JavaScript is required for this website to work.
post

De valse Rembrandt van de Belgische Staat

Minister viel voor oudste verkoperstruc

Lode Goukens18/4/2021Leestijd 4 minuten
De valse Rembrandt die een echte Leveck bleek.

De valse Rembrandt die een echte Leveck bleek.

foto © KMSKB: Jacobus Leveck, Portret van de moeder van de schilder?, ca. 1664

In 1886 kocht de Belgische Staat een valse Rembrandt voor een monsterbedrag. In Bordeaux veilden ze een kopie van die vervalsing.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 16 april veilde Emmanuel Layan & Associés in Bordeaux een antieke kopie van een berucht schilderij. Op de lijst hangt een plaatje gemaakt door de kopiist, Louis Bregoli: ‘Rembrandt van Ryn Portrait de vieille femme’. Die titel laat toe de kopie te dateren tussen 1886 en 1907. Het origineel was immers een valse Rembrandt die de Belgische minister Alphonse de Moreau aankocht voor de Koninklijke Musea te Brussel.

Belgische regering zoekt Vlaamse en Hollandse meesters

Deze cause célèbre van fraude met vervalste kunst in musea is ondertussen vergeten. Zelfs googlen zal niks opleveren. De Belgische Staat was echter een gewillig slachtoffer van dit bedrog. De Koninklijke Musea van België bezaten in 1886 nog geen echt belangrijk werk van de Nederlandse schilder Rembrandt Harmensz. van Rijn. Rembrandt gold naast Rubens, Titiaan, Dürer of Rafaël als één van de allergrootste schilders aller tijden. Van Eyck zou pas na 1912 echt een grote naam worden. Bruegel zelfs nog later. De belangrijkste delen van het Lam Gods bevonden zich trouwens in Berlijn nadat de Gentenaren ze verkocht hadden aan de Pruisen.

De datum is belangrijk. In 1885 opende het nieuwe Rijksmuseum in Amsterdam. In Antwerpen was het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten al jaren een enorme bouwwerf (niks nieuws dus) die voor 85.000 frank van Antwerpse kunstliefhebbers een Frans Hals bijkocht. De al extreem rijke collectie in Antwerpen bestond uit de verzameling van het Antwerpse Sint-Lucasgilde en de Academie voor Schone Kunsten opgericht door David Teniers en het legaat Van Ertborn (een oud-burgemeester van Antwerpen tijdens het Nederlands bewind die na de onafhankelijkheid uitgeweken was naar Nederland).

Brussel hinkte dus achterop. De Gemäldegalerie te Berlijn had de grootste collectie schilderijen van zowel Rubens als van Rembrandt. Zo veel dat ze in 1886 een groot deel ‘tweederangswerken’ afstootten. Met het Louvre in Parijs en de National Gallery in Londen viel omwille van de koninklijke en keizerlijke kunstschatten al helemaal niet te concurreren. De Belgische regering zocht dus werken van Vlaamse en Hollandse meesters en in het bijzonder van Rembrandt.

De oudste verkoopstruuk ter wereld

Een schimmige Franse kunsthandelaar Stéphane Bourgeois van Maison Bourgeois Frères bood op 24 februari 1886 per brief gericht aan de aankoopcommissie van de Musées Royaux een Rembrandt aan voor 125 000 frank (omgerekend tussen de 1,5 en de 3 miljoen euro). 28 februari ontving de minister het advies af te dingen tot 100 000 frank. De minister kocht voor de Belgische Staat de Rembrandt.

Het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage meldde op 9 maart: ‘In het Koninklijk Museum te Brussel is thans geplaatst het portret, van welks ik u mededeeling heb gedaan: de beeltenis van een oude vrouw met een breeden wit halsdoek, die scherp afsteekt bij haar zwarte kleeding. Haar handen, die uit witte manchetten steken, heeft ze kruislings over elkander gelegd. Als ik u zeg, dat het doek de handteekening draagt van Rembrandt, met het jaartal 1654, dan begrijpt gij, dat het een prachtig stuk is. […] De oude vrouw is verre van mooi; maar men vergeet alles voor het betooverende van het coloriet, dat al het licht doet vallen op het gelaat, hoewel het witte van den halsdoek ook ten volle uitkomt. Dit stuk is uit een Engelsche collectie afkomstig.’

Verder wist deze krant te melden dat de Belgische Staat het enkel kon kopen omdat Alphonse De Rothschild het weigerde aangezien hij geen portretten van oude vrouwen kocht. De oudste verkoopstruuk ter wereld. De verslaggever sloot af met de anekdote dat hij een mannetje zijn hoed zal afnemen voor het portret en dacht met een ware liefhebber van Rembrandt te maken te hebben. De man antwoordde desgevraagd dat hij zijn hoed afnam voor ‘de honderdduizend francs, die in het schilderij steken’.

Eindelijk een ‘Rembrandt’

De Nederlandse krant Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant meldde op 9 maart dat de Belgische regering een ‘Rembrandt — het portret van eene oude vrouw, met de armen kruislings, voor 100,000 francs gekocht van den heer Bourgeois’ verwierf. Andere Nederlandse kranten meldden ook vandalisme in de Musées Royaux waarbij een ‘individu’ zich ‘geamuseerd’ had door met een nagel in een kopie van een Van Eyck te krassen. Het Bataviaasch handelsblad van 16 april 1886 meldde ‘Het ziet er voortreffelijk uit’. Ook in La Fédération Artistique van 13 maart 1886 zong kunstcriticus Louis Cardon nog de lof van de aankoop.

Brussel had eindelijk zijn Rembrandt. Postkaarten met foto’s van de oude vrouw uit 1654 vonden gretig aftrek bij toeristen. Al spoedig volgden opmerkingen van kunstkenners dat het schilderij ondanks de signatuur ‘Rembrandt 1654’ en opschrift ‘Aetatis 55’ geen echte late Rembrandt leek. Jarenlang negeerde het museum die kritiek. Op 18 december 1907 hekelde de krant Le Ralliement dat het portret van ‘de lelijke vrouw’ nog steeds het bordje met de naam Rembrandt droeg. De krant beweerde dat exact hetzelfde schilderij in Den Haag hing bij een mevrouw en daar de signatuur ‘Abraham Van Dijck 1654’ droeg.

Die Abraham was uiteraard een ‘peintre mineur’. Die bewering kwam van de bekende Nederlandse Rembrandt-kenner en werknemer van het Rijksmuseum Abraham Bredius (dezelfde die de vervalsing door Han Van Meegeren voor een Johannes Vermeer aanzag). Volgens de krant probeerde kunsthandelaar Bourgeois daarom dat portret kost wat kost te kopen om het te laten verdwijnen. Op 20 december deed de krant Les Nouvelles nog een schep bovenop de jarenlange controverse door de toeschrijving aan Abraham Van Dijck onzin te verklaren en het schilderij niettemin een topwerk te noemen. De krant l’Aurore van 21 december schreef dat toeschrijven gemakkelijk is. De kunstenaar kan toch niet protesteren.

Van hoogtepunt tot voetnoot

Na aanhoudende kritiek van vooral Bredius besloten enkele professoren kunstgeschiedenis over te gaan tot wetenschappelijk onderzoek. Grosso modo macrofotografie. Op 11 april 1916 schreef de kunsthistoricus Hippolyte Fierens-Gevaert een brief met de bevindingen van deze commissie met ook professor Georges Hulin de Loo van de Rijksuniversiteit Gent en de directeur-generaal Schone Kunsten. Onder een valse signatuur van Rembrandt ging een restant van een signatuur schuil: ‘J. Leveck’. Jacobus Leveck was een late leerling van Rembrandt. Ondertussen is bekend dat de oude vrouw wellicht de moeder van de kunstschilder was.

Het schilderij behoort tot de kwalitatiefste zeventiende-eeuwse portretten in het KMSKB. Helaas het was geen Rembrandt en dus haalt het tegenwoordig nog niet eens de catalogus meer. Het degradeerde van hoogtepunt in de Hollandse zaal tot obscure voetnoot. De kopiist Louis Bregoli, die de aangeboden kopie schilderde, behoorde trouwens ook tot de beste in zijn vak. De waardering was amper 500 tot 800 euro en de verkoop leverde maar 300 euro op.

Lode Goukens is master in de journalistiek. Zijn masterproef behandelde de journalistieke cartografie. Voordien was hij jaren beroepsjournalist en schrijver. Begonnen als officieel IBM multimedia developer in 1992 en één van de eerste professionele ontwikkelaars van DVD’s (dvd-authoring) schreef hij ook het eerste Belgische boek over het Internet in 1994. Hij behaalde ook al een master in de kunstwetenschappen en archeologie en een master filmstudies en visuele cultuur. Momenteel is hij bezig aan een master geschiedenis en een doctoraat.

Commentaren en reacties