoop geworden, er wordt bier gebrouwen, er is een socio-cultureel weefsel ontstaan. Onkruid in de woestijn.

Als de Europese cultuur haar tweede of derde adem vindt, dan zal het via het ontluiken van dit soort levensmoleculen zijn. Organische molecule versus steriele stokjescultuur.

Ondertussen valt er, zoals in Mons, wel wat nuttig afbraakwerk te doen. Bezigheidtherapie en ontwenningskuur voor afkickende Syriëstrijders? Wie weet.

Foto (c) Reporters

Rechtzetting:

De provincie Antwerpen heeft meebetaald aan de brug, omdat het naast een artistiek project ook gaat om de infrastructuur van het domein. De nettoprijs die de provincie hierin heeft geïnvesteerd bedraagt echter minder dan 25% van de totale kost. Meer dan 75% werd door de organisatie achter Tomorrowland betaald.

 

 

 

 

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties