JavaScript is required for this website to work.
post

De tafelronde

De avonturen van onze reporter in Niger (3)

Guido Lauwaert30/12/2019Leestijd 4 minuten

Rolverdeling van Macbeth, voorafgegaan door impressies van de stad en een gebied langs de rivier waar mijn gastheer wil ontsnappen aan het zakenleven.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Mijn gastheer kijkt uit naar een plek buiten de stad, aan de oever van de rivier. Hij heeft tips gekregen en kort na het middaguur van 24 december, wanneer de tweede lezing van Macbeth achter de rug is… waarover later meer… voert zijn chauffeur ons naar wat Frits ziet als de ideale plek om te bekomen van de werkdrukte en de kakofonie van de stad.

Verwijten en verwensingen

Tot een halve eeuw geleden had je de klokken in Vlaanderen die opriepen tot het gebed, hier in Niger zijn er bandopnemers, of een iets meer hedendaagse versie ervan. Wie denkt dat een imam vijfmaal per dag zijn toren beklimt heeft het mis voor. Hij drukt gelijkvloers op een knop en boven in de minaret schalt zijn stem over de daken. Nauwelijks iemand die er van opkijkt.

Wat vooral opvalt is dat twee imams haast tegelijkertijd oproepen tot het gebed. Het zijn passages uit de koran, lofredes op de profeet en een gebed passend bij de tijd van het jaar. Ik versta er geen woord van maar het gevoel borrelt telkens bij me op dat beide heren elkaar verwijten en verwensingen naar het hoofd slingeren. Mijn gebrek aan kennis van het Islamitisch Gregoriaans is ongetwijfeld verantwoordelijk voor die mening.

Los daarvan, ik hou van bepaalde muziekgenres, maar niet van dat genre wat onlosmakelijk verbonden is met een religie. Op de muziek van Bach, Mozart, Beethoven en een handvol collega’s na. Hun muziek overstijgt al wat met goden en profeten te maken heeft.

Heksenketel

We zijn dus op weg naar de locatie die Frits voor ogen heeft als rustoord. Het is een eind buiten de stad, Niamey, als u nog bij de les bent. Het verkeer is een heksenketel. Auto’s, bussen, vrachtwagens, brommers, moto’s, fietsers, stootkarren… de ene al meer overladen dan de andere… Ezels en kamelen, lastdieren die complete inboedels op hun rug en flanken dragen… Er lijken zoveel auto’s en motorfietsen als burgers te zijn, pasgeborenen inbegrepen.

Ooit zijn er witte lijnen geschilderd, ooit… Omdat ze aan hun laars werden gelapt, worden ze niet onderhouden. De enige onbeschadigde wegen zijn de wegen van de luchthaven naar “Le Plateau”, het commercieel en administratief centrum. Verkeersagenten zijn er, jawel, maar enkel voor de schijn. Ze zwaaien met een matrak en blazen op een fluitje dat geen seconde uit hun mond gaat. Ze fluiten als mussen. Verkeerslichten… brandt geen lamp meer van.

Ondanks de chaos in de derde macht zijn er nauwelijks ongelukken. Wel heel wat blikschade. Geen auto of vrachtwagen zonder blutsen en builen. Koplampen zijn blauwe ogen… portieren sluiten niet meer… gekwetste schokdempers worden met touwen ergens aan opgehangen. Ze wiebelen als slingers. De uitlaatgassen plamuren je neusgaten dicht. En dat te midden van krotten, gebouwen die in de steigers staan… gebouwen die nooit meer uit de steigers geraken… ze horen de muren overeind te houden.

Elke winkel heeft een uitbreiding naar de straat toe… met standjes ervoor die de doorgang versmallen. Venters laveren tussen het verkeer door… proberen hun waar te slijten… krukken, toiletpapier, drinkbussen, sandalen, tupperware potten, trommels, keukenwaar, fruit en groenten en prullaria. En al wat leeft in de stad… dieren en mensen… onder een moordende zon gebakken of gebraden … vormt een lucht die sterker stinkt dan die van de ergste zweetvoeten. Niemand die er aanstoot aan neemt… het is wat het is… Een vreemde vrede dwaalt door de stad… zowel bij dag als bij nacht.

Au Jardin

Ondanks dat op hol geslagen verkeer geraken we heelhuids ter bestemming. De eigenaar van het stuk grond langs de rivier dat Frits op het oog heeft is reeds ter plekke. Een park is het allerminst. ’t Lijkt me eerder een woud van opgeschoten struiken, met kriskras er doorheen greppels, dan wat wij een volkstuin noemen. Nergens zijn er afrasteringen. Het is mij een raadsel hoe de eigenaar weet waar zijn gebied begint en eindigt. Frits en de man worden het snel eens.

Teruggekeerd in de stad is het koffietijd. Op naar Amandine. Na twee slokken moet ik naar het toilet hollen. ’t Is een laxeermiddel, de koffie, zo heb ik begrepen, eenmaal ik op de pot zat. ’t Schijnt dat je er immuun voor wordt, als je lang genoeg blijft. Op weg naar huis passeren we langs het plaatselijk Centre Culturel de France. Elke voormalige kolonie heeft er een cadeau gekregen van de Franse staat.

In het Centre Culturel zullen de voorstellingen van Macbeth plaatsvinden. Tien zijn er gepland. Niet enkel verre of nabije verwanten worden verwacht… ook les amis de nos amis de nos amis en leerlingen van andere scholen worden verwacht. De toegang is gratis en drank en snoep te koop in de foyer. Het is een nette locatie. Geen zwerfvuil en de toiletten blinken.

Tweede lezing

Alvorens al wat vooraf gaat ervaren werd, was er de Tweede Lezing. Lezingen gaan vooraf aan repetities. Men noemt die periode de tafelronde. Ze zijn er om een draai te vinden, inleving met de materie te bevorderen, te wennen aan elkaar binnen het concept. Alle acteurs waren aanwezig, allemaal van het mannelijk geslacht.

Een man, al was hij mooier dan Adonis, zag ik niet als de Lady. Als oplossing stelde ik voor dat een lerares die rol zou spelen. Na kort overleg met zijn naaste medewerkers werd het voorstel aanvaard. Op voorwaarde dat er geen al te intieme scènes opgezet werden. En dat ze haar hoofddoek mocht dragen. Zo niet, dan volgde geheid ambras.

Aangezien er tien kandidaten zijn om Macbeth te spelen, liet ik vallen, waarom dan niet elke dag iemand anders die rol gunnen? Aan kandidaten geen gebrek. Verbazing alom. Discussies onderling met veel gestiek en stemverheffing, net geen klereherrie. Aangezien ik echter voet bij stuk houd, werd ook dit voorstel aanvaard, zij het met gemengde gevoelens. Waarna het tijd was voor de eigenlijke lezing. Na afloop – iedereen was aan bod gekomen – had ik de ideale cast in mijn hoofd. Het werd muisstil in de refter. Gespannen wachtten allen af wat hun aandeel zou zijn.

‘Voor elke rol,’ zei ik, ‘zullen er twee spelers zijn. Een reserveploeg… bankzitters, bij wijze van spreken. Zij zullen na de pauze de rol van hun collega overnemen en de speler van het eerste deel wordt in het tweede deel bankzitter.’ Nauwelijks was ik uitgesproken of een rumoer van jewelste brak los. Ze gingen net niet op de vuist. Wat ze elkaar naar het hoofd slingerden verstond ik niet. Het enige wat ik uit het spektakel kon opmaken was dat het project in gevaar kwam.

Ik sprong op de tafel, stampte die haast aan stukken en dreigde de eerstvolgende vlucht richting Istambul te nemen als het niet meteen rustig werd. Het dreigement werkte als een pijnstiller. Waarna een derde lezing volgde, deze keer met de acteurs die een volwaardige rol kregen. Na de laatste scène werd het muisstil. ‘Zo, dat is het voor vandaag. Vanavond is het kerstavond. Morgen een vrije dag. Vanaf tweede kerstdag gaan we er volop tegenaan… beginnen de eigenlijke repetities. Nog vragen of opmerkingen?’

Iemand stak zijn hand op en maakte een cirkelend gebaar. ‘Wij hebben geen rol. Betekent dit dat wij niet mogen meespelen?’ Toch wel,’ antwoordde ik. ‘Jullie zijn figuranten en wees ervan verzekerd dat jullie niet opgemerkt zullen blijven. Een gegeven woord verbreek je in de politiek maar niet in de kunst.’ Algemeen gelach. Langzaam versnipperde de groep, tot alleen de directeur en mijn assistenten overbleven. Een kort nagesprek sloot de bijeenkomst af. Mijn chauffeur bracht mij weer naar mijn logeeradres.

Dit is deel 3 van een reeks verslagen uit Niger. Lees hier deel 1 | 2.

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties