JavaScript is required for this website to work.
post

De verwantschap tussen mensen en aap

Veertien schetsen vertrekkend vanuit de zoo

Guido Lauwaert6/4/2021Leestijd 4 minuten

foto © Pixabay.com

Zelfs een waardeloos stukje in een krant kan leiden tot een huppelend artikel.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Eerste schets

Op vrijdag 2 april stond in de krant De Tijd een tussendoortje. Grote foto met een flink bijschrift. Het is een trend geworden in onze dag- en weekbladen, sinds Michiel Hendryckx het genre als het ware uitvond. Wekelijks verschijnt een foto van hem met bijpassend verhaal in het magazine De Standaard Weekblad, gratis bijlage van De Standaard. Om de paar jaar wordt een ruime selectie uitgegeven in boekvorm en haalt herdruk op herdruk. Zijn nabootsers halen er niet eens één. De epigonen raken geen duizend sterrenstelsels in de buurt van zijn talent. Al te vaak ontbreekt de magie tussen foto en bijschrift.

Tweede schets

Op de foto in De Tijd kijkt een chimpansee vanuit zijn verblijf, de zoo ten oosten van Praag, dankzij een gigantisch scherm naar een chimpansee in de zoo van Brno, 150 km verderop. In Brno kijkt de chimpansee naar de chimpansee ten oosten van Praag. Volgens de apenverzorgster keken ze aanvankelijk schichtig naar elkaar. Maar alles went, ook bij apen. Binnen de kortste keren vertoonden ze menselijk gedrag, zoals het kauwen op noten onder het tv-kijken. Of ze net als mensen een blikje opentrekken bij reclameblokken, daar zei de apenverzorgster niets over. Ook niet of ze zich ergeren als de aap aan de andere kant van de virtuele lijn in zijn neus peutert, of aan zijn kont krabt.

Derde schets

De krantenpagina omdraaiend dacht ik aan de datingprogramma’s van de reclamezenders. Al zappend kom ik ze wel eens tegen. Eén keer twee minuten kijken en je weet dat die programma’s gemaakt worden voor mensen die het gedrag vertonen van de chimpansees in de dierentuinen ten oosten van Praag en van Brno. Dat de chimpansees van de Antwerpse en de Amsterdamse zoo eenzelfde gedrag zullen vertonen als ook zij via livestreaming elkaar leren kennen, ik twijfel er geen moment aan.

Vierde schets

Je ziet op tv nog zelden een programma waar je naar uitkijkt, en dat je uitkijkt, als je er een vindt. Al even zelden weet je een week later nog wat je gezien hebt. Weinig tot niks blijft plakken in het geheugen. Dit in tegenstelling tot wat in de jaren zestig gebeurde in de literaire wereld, in het bijzonder die van Amsterdam. Het rumoerigste fenomeen was Gerard Reve. Zowel groot vermaak als zware ergernis verwekte hij met gewaagde uitspraken in interviews bij de schrijvende pers. De bekendste luidde: ‘Als God zich opnieuw in Levende Stof gevangen geeft, zal hij als Ezel terugkeren, hoogstens in staat een paar lettergrepen te formuleren, miskend en verguisd en geranseld, maar ik zal hem begrijpen en meteen met Hem naar bed gaan, maar ik doe zwachtels om Zijn hoefjes, dat ik niet te veel schrammen krijg als hij Spartelt bij het klaarkomen.’

Vijfde schets

Hoewel Reve vaak verweten werd een asociaal man te zijn, brachten zijn uitspraken geen schade toe aan de verkoop van zijn boeken in de Randstad, het gebied in Nederland dat een mix was van communisme, socialisme en anarchisme. Integendeel. Door het rumoer rond zijn uitspraken werd hij een van de drie best verkopende Nederlandse auteurs. Tot eind van de 20ste eeuw. De andere twee waren Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans. Met beide collega’s had hij regelmatig bonje. Onder meer na zijn uitspraak ‘Mulisch is vulisch!’ – Harry kon er niet mee lachen, zijn gigantische ijdelheid versperde die mogelijkheid. Een grap over zijn gedrag beschouwde hij als een belediging.

Zesde schets

Een andere gewaagde uitspraak van Reve herinner ik mij nog zeer goed. Ze verscheen als promotie voor het boek uit 1967 met de opmerkelijke titel Veertien etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeiders verklaard door Gerard Kornelis van het Reve.  De uitspraak kwam erop meer dat het voor ieders welzijn goed zou zijn als arbeiders alleen op bepaalde uren op straat zouden mogen komen. Vooral de geletterden zouden er baat bij hebben. Ze werden dan niet voor de voeten gelopen door mensen met een beperkte geestelijke ontwikkeling.

Zevende schets

Wat hadden arbeiders trouwens na zes uur ’s avonds te zoeken op straat? Voor hen was er, volgens Reve, de televisie gekomen met haar zangwedstrijden en spelletjesprogramma’s. Zes avonden op zeven in uw kot blijven. De zondagavond, was voorbehouden aan de cultivé’s.

Achtste schets

Dat klopte. De intelligentsia kreeg de zevende avond ook televisie, van het betere soort. Gemaakt door een zuil die de laatste jaren zowat al zijn pluimen verloren heeft. De VPRO. De Vereniging Protestantse Radio Omroep. Men bleef er voor thuis. De kinderen werden in bed gegooid met een zoet slaapmiddel. De hond aan de kant, maar niets te vrezen van de kat, die doet toch geen ander wat.

Negende schets

Qua opmerkelijke uitspraken wint Nederland het van Vlaanderen. Niet dat de modale Nederlander beter Nederlands spreekt dan de Vlaming. Hij is mondiger. Zij het met een beperkter aantal woorden. Het gemiddeld aantal woorden dat de Nederlander van pakweg 30 jaar in de mond heeft is 1.500. De Vlaming heeft er veel meer. Dat werkt soms in zijn nadeel. Met zijn rijke woordenschat wordt hij vaak niet begrepen door de Nederlander.

Tiende schets

Een Vlaamse auteur die zich al te Vlaams uitdrukt, zal moeilijker een uitgever vinden dan wie zijn taal verhollandst. Dat ondervond al Willem Elsschot. Typisch Vlaamse woorden werden door zijn eerste eindredacteur, mejuffrouw Anna-Christina van der Tak, op beschaafde maar strenge wijze, vervangen door Hollandse.

Elfde schets

De roman De kapellekensbaan van Louis Paul Boon heeft twee jaar op de plank gelegen eer de Amsterdamse uitgeverij Arbeiderspers hem wou publiceren. Hij was te Vlaams en daarom onbegrijpelijk voor de lezer van deze van oorsprong socialistische publicist.

Twaalfde schets

Telkens als ik Drs. P [Heinz Polzer] van het Sint-Pietersstation ging afhalen voor een optreden, zei hij: ‘Koetsier, naar mijn hotel!’ Later op de dag vroeg hij me wat Vlaamse woorden te declameren. Ik wist wat komen zou en had me voorbereid. Door kort voor zijn aankomst een uurtje te bladeren in het helaas ter ziele gegane naslagwerk Nijhoffs Zuid-Nederlands Woordenboek. Dat het boek bestond is al een teken dat de Nederlander de Vlaming met zijn rijke Bourgondische woordenschat niet verstond. Enkele voorbeelden waar Drs. P lyrisch van werd: kween [oude vrijster], gardevil [politieagent], touteren [schommelen], pachterij [grote boerderij].

Dertiende schets

‘Iedereen heeft recht op één afwijking,’ zei Hugo Claus me ooit. Mijn afwijking is dat ik de hoofdweg van mijn betoog ken, maar voortdurend verdwaal op zijwegen en de grootste moeite heb om de boulevard weer te vinden. Een kwart eeuw heb ik daar last van gehad, tot ik begreep dat een kunstenaar die wet en orde volgt een saai leven leidt en niet tot nooit verrast. De aandachtige lezer wil natuurlijk weten of Claus me bekende wat zijn afwijking was. Ja, hij heeft dat bekend. Hij begon er niet over, ik vroeg hem ernaar. ‘Mijn afwijking is,’ zei Claus, ‘dat ik er geen heb.’

Veertiende schets

Dit zondagswerk bevestigt voor de zoveelste maal mijn afwijking. Maar ook dat een krantenstukje ter waarde van een halve euro, in de overigens voortreffelijke krant De Tijd, kan leiden tot een huppelend stukje. Wat aantoont dat in het waardeloze altijd wat nuttigs zit. Het komt er maar op aan het te vinden.p

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties