JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Nederlands, een nutteloze taal

IJveren voor het belang van het Nederlands, in de voetsporen van Jozef Viskens

Nick Peeters5/3/2020Leestijd 4 minuten

foto © Reporters

VOS Vlaamse Vredesvereniging is bezorgd over toekomst van het Nederlands in het onderwijs. De standpunten van Jozef Viskens blijven actueel.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Noem mij a.u.b. één beschaafd land ter wereld waar het onderwijs tot zulk potsierlijke poespas wordt verlaagd! En een dergelijke toestand, die nergens de tijdspanne van een etmaal zou geduld worden, blijft hier voortwoekeren en sloopt onverbiddelijk onze Vlaamsche volkskracht!’ Aan het woord is dhr. Jozef Viskens (1881-1929) in zijn in 1924 gepubliceerde brochure  getiteld Het Nederlandsch in de Officieele Scholen voor Middelbaar Onderwijs.

Tegen de dominantie van het Frans

Viskens, Vlaamse oud-strijder van 1914-1918 en bestuurder van de staatsmiddelbare school van Gent, schreef als overtuigd flamingant en onderwijsdeskundige in zijn werk hoofdzakelijk over de gebrekkige behandeling van de ‘tweetaligheid’ in het middelbaar onderwijs. Zelf maakte hij van in het begin duidelijk dat deze kwestie ‘niet een afgesloten, zelfstandig geheel uitmaakt, maar ten innigste verband houdt met de taaltoestanden in het lager en hoger officieel onderwijs beide.’ In zijn tijd bestreed Viskens de dominantie van het Frans in alle lagen van ons onderwijs.

Het Verbond VOS Vlaamse Vredesvereniging laat zich graag door de intellectuele nalatenschap van de oud-strijder inspireren om aan de hand van een aantal bijdragen de strijd aan te binden tegen de vandaag toenemende verengelsing in onze hogescholen en universiteiten.

Weinig weerklank bij onze volksvertegenwoordigers

Het belang van de Engelse taal in ons hoger onderwijs zet zich in 2020 immers haast onverstoord verder. Zelfs de door academici als politicoloog Bart Maddens (KU Leuven) en historici als Bruno De Wever, Gita Deneckere en Antoon Vrints (UGent) geuite bezorgdheden hieromtrent vinden weinig weerklank bij onze volksvertegenwoordigers. In januari van dit jaar schreef de eerstgenoemde professor nog in Doorbraak over nieuwe negatieve ontwikkelingen: ‘De Vlaamse regering heeft een voorontwerp van decreet goedgekeurd dat de deur wijd openzet voor een verregaande verengelsing van de bacheloropleidingen in het hoger onderwijs. […] Dat de regering wordt geleid door een Vlaams-nationalist (en wat voor een) én dat een Vlaams-nationalist bevoegd is voor onderwijs maakt het wel heel pijnlijk. Hoe is het mogelijk dat men dat heeft laten passeren in de Vlaamse regering?’

Laten we hopen dat Maddens’ rake analyse van het beleid en deze bijdrage de huidige minister stimuleren een andere koers te varen en de zorg voor onze moedertaal voorop te stellen. Ondertussen ondertekenden ook een aantal verenigingen, die eigen zijn aan de hedendaagse Vlaamse beweging, het opiniestuk ‘Méér of juist minder Engels in het hoger onderwijs?’ Daarin kaartten ook zij hun bekommernis aan over de toestand van het Nederlands als academische taal.

Schadelijke wetsontduikingen

De indruk dat de hedendaagse Vlaamse beweging vandaag blijkbaar weinig vertrouwen kan hebben in de partijpolitieke beschermers van het Nederlands als academische taal wordt met de dag sterker. Wat heeft ons volk aan een — op dit moment al niet bijzonder strikte — taalwetgeving, wanneer onze overheid er niet naar handelt en bepaalde politieke partijen deze zelfs proberen uit te hollen? Een kleine honderd jaar geleden schreef Jozef Viskens al, dat een dergelijk halfslachtig politiek regime onmiddellijk de objectieve mens, die onder normale onderwijsomstandigheden leeft, bevreemdend moest aandoen.

Laat staan dat de werkelijkheid niet eens aan de theoretische, wettelijke bepalingen beantwoordt. De man waarschuwde in zijn tijd al voor de manke wijze waarop de wetten in het onderwijs werden nageleefd en ‘de wetsontduikingen […] die te Gent een alles behalve gunstige atmosfeer voor het Vlaamsch scheppen, ten einde de huidige inrichting tot een ongedane zaak te maken …’

Spookopleidingen in het Nederlands

Honderd jaar later kennen we nog steeds een gelijkaardige mentaliteit. In 2010 werd beslist, dat op masterniveau een opleiding volledig in een andere taal kon worden georganiseerd op voorwaarde dat dezelfde opleiding aan een andere Vlaamse universiteit overwegend in het Nederlands werd gedoceerd. Al snel bleken de universiteiten de wet op creatieve wijze te omzeilen, onder meer door spookopleidingen in het Nederlands aan te bieden. Onder het mom het internationale prestige van ons hoger onderwijs te willen garanderen, proberen de academische bestuurders van hogescholen en universiteiten de taalwetgeving nog verregaander te versoepelen.

De bescherming van onze moedertaal betekent in hun ogen een belemmering van de creatie van anderstalige (= Engelstalige) opleidingen en aldus een obstakel voor buitenlandse studenten om aan Vlaamse universiteiten te komen studeren. Helaas blijkt de zorg voor onze moedertaal dus ook vandaag voor sommigen van ondergeschikt belang ten aanzien van het binnenrijven van financiële winsten en aanzien in de vorm van hoge scores in klassementen van hogescholen en universiteiten over de hele wereld, die steeds groeiende aantallen buitenlandse studenten met zich meebrengen.

Het debat verlaagd tot een geknoei

Het valt bijzonder te betreuren hoe politieke driften en politieke enghartigheid het debat hebben verlaagd tot een geknoei en van onze universiteiten hoe langer hoe meer centra van Nederlands-Engelse tweetaligheid maken. Viskens hoopte in zijn tijd al, dat buitenstaanders en kringen die met schoolmethodes niets te maken hadden, de deur werden gewezen: ‘Zij wezen hoffelijk herinnerd aan het simpel Vl. Spreekwoord: “Schoenmaker, blijf bij uwe leest”. Het onderwijs in het algemeen en de zedelijke figuur van onderwijzers en leeraars kunnen hier slechts bij winnen.’

Viskens vroeg zich terecht af, waarop deze hervormers steunden om een anti-Nederlandse politiek na te streven. Zijn nog steeds actuele oordeel: ‘utilitarisme en ijdelheid’. Het utilitarisme staat vandaag voor de overtuiging dat het Nederlands zijn nut verloren heeft en ingeruild kan worden voor het Engels en extra financiële middelen. De sleutel tot een succesvolle bescherming van onze taal was en is een degelijke schriftelijke en verbale voorlichting aan onze studenten, naast onverdroten persoonlijke optredens van academici en studentenvertegenwoordigers.

Ongezonde gedachtegang

Viskens verwees hiervoor naar ‘den stoer, geformuleerden wil van den klaarzienden, bewustgeworden Vlaming’. De tweede factor van de ijdelheid is daarentegen doorheen de tijden moeilijker te overwinnen: ‘Mooi doen of mooi willen doen lijkt nu eenmaal toch zoo voornaam! Blijkt het niet verbijsterend klaar, dat naast nog wat anders, het franskiljonisme (vandaag het pro-Engelse kamp) de school der ijdelheid is?’
Het gevolg van deze ongezonde en al te competitieve gedachtegang is dat de verantwoordelijken amper stil lijken te staan bij de pedagogische, sociale en culturele risico’s ervan. Daarover meer in een komende bijdrage.

Commentaren en reacties