JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

De val van Srebrenica (1)

Het voorspel

Henk Jurgens10/7/2015Leestijd 6 minuten

Nederland staat stil bij de val van Sebrenica, tijdens de Joegoslavische burgeroorlog, nu 20 jaar geleden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 11 juli 1995 werd de VN-enclave Srebrenica door het Bosnisch-Servische leger onder commando van generaal Ratko Mladić onder de voet gelopen. Srebrenica was een moslim enclave in het door Bosnische Serviërs beheerst gebied. Een safe haven waar de Bosnikken, de Bosnische moslims, voor de etnische zuiveringen tijdens de burgeroorlog in Bosnië-Herzegovina veilig waren. Hun veiligheid werd door de Verenigde Naties gegarandeerd. Dutchbat, de Nederlandse blauwhelmen, moest voor de bescherming van de enclave zorgen.

De Joegoslavische burgeroorlog

De burgeroorlog in Joegoslavië brak uit in 1991. Op 1 mei 1991 trokken vier Kroatische agenten ’s ochtends vroeg het Servische dorp Borovo Selo in Bosnië binnen. Volgens krantenberichten waren ze waarschijnlijk dronken of zaten onder de drugs. Ze probeerden de Joegoslavische vlag op het gemeentehuis te vervangen door de Kroatische. Het was al erg onrustig in het gebied en een aantal burgers had zich bewapend. Er brak een vuurgevecht uit en twee agenten werden door de dorpsbewoners gevangen genomen. Een dag later kwamen 150 Kroatische agenten naar het dorp om de twee te bevrijden. Ook de Bosnische Serviërs hadden inmiddels versterking gekregen en in het vuurgevecht werden twaalf agenten gedood. Volgens dorpsbewoners reden de Kroaten het dorp binnen en begonnen ze te schieten op alles wat bewoog. Ook een aantal dorpsbewoners kwamen om. Dit incident was de aanleiding voor het uitbreken van de burgeroorlog in Joegoslavië.

Ook elders in Joegoslavië ging men elkaar te lijf. In NRC-Handelsblad van 2 mei 1991 lezen we ‘bij nieuwe etnische incidenten in Kroatië is gisteren een dode gevallen. In het dorp Brasadin, dat wordt bevolkt door een meerderheid van Serviërs, werd een Serviër met een hooivork doodgestoken door een Kroatische inwoner van het dorp.’ En op 30 september 1991 verwoestten Bosnische Serviërs het stadje Ravno, dat voornamelijk door Bosnische Kroaten bewoond werd.

Eigenlijk was het niet zo verwonderlijk dat er een burgeroorlog in Joegoslavië uitbrak.

Joegoslavië werd opgericht na de Eerste Wereldoorlog. Het was een samenraapsel van nationaliteiten en culturen.  In Joegoslavië waren vele volkeren tot elkaar veroordeeld. De etnische, sociale en culturele verschillen tussen hen was groot. Er leefden Serven en Kroaten, en Albanezen, Macedoniërs, Hongaren, Roemenen, Bulgaren, Slovenen, Turken, Italianen, Duitsers, Grieken, Tsjechen, Slowaken, Ruthenen, Russen, Polen, joden en zigeuners, ieder met hun eigen religie en cultuur, ieder met hun eigen geschiedenis. Ze leefden door elkaar, in hun eigen dorpen en families. Zelfs tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten ze nog tegen elkaar, net als in de Tweede. Goede buren zijn ze nooit geweest. Tijdens de Tweede Wereldoorlog riepen de Kroaten de Onafhankelijke Staat Kroatië, de NDH, uit. De NDH was een fascistische vazalstaat van Hitler-Duitsland en Mussolini’s Italië. Het NDH ‘regeerde’ over het huidige Kroatië, over Bosnië-Herzegovina en over delen van Slovenië en Dalmatië. Servië was door de Duitsers bezet. Veel plezier beleefden de Duitsers daar niet aan. Het Servische partizanenleger onder leiding van Tito was daarvoor veel te sterk.

De NDH bestond van april 1941 tot september 1943. Tijdens etnische zuiveringen werden door de Kroaten in ieder geval 246.025 Serven vermoord. Volgens Servische schattingen gaat het zelfs om enige honderdduizenden meer. De Kroaten vinden dit aantal zwaar overdreven. Officieel houden ze het op 33.392.

 

Maarschalk Tito was in staat het land na de wereldoorlog bij elkaar te houden. Hij drukte elke vorm van nationalisme met harde hand de kop in. Na zijn dood in 1980 brokkelde de samenwerking tussen de vele nationaliteiten snel af.

Slovenië en Kroatië verklaarden zich op 25 juni 1991 onafhankelijk, en Macedonië in september 1991. Bosnië-Herzegovina volgde op 6 april 1992. In Bosnië-Herzegovina woonden Bosniakken, Serven en Kroaten door elkaar, elk met hun eigen geloof en hun eigen tradities. Ongeveer 50% van de bevolking waren Bosnikken, Bosnische moslims, 35% Bosnische Serven, Servisch Katholieken, en 15% Kroaten, die rooms-katholiek zijn.

De regering van de Joegoslavische deelrepubliek schreef op 1 maart een referendum uit met de vraag of de deelrepubliek onafhankelijk moest worden. De Bosnische Kroaten en de Bosniakken stemden in meerderheid voor onafhankelijkheid. De Bosnische Serviërs boycotten in grote aantallen het referendum. Ze waren tegen onafhankelijkheid.

Op 7 april 1992 riepen de Bosnische Serviërs de Republika Srpska uit. De Bosnische burgeroorlog was een feit. Dorpen en steden werden ‘etnisch gezuiverd’. Honderdduizenden mensen sloegen op de vlucht met achterlating van al hun bezittingen.

De burgeroorlog in Bosnië heeft naar schatting 100 à 150.000 mensen het leven gekost.

Binnen korte tijd veroverde het Bosnisch-Servische leger ongeveer 70% van het land. Vrijwel direct pleegden ze massamoorden en ethnische zuiveringen. Er werden concentratiekampen opgericht, waarvan Omarska de beruchtste werd. Omarska is een mijnstadje waar van 25 mei tot 22 augustus 1992 een concentratiekamp heeft bestaan. Tussen de 4 en 5.000 mensen zijn er vermoord. Op 5 augustus bereikten westerse journalisten het kamp. Hun reportages, foto’s en films werden wereldwijd uitgezonden. De schok was groot.

De Veiligheidsraad van de VN had al een paar maanden eerder op 21 februari 1992 de United Nations Protection Force, de UNPROFOR, opgericht om verdere escalatie van de Joegoslavische burgeroorlog te voorkomen en om de voorwaarden voor vredesonderhandelingen te scheppen. Nu bleek de noodzaak de burgerbevolking te beschermen. Veilige gebieden, safe havens, werden ingesteld. Srebreniza en Tuzla, moslim enclaves in door de Bosnisch Serven beheerst gebied, waren safe havens. Canada leverde zonder veel enthousiasme de eerst blauwhelmen om namens de VN de enclaves te beschermen. Zo gauw het kon wilden ze hun mandaat overdragen aan een ander land. Het werd Nederland.

 

Dutchbat

In het voorjaar van 1993 nam de Tweede Kamer het initiatief om een luchtmobiele brigade naar Tuzla en Srebrenica te sturen. De parlementariërs hadden een eervolle vredestaak voor ogen. Woordvoerders van alle partijen drongen aan op het sturen van Dutchbat, Nederlandse blauwhelmen. Toen de vrede in Bosnië uitbleef bleef de Kamer aandringen op het uitzenden van blauwhelmen. Op 22 mei werd Kamerbreed een motie aangenomen die de regering verzocht een bataljon naar Bosnië te sturen om de Canadezen af te lossen. Feitelijk besliste de Tweede Kamer over het uitzenden van Nederlandse militairen zonder dat ze over de daarvoor noodzakelijke informatie beschikte. Pas vlak voor de uitzending van Dutchbat in december 1993, werd duidelijk onder welke omstandigheden de enclave beschermd moest worden. De Canadezen wilden niet voor niets het mandaat overdragen. Geen Kamerlid durfde toen nog hardop te zeggen dat het om een wel erg risicovolle opdracht ging waaraan internationaal geen enkele eer te behalen viel. De bevelhebber der landstrijdkrachten luitenant-generaal Couzy liet weten dat de missie niet uitgevoerd kon worden omdat Dutchbat veel te licht bewapend was. Een veto sprak hij echter niet uit. Toch had de VN al op 4 juli, resolutie 836, besloten dat de veiligheid van de safe havens zo nodig met geweld moest worden afgedwongen.

Nec Temere Nec Timide, Roekeloos noch Bevreesd, is de wapenspreuk van de Nederlandse luchtmobiele brigade.

Toen de Nederlandse blauwhelmen in Srebreniza aankwamen was de enclave al omsingeld door Bosnisch-Servische troepen voorzien van zware wapens gelegerd op strategische posities langs het dal waarin de steden Srebrenica en Potocari liggen. Er waren al zo’n 30 tot 40.000 moslims die hun toevlucht tot de enclave hadden gezocht. Vierhonderd Nederlandse VN-militairen moesten hen beschermen. Aan de rand van de enclave werden observatieposten ingericht.

In 1995 verergerde de situatie snel. Eind januari werden ongeveer 100 Dutchbatters door moslimstrijders vastgehouden. Ze hadden de blauwhelmen verboden de zogenaamde Bandera-driehoek dat door de Bosnikse milities bezet was te betreden. Het ene incident volgde het andere op. Op 18 februari gaf het Bosnisch-Servische leger geen toestemming meer om brandstof naar de enclave te vervoeren en in maart werd elke bevoorrading geblokkeerd. In mei stelde Dutchbat commandant overste Karremans vast dat Dutchbat niet meer operationeel was en waarschuwde de Nederlandse regering dat hij de observatieposten zou moeten ontruimen als gevolg van de bevoorradingsblokkade. Nederlandse militairen zaten dan zonder dekking in het dal terwijl op de heuveltoppen Bosnisch-Servische kanonnen en tanks op hen gericht waren.

Op 25 en 26 mei werden luchtaanvallen uitgevoerd op Bosnisch-Servische posities. Generaal Mladić, hun commandant, liet hierop 340 VN-militairen, voornamelijk Franse en Britse blauwhelmen, gijzelen. Twee dagen later besloten de Franse president Chirac en de Britse premier Major dat de Bosnisch-Servische stellingen niet meer gebombardeerd zouden worden. Nederland wist van niets.

Al op 8 juni had tijdens een Bilderbergconferentie, waar de politieke wereldtop elkaar informeel ontmoet, Holbrooke, de onderminister van Buitenlandse Zaken voor de Balkan in de regering van president Clinton, de Nederlandse koningin Beatrix gewaarschuwd voor de val van Srebrenica. ‘I said to her: Your Majesty I wanna talk to you about a very serious issue. Your troops are sitting in the valley in Srebrenica. The hills are surrounded by Serbs, the situation could not be more dangerous. I sketched out for her on a piece of paper what it looked like. I said: I am intensely worried, you don’t have enough men there to defend themselves or the people around them,  but you have enough to be very vulnerable, and I am more worried about it then any other place in Europe,’ liet hij op 23 januari 2003 in het Nederlandse televisieprogramma Nova weten.

Een paar dagen voor deze Bilderbergconferentie was de eerste Nederlandse observatiepost al door Mladić en zijn manschappen ingenomen.

In juli ging het snel. In de nacht van 5 op 6 juli werd Srebrenica beschoten en braken er gevechten uit tussen de moslims en de Serven. De Bosnisch-Servische tropen naderden Srebrenica en Karremans sloeg alarm. Hij vroeg viermaal tevergeefs om luchtsteun, op 6 en 8 juli en op 11 juli twee keer. De enclave werd onder de voet gelopen. Op 13 juli werden de mannen van de vrouwen en kinderen in Srebrenica door Mladić en zijn manschappen gescheiden. Ruim 8.000 moslimmannen werden door de Bosnische Serviërs afgeslacht. Het Joegoslavië tribunaal en het Internationale Gerechtshof in Den Haag noemden het al jaren geleden genocide. Inmiddels ligt er ook in de Veiligheidsraad een Britse motie voor waarin de moordpartij tot volkerenmoord wordt bestempeld.

 

Foto: rouwende moslimvrouwen op de begraafplaats van het Bosnische Potocari, bij Srebrenica. (c) Reporters

De Nederlandse publicist Henk Jurgens (1942) is politicoloog (UvA). Hij schrijft regelmatig in Doorbraak over Nederland en de Nederlandse politiek.

Commentaren en reacties