JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

De slag om Wenen (1683) zorgt meer dan ooit voor beroering

Nooit eerder werd herdenken zo gepolitiseerd als vandaag

Joren Vermeersch12/9/2018Leestijd 7 minuten

foto ©

Vandaag herdenken we de slag om Wenen (1683), die de Ottomaanse expansie stopte. Uit politieke correctheid wil men dit zelfs niet herdenken.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

12 september 1683. Weinigen beseffen het, maar die dag betreft een iconische datum in de Europese geschiedenis. Een internationaal christelijk leger onder leiding van de Poolse koning Jan III Sobieski versloeg toen het leger van het Ottomaanse Rijk, vlak voor de poorten van de stad Wenen. Daarmee kwam een einde aan eeuwen van islamitische militaire expansie in Europa. Een grote dag, zou u denken, die passend herdacht dient te worden. Niets is minder waar. 335 jaar later zorgt de herdenking van de slag meer dan ooit voor beroering.

Veni, vidi, Deus vicit

Wenen was niet zomaar een stad. Het vormde de toegangspoort tot het hart van Europa: het Heilige Roomse Rijk. Viel Wenen, dan lag de weg open naar de verovering van Duitsland en de rijke landen daarachter. Dé ultieme droom van de Ottomaanse sultans, die de verovering van het Oude Continent aanzagen als een religieuze plicht die hen opgedragen was door de profeet Mohammed zelf. Maar Wenen was een harde noot om te kraken. Dat besefte de Turkse Sultan Mehmed IV maar al te goed. Een eerdere poging in 1529 om de stad in handen te krijgen was schromelijk mislukt, wat toen had geleid tot een ernstige interne crisis. In 1683 waagden de Turken nog eens hun kans. Daarbij namen ze het zekere voor het onzekere. De sultan zond een leger van maar liefst 170.000 onverschrokken krijgers naar de oevers van de ‘schönen blauen Donau’.

Wenen zelf werd verdedigd door amper 15.000 soldaten. De Habsburgse keizer Leopold I en heel zijn hofhouding hadden de benen genomen, samen met iedereen die geld genoeg had om een plaats in een koets te versieren. Enkel het klootjesvolk bleef achter. Een val leek onvermijdelijk, maar toch hield de stad. Met de moed der wanhoop, want de bevolking wist maar al te goed wat haar te wachten stond indien de stad stormenderhand zou worden ingenomen: executie van de mannelijke verdedigers, de verkoop van jonge vrouwen in (seks-)slavernij en het omvormen van hun prachtige kathedraal tot moskee. Een schrikbarend lot dat eerder al tal van andere steden in Europa had getroffen, te beginnen met Constantinopel in 1453. Deze horror stond op het punt zich te herhalen, in het hart van Europa. Na vier maanden beleg stond Wenen op kraken. De voorraden waren op en de muren stonden op instorten. En toen, in de nacht van 11 op 12 september 1683, zagen de uitgehongerde stedelingen plots kampvuren oplichten vanop de nabij gelegen Kahlenberg.

Redding

Het geallieerde christelijke ontzettingsleger was eindelijk aangekomen. 80.000 Europese soldaten en ridders uit de Republiek Venetië, Saksen, Beieren, Polen, de Pauselijke staten en de Orde van Malta, onder de kundige leiding van de Poolse koning Jan III Sobieski. Met de hem kenmerkende branie stortte Sobieski zich aan het hoofd van zijn zwaarbewapende Poolse huzarencavalerie op het centrum van het Turkse leger, dat dubbel zo groot was, maar minder getraind en amper tot niet toegewijd aan hun aanvoerder, grootvizier Mustafa Pasha. Sobieski stootte door tot in de tent van de grootvizier, die maar nipt het vege lijf kon redden samen met de zwarte vlag van de profeet. Zich bewust van de historische reikwijdte van het gebeuren, parafraseerde de Poolse koning in zijn brief aan de paus Julius Caesar: Veni, vidi, Deus vicit (Ik kwam, ik zag, God overwon). Dat kon amper grootspraak genoemd worden, want de triomf was totaal. Europa was gered. Kerkklokken luidden van Lissabon tot Vilnius.

Het historische belang van de slag bij Wenen kan moeilijk worden onderschat. Het zette een punt achter eeuwen van onophoudelijke islamitische (Ottomaanse) expansie in Europa en kondigde het begin aan van de christelijke herovering van de Balkan, die tot het begin van de twintigste eeuw zou duren. Eeuwenlang was ‘De slag van Wenen’ dan ook verplichte kost in de schoolcurricula van vrijwel elke Europese natie. Vandaag evenwel, moet je onder scholieren al op zoek gaan naar een nerd om iemand te strikken die van dit wapenfeit überhaupt op de hoogte is. De Ottomaanse invallen in Europa worden dan ook amper tot niet meer onderwezen op onze scholen.

Verplichte onwetendheid

Voor die opmerkelijke ommekeer bestaat een dubbele uitleg. Enerzijds zijn moderne historici staatkundige feitenkennis vanaf de jaren zeventig gaandeweg steeds minder relevant gaan vinden, wat zijn weerslag had in de opbouw van de leerplannen geschiedenis. Droge kennis van politieke sleutelmomenten, zoals oorlogen en vredesverdragen, moest bij de leerlingen worden vervangen door diepere inzichten in bredere socio-economische evoluties. Anderzijds komt het inprenten van het belang van de Slag om Wenen ongelegen in tijden waarin, vaak volgens diezelfde historici, de scholieren vooral moeten worden opgevoed tot weldenkende tolerante burgers. De samenleving is immers grondig veranderd sinds de Tweede Wereldoorlog. Ze is multicultureel geworden.

In die maatschappelijke context worden sommige historische feiten best niet al te veel benadrukt. Niet op televisie, niet in de filmindustrie, en al helemaal niet in het onderwijs. Andere feiten dan weer wel. Zo komt het dat men vandaag op Europese scholen liever lesgeeft over de bloei van de Arabische wetenschap onder de Abbasidische kalief Harun Al Rashid, dan over de veldslagen bij Poitiers, Lepanto of Wenen. De klemtoon in het geschiedenisonderwijs werd verlegd van de negatieve naar de positieve aspecten van de historische relatie tussen de christelijke en islamitische beschavingen. Een lovenswaardig proces, zou men denken, ware het niet dat men daarbij zover ging dat men voorbij ging aan de globale historische realiteit van die relatie.

Cultuurstrijd

Die is, of we dat nu leuk vinden of niet, minstens dubbel: ondanks de vreedzame en vruchtbare culturele en economische uitwisselingen die er effectief waren, werd de relatie op politiek vlak gedomineerd door een eeuwenlange gewapende strijd om hegemonie. Die realiteit is té ongemakkelijk voor sommigen en komt daardoor best niet te veel aan bod in ons onderwijs. Het zal u niet verbazen dat vooral progressief Europa geen been ziet in deze ‘pedagogisering’ van de geschiedenis, terwijl conservatief Europa zich daarover dan weer in toenemende mate druk maakt. Dramatiserende conservatieven plegen daarbij wel eens te verwijzen naar een beroemde quote van George Orwell: ‘The most efficiënt way to destroy people is to deny and obliterate their own understanding of history’.

Recent kwam dit ideeën-conflict tot uitbarsting op een wel heel iconische plaats: op de Kahlenberg in Wenen, waar het ontzettingsleger van Sobieski zich op de ochtend van 12 september 1683 klaar maakte voor de strijd. De Poolse regering vindt al jaren dat haar historische aandeel in die strijd, en meteen ook in het beschermen van de Europese christelijke beschaving in zijn geheel, ten onrechte miskend wordt door de rest van Europa. Vastbesloten om dit onrecht recht te zetten, bestelde de Poolse regering in 2013 een grandioos bronzen kunstwerk om het wapenfeit te herdenken, waarin de epische cavaleriecharge van Sobieski op dramatische wijze in beeld wordt gebracht. De stad Wenen ging in 2013 dankbaar en enthousiast akkoord met het ontwerp van kunstenaar Czeslaw Dzwigaj. Vandaag, op de verjaardag van de slag, zou het monumentale beeld feestelijk onthuld worden op de Kahlenberg, in aanwezigheid van alle noodzakelijke hoogwaardigheidsbekleders.

Roet in het eten

Zou, want het feestje ging niet door. Op 24 augustus 2018 deelde de stad Wenen droogweg mee dat het beeld er niet zou komen. Op amper drie weken van de geplande feestelijke onthulling. U kunt zich de ontzetting en woede hierover in Polen perfect voorstellen. Wat was er gebeurd? De laatste jaren was de Kahlenberg in de nacht van 11 op 12 september populair geworden als bedevaartsoord voor de Europese identitaire beweging, die er met fakkels en speeches kwamen herdenken dat dáár de islamitische invaller finaal tot staan werd gebracht. De sokkel van het nieuwe standbeeld, die al was afgewerkt, werd om die reden reeds meerdere malen gevandaliseerd door extreem-linkse activisten en beklad met het in die kringen populaire scheldwoord ‘nazi’. Het rood-groene stadsbestuur van Wenen wilde kennelijk vermijden dat het nieuwe kunstwerk zou uitgroeien tot een magneet voor de pan-Europese identitaire beweging.

En dus werd het geschrapt. Het stadsbestuur deelde in de plaats daarvan mee dat het een nieuwe ‘internationale’ wedstrijd zou uitschrijven (lees: geen Pools kunstenaar meer), voor een ‘herdenkingsplek’ (lees: geen beeld), ‘ergens in Wenen’ (lees: zeker niet op de Kahlenberg), die ‘meer zou aansluiten bij de toekomstgeoriënteerde Europese cultuur van herdenking’ (lees: die niet eenzijdig de roem van Sobieski en zijn soldaten zou bezingen, maar wel de gevallen soldaten uit beide kampen gelijkwaardig zou eren als slachtoffer). Dat het groen-linkse Weense stadsbestuur daarmee tegelijk de aanzienlijke Turkse gemeenschap in Wenen kon paaien, die voor de SPÖ electoraal niet onbelangrijk is, en het stadbestuur daarenboven ook nog eens de rechtse kanselier Sebastian Kurz een hak kon zetten, was alleen maar handig meegenomen.

De instrumentalisering van de geschiedenis

Wat leert deze moderne beeldenstorm ons nu? Dat dode geschiedenis soms springlevend kan zijn. Dat geschiedenis kan worden gerecupereerd ook, en soms zelfs gemanipuleerd voor hedendaagse politieke doeleinden. Zowel langs links als rechts, zowel vanuit progressieve als conservatieve hoek. Een niet ongevaarlijke evolutie is dat, waartegen de kritische burger zich evenwel kan wapenen met een diepere kennis van de geschiedenis.

De identitaire en ook de conservatieve bewegingen in Europa zijn de laatste jaren een bijna mythisch belang gaan toedichten aan de slag bij Wenen. Dat is deels terecht, want deze belangrijke gebeurtenis lijdt effectief aan een chronische onder-belangstelling in het onderwijs en de media, die te herleiden is tot de collectieve schroom bij veel progressieven om het te hebben over de minder leuke kanten aan de historische relatie tussen de islam en het christendom. Dat leidt in de praktijk tot een selectieve lezing van de geschiedenis, van verbloeming en zelfs van wegmoffelen. Ik onderschrijf die kritiek volledig.

Interne verdeeldheid

Maar als we eerlijk zijn, moeten we als historici erkennen dat de rechtse en identitaire bewegingen zich eveneens schuldig maken aan recuperatie van de geschiedenis. Want wat leert het dieperliggende verhaal van de slag om Wenen ons echt? Dat de Ottomaanse Turken in de 16de en 17de eeuw makkelijk Oostenrijk en Hongarije hadden kunnen overrompelen, en daarna oprukken naar Wenen, omdat de bevolking in die landen diep verdeeld was. Een aanzienlijk deel daarvan had een haat ontwikkeld tegen het eigen gezag die groter was dan de haat tegen de Ottomaanse invaller zelf.

De Habsburgse monarchie had de gewesten onder haar gezag gedurende de 16de en 17de eeuw immers op een maniakale wijze verzwakt, door daar op een niets ontziende manier religieuze zuiverheid na te streven. Protestanten moesten op de brandstapel, van Vlaanderen tot Hongarije. Makkelijk zat dan voor de Ottomanen die, even pragmatisch als meedogenloos als ze waren, na de verovering van Hongarije al snel een protestantse Hongaarse vazalstaat in het leven riepen. Een nieuw Hongaars koninkrijk, dat later loyaal aan Turkse zijde meevocht tijdens de slag om Wenen.

Franse kuiperij

Daarenboven was het niet alleen intern religieus fanatisme dat Europa in 1683 op de rand van de catastrofe had gebracht. Er was meer dan dat. Veel meer. Wat te zeggen bijvoorbeeld van het feit dat de Franse koning Lodewijk de Veertiende handig gebruik maakte van de Ottomaanse inval in Oostenrijk om de Habsburgse gewesten Lotharingen en Elzas te veroveren en in te lijven bij Frankrijk? Duitstalige gewesten, waarmee de kiem gelegd zou worden voor een bittere vete tussen Duitsers en Fransen die tot 1945 zou duren.

Sterker, de gelijktijdige Frans-Ottomaanse aanval op de gebieden van de Oostenrijkse Habsburgers was perfect met elkaar doorgesproken. Doorheen de hele 16de , 17de en 18de eeuw was de islamitische Sultan in Constantinopel immers de meest loyale bondgenoot geweest van de christelijke koning van Frankrijk, en vice versa. Een gezamenlijke vijand hebben bleek voor ‘le Roi Soleil’ een véél doorslaggevender argument op het diplomatieke schaakbord dan alle verheven noties over een gezamenlijke christelijke, laat staan Europese, identiteit.

Wie deze episode in de geschiedenis dan ook aangrijpt om te mijmeren over een ‘Gouden Tijd’, waarin christelijk Europa zich eendrachtig weerde tegen de dreiging van de islam, vergist zich dus schromelijk. Europa was toen even verdeeld als vandaag. Het was even verscheurd door een cultuurcrisis. Het was toen, net zoals vandaag, ‘chacun pour soi, et dieu pour tout le monde…’

Joren Vermeersch (1981) is jurist, historicus, auteur en adviseur ideologie voor N-VA. Bijdragen zijn steeds in eigen naam. Hij publiceerde '1349: Hoe de Zwarte Dood Vlaanderen en Europa veranderde', en met Theo Francken 'Continent zonder grens' en 'Migratie in 24 vragen en antwoorden'.

Commentaren en reacties